Eos Blogs

Kent het algoritme jou beter dan jijzelf?

Een algoritme dat je diagnose stelt, nog voor je zelf iets in de gaten hebt? Op TikTok is het dagelijkse kost. Tussen de dansjes en kattenfilmpjes door, ontdekken jongeren steeds vaker verborgen kanten van hun identiteit.

'TikTok ontdekte per ongeluk dat ik ADHD heb. 23 jaar lang hadden anderen de signalen gemist.' Zo begint de getuigenis van journaliste Matilda Boseley in The Guardian in 2021. Jarenlang worstelde ze met concentratieproblemen, tijdsbesef en plotselinge uitputting. Ze noemde zichzelf slordig, ongemotiveerd, lui. Tot het algoritme op de "For You Page” van TikTok iets anders suggereerde. Niet met woorden, maar met een eindeloze stroom van video’s, zoals “Vijf tekenen van ADHD bij vrouwen”, “POV: koffie zetten met ADHD” en “The ADHD walk.”

Doomscrollen in de zetel werd plots een mindful moment: Boseley besefte dat ze de afgelopen weken voortdurend ADHD-gerelateerde content te zien had gekregen. Door telkens te blijven kijken, bleef het algoritme haar steeds meer gelijkaardige video’s voeden. TikTok hield haar een spiegel voor: ‘De app zag iets in in mij, nog voor ik het zelf zag.’ De trend is niet onomstreden: critici waarschuwen voor overdiagnose, misinformatie en het medicaliseren van normaal gedrag. Anderen vieren dan weer dat ervaringen die jarenlang werden genegeerd—zoals ADHD bij vrouwen—eindelijk in de kijker staan. Maar onder deze discussie sluimert een fundamentelere kwestie.

Duizenden TikTok-gebruikers delen hun dagdagelijkse ervaringen met ADHD: de goede en moeilijke kanten.

TikTok als spiegel

Het overkwam niet enkel Boseley. Sinds een paar jaar zien we op sociale media een ontploffing van persoonlijke getuigenissen over zelfdiagnose van ADHD, autisme, hoogsensitiviteit en depressie. Het gebeurt niet langer via Dr. Google, een krantenartikel of een handleiding zoals het DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), maar via korte, herkenbare video’s die toevallig opduiken in jouw feed. Deze trend noemen sociale wetenschappers ‘platformed diagnosis’. Het is geen bewuste zoektocht naar een label, maar een algoritmisch gestuurd pad van herkenning dat zich langzaam opdringt, tussen de pranks en receptenvideo’s door.

Het grote verschil met ‘klassieke zelfdiagnose’ is dat het initiatief hier niet bij jou ligt. Je typt geen symptomen in, je zoekt niet naar een verklaring voor een probleem. In plaats daarvan laat je je leiden door dat mysterieuze algoritme dat ‘weet’ wat jou boeit. Het algoritme observeert jou, telt jouw seconden kijktijd, registreert jouw likes en swipes, en stelt stilzwijgend een profiel samen dat jou soms beter blijkt te kennen dan je eigen huisarts.

Het algoritme kaatst de bal terug

Boseley beschrijft haar reactie op die eerste video’s als een soort fascinatie. Een gevoel van: ‘Hé, dit ben ik’. Geen rationele overweging, maar een onmiddellijke, lichamelijke herkenning. Pas later kwam het nadenken, het zoeken van woorden en het gesprek met een arts. Wat hier gebeurt, is geen manipulatie van buitenaf, maar een subtiele terugkaatsing van jouw onbewust scrolgedrag. Boseley bleef kijken, en het algoritme zag het. En dus bood het steeds meer van hetzelfde aan—net zolang tot ze begon te zien wat ze eerst alleen maar kon voelen:

‘Plots besefte ik: misschien ben ik niet gewoon slechter in 'een mens zijn' dan anderen. Misschien heb ik gewoon te weinig dopamine in mijn brein. Ik kan niet uitleggen hoe bevrijdend dat voelde.’

Deze overgang benoemen filosofen als een verschuiving van ‘pre-reflectief’ naar ‘reflectief’ zelfbewustzijn. In het begin voel je enkels iets vaags, wat zich uit in een lichamelijke respons of in het gedrag; Maar doordat het algoritme blijft aanreiken wat jij zonder het te beseffen interessant of herkenbaar vindt, ontstaat er frictie met je zelfbeeld. Die frictie zet aan tot nadenken. Het beeld van wie je dacht te zijn, wordt onderbroken. TikTok, zo zou je kunnen zeggen, verandert soms van tijdverdrijf in een soort spiegelpaleis: het algoritme herkent wat jij nog niet onder woorden kon brengen, vergroot het en maakt het zo beschikbaar voor zelfreflectie. De aandacht die je gaf aan bepaalde content, kaatst terug in veelvoud.

Wat het algoritme in ons oproept

Dat betekent niet dat we technologie blind moeten vertrouwen. De macht van algoritmes om gedrag te sturen is reëel, en vaak problematisch. Terecht klinkt er scepsis op TikTok en daarbuiten: een algoritme is geen arts, en een video van 30 seconden vervangt geen grondig gesprek met een professional. TikTok is geen therapeut. Maar daaruit volgt nog niet dat algoritmes ons kritisch zelfbewustzijn volledig ondermijnen. In sommige gevallen—zoals bij Boseley—kunnen ze net een proces op gang brengen van reflectie en zelfherkenning. Niet zelden blijkt zelfs dat een zelfdiagnose accurater is dan een klassieke klinische diagnose, omdat die vertrekt vanuit de geleefde ervaring in plaats van abstracte testresultaten en protocollen.

Zelfdiagnose verschuift zo van een individuele handeling naar een sociaal gebeuren. Op TikTok ontstaat er een mini-publiek van gebruikers die zich geraakt voelen door ADHD-content, erop reageren, het bevestigen of juist betwisten. Zonder dat ze het zoeken, worden mensen samengebracht in een kleinschalig ‘publiek debat’ over wat het betekent om ADHD te hebben—of te denken dat je dat hebt. In die context krijgt niet alleen de diagnose, maar ook het algoritme een nieuwe rol. Het wordt zélf onderwerp van gesprek.

Het is daarom te simpel om het algoritme af te schilderen als vriend óf vijand. Veel gebruikers intepreteren het algoritme eerder als een soort ‘kritische vriend’: een vertrouwde bron die je bevestiging kan geven in je vermoedens, maar die je tegelijk ook uitdaagt om jezelf vanuit een andere hoek te bekijken. Niet zomaar een spiegel, maar eentje die kantelt, schuurt en vragen oproept.

Zelfkennis begint niet bij jezelf

Het verhaal van Boseley, en van vele anderen, is geen toevallige of onschuldige gebeurtenis. Het laat zien dat we vandaag onze identiteit niet meer simpelweg ‘creëren’ of ‘zoeken’, maar dat we haar steeds vaker ontdekken in relatie met technologie, data, beelden en andere sociale mediagebruikers. Die ontdekking is geen passief proces. Mensen scrollen, klikken, delen reageren en laten zich raken. Ze verhouden zich tot wat ze zien. Identiteit ontstaat zo in een voortdurende wisselwerking tussen binnen- en buitenwereld, tussen gedrag en interpretatie. We voelen ons bekeken door het algoritme, maar we kijken ook terug.

Deze vaststelling botst met een hardnekkige culturele overtuiging: dat wie je bent ergens diep ‘vanbinnen’ zit, en dat die harde kern ten allen tijde beschermd moet worden van inmenging van buitenaf. Maar wat als er niet zoiets bestaat als een ‘ware zelf’ die we binnen onszelf moeten zoeken? Wat als we altijd al gevormd werden door de wereld om ons heen, de mensen die we ontmoeten, de plaatsen die we treffen—en het algoritme daar gewoon een nieuwe stem in is?

Wat de controverses rond zelfdiagnose op TikTok naar voren brengen, is de vraag wie of wat bepaalt welke identiteit jij kan en mag hebben. Is dat iets wat enkel een arts of expert kan beslissen? Of ligt dat helemaal in jouw handen? De waarheid ligt—zoals vaak—in het midden. Wie je bent, toont zich ook in hoe je leeft, reageert, kijkt, en blijft hangen bij bepaalde dingen. Soms zie je jezelf pas wanneer iemand—of iets—je een spiegel voorhoudt.

De vraag is dus niet of een algoritme je beter kent dan jezelf, maar waarom die vraag ons net zo diep raakt. Misschien begint daar zelfkennis.