Meisjes en wiskunde

12 april 2013 door NKL

De discussie over meisjes en wiskunde is ook in het wetenschappelijke onderzoek al lange tijd aan de gang.

De discussie over meisjes en wiskunde is ook in het wetenschappelijke onderzoek al lange tijd aan de gang. Dan verschijnt er een onderzoek waaruit blijkt dat meisjes écht slechter zijn in wiskunde, dan weer een onderzoek dat meisjes beter zijn in álle vakken op school. Het lijkt een gebed zonder eind. In maart en april van dit jaar was het helemaal erg: in drie weken tijd drie onderzoeken die dit onderwerp behandelden, allemaal met een andere invalshoek en resultaten. Wat zeggen deze artikelen en is er een definitieve conclusie uit te trekken?


Eind maart onderzocht een groep Amerikaanse psychologen of meisjes echt minder goed zijn in wiskunde dan jongens. Ze concludeerden dat dit niet het geval was; meiden konden precies hetzelfde als jongens. Het probleem was dat ze het niet deden. Omdat meisjes denken dat ze slechter zijn in technische vakken zoals wiskunde, zijn ze er ook slechter in. Een self-fullfilling prophecy die door een maatschappelijk beeld versterkt wordt.

Vooral in westerse landen is het cliche dat jongens technische beroepen zoals ingenieur of computerexpert worden, erg aanwezig. Maar volgens de onderzoekers is het juist dat cliche waardoor meisjes minder goed worden in allerlei bètavakken. Maar de meisjes waren net zo goed als de jongens bij de intelligentietests, ook degene die wiskundige intelligentie testen. Jongensspelletjes helpen voor ruimtelijk inzicht


Meisjes denken dat ze slechter zijn in technische vakken zoals wiskunde, daarom zijn ze er ook slechter in.

Begin april publiceerde een Australische groep een onderzoek, dat hierop aansluit. In dit onderzoek werd gekeken hoe het ruimtelijk inzicht van de twee geslachten is. Hun onderzoek liet zien dat de ‘mannelijkheid’ van een kind belangrijk is voor het ruimtelijk inzicht. Hoe mannelijker een kind zich gedraagt, hoe beter het ruimtelijk inzicht is. De onderzoekers denken dan ook dat ‘jongesspelletjes’ kunnen helpen om meiden meer inzicht te geven, waardoor ze wiskunde ook leuker en interessanter gaan vinden.


Opvallend was trouwens dat de verschillen tussen meisjes onderling groter was dan tussen jongens en meisjes; dat suggereert dat het vooral het gevoel van ‘mannelijkheid’ is dat uitmaakt en niet de echte mannelijkheid van een kind. En dat gevoel wordt voor een belangrijk deel door de omgeving bepaald; woon je ergers waar de vrouwen stoer zijn, topfuncties vervullen en de kost verdienen, dan heb je grote kans dat jij je als meisje ook op deze manier ‘mannelijk’ gaat voelen.



Dit onderzoek was een zogenaamde meta-analyse; ze hebben zelf geen onderzoek gedaan naar het ruimtelijk inzicht. In plaats daarvan keken ze naar twaalf onderzoeken over dit onderwerp en vatten de consensus samen. De conclusie van het onderzoek, dat ruimtelijk inzicht niet zozeer geslachtsbepaald is, maar meer cultureel, steunt het idee van het eerste onderzoek. Maar dit inzicht is vooral in theorie nuttig; de culturele verschillen tussen jongens en meisjes zijn zo sterk aanwezig in onze maatschappij, dat ze niet makkelijk te veranderen zijn.


Wereldwijd wiskundeverschil
Het lijkt er dus op dat het verschil in rekenvaardigheid vooral cultureel is. Maar halverwege maart verscheen er een Brits onderzoek in PLOS ONE. Daarin werd, aan de hand van een internationale database van studieprestaties (PISA), dat meisjes in alle 75 onderzochte landen slechter waren in wiskunde. Aan de andere kant waren jongens weer slechter in lezen.

Interessant is dat er wel verschillen waren in elk land. Een land waar de verschillen tussen jongens en meisjes op het gebied van lezen groter waren, hadden een kleiner verschil in wiskunde. En andersom. Ook op welk niveau een leerling zit maakt uit: de lagere niveau’s hadden weinig verschil in wiskunde tussen de geslachten, maar een groot verschil in leesvaardigheid. Voor de duidelijkheid: dat betekent dus dat lageropgeleide meisjes veel beter lezen dan jongens, maar niet heel veel slechter zijn in wiskunde. Bij hogeropgeleide kinderen was dit precies andersom. De onderzoekers denken dan ook dat het zo is dat meisjes eerder banen kiezen waarbij lezen belangrijk is. Niet per se omdat ze slecht zijn in wiskunde en andere technische vakken, maar omdat ze goed zijn in taal.

Wat betekent dit alles?
Dit laatste onderzoek werpt weer een ander licht op de zaak. Meisjes zijn niet zo heel veel slechter in wiskunde, maar doen liever iets anders. Misschien zouden jongens dat soms ook wel willen, maar zijn ze niet goed genoeg in lezen. Het is wel opvallend dat de ‘wiskundekloof’ in alle landen aanwezig is. Aangezien in de PISA-cijfers niet alleen westerse landen bekijken, lijkt het erop dat de wiskundeverschillen internationaal zijn. Dat zou kunnen betekenen dat de cliche’s over meisjes en bèta overal waar zijn.
 


Is dit hoe veel mensen nog steeds denken over meisjes en wiskunde? foto: Randall Munroe, XKCD


Bronnen

  • Nicole M. Else-Quest e.a., Math and Science Attitudes and Achievement at the Intersection of Gender and Ethnicity, Psychology of women quarterly (29 maart 2013). DOI: 10.1177/0361684313480694
  • David Reilly, David L. Neumann, Gender-Role Differences in Spatial Ability: A Meta-Analytic Review, Sex Roles (3 april 2013). DOI: 10.1007/s11199-013-0269-0
  • Gijsbert Stoet, David C. Geary, Sex Differences in Mathematics and Reading Achievement Are Inversely Related: Within- and Across-Nation Assessment of 10 Years of PISA Data, PLOS ONE (13 maart 2013). DOI:10.1371/journal.pone.0057988