Thuisnadeel bestaat ook: als het erop aankomt, winnen de bezoekers vaker

De slotspeeldag van de nationale voetbalcompetitie zal achter gesloten deuren plaatsvinden. Zonder supporters dus. Verliezen thuisploegen daardoor hun thuisvoordeel? Misschien niet, want uit onderzoek blijkt dat het thuisvoordeel mogelijk niet geldt wanneer het er echt op aankomt (en dat is zo aangezien het de laatste speeldag is).

De laatste zege van Club Brugge in het Astridpark dateert intussen al van het vorige millennium. Van 9 september 1998, om precies te zijn. De wetenschap ondersteunt de gevoelsmatige verklaring: het thuisvoordeel van de Brusselaars. Studies uit diverse disciplines en gaande van WK’s voetbal tot tafeltennis en zelfs paddleboarding bevestigen dat een sporter, individueel of in teamverband, in eigen huis een definieerbaar streepje voor heeft: de kans op een overwinning is het grootst wanneer men de omgeving en de omstandigheden het best kent, niet heeft moeten reizen voor de wedstrijd, en gesteund wordt door het publiek. Maar daarmee is lang niet alles gezegd, zo blijkt uit twee recente studies.

Bij een thuisploeg ligt het testosteronniveau 40% hoger, tegen aartsrivalen zelfs 67%

Een hormonale screening bij voetballers door de Northumbria-universiteit bevestigt de gangbare theorie van het thuisvoordeel. Bij spelers van een thuisploeg bleek het testosteronniveau 40% hoger te liggen dan bij de bezoekers. Bij een duel tussen aartsrivalen – zoals Anderlecht en Club Brugge, dus liep dat zelfs op tot 67%.

Maar er is een probleem. Want hoe verklaar je dan dat Anderlecht in exact dezelfde periode 9 keer ging winnen op het veld van Club Brugge? Paarswit werd nota bene zelfs een paar keer kampioen in het extreem vijandige stadion van de aartsrivaal. Een schoolvoorbeeld van een anomalie in de wet van het thuisvoordeel, waarin Desmond McEwan (University of Bath) een rode draad vaststelde.

Wanneer een team móet winnen of scoren, lukt het de bezoekers 6 keer op de 10

McEwan, gespecialiseerd in de psychologie van het presteren, dook in een berg statistieken en zijn bevindingen verschenen in Psychology of Sport and Excerise. Om methodologische en speltechnische redenen die ons hier te ver zouden leiden, onderzocht hij wedstrijden van de voorbije 100 jaar in de Noord-Amerikaanse ijshockeycompetitie (NHL). Voor gewone competitiematchen bevestigden de geëxtrapoleerde cijfers het thuisvoordeel. Maar op beslissende momenten tekende zich een ander patroon af. Wanneer een van beide teams móest winnen of scoren, slaagden de bezoekers daar significant vaker in dan de thuisploeg: bijna 6 keer op de 10 (58,5%).

McEwan in The Times: ‘Dit bevestigt dat er ook zoiets bestaat als een thuisnadeel. Op de meest beslissende momenten staat een sporter sowieso al onder druk. De bijkomende druk van het thuispubliek, die dan nog groter is dan anders, kan leiden tot een zogenoemde home choke: een verstikkende en verlammende thuisangst.’ Terug naar ons voorbeeld: van zijn laatste 30 thuismatchen tegen Anderlecht won Club Brugge er inderdaad slechts 13. Een succesratio van niet meer dan 43,3%, dus. Maar daar zat onder meer de 4-0 zege bij waarmee blauwzwart in 2016 na elf jaar wachten weer kampioen werd.

Kortom, sport is ook emotie die statistieken exponentieel overstijgt, zowel in het winnende als het verliezende kamp. Welke wetenschapper neemt deze onderzoekshandschoen op voor de volgende duels? Afspraak op 4 april in Brussel en op 28 april in Brugge.