Van computermuis tot woef

Als woorden in de loop van de taalgeschiedenis een ruimere betekenis ontwikkelen, gebeurt dat via hetzelfde proces als wanneer een kind tijdelijk alle viervoeters met een blafgeluid aanduidt.

Dat een kind tijdelijk alle honden - en bij uitbreiding alle katten – ‘woef’ noemt, is gemakkelijk te begrijpen. Het gebruikt een woord voor iets dat het al kent om iets aan te duiden waarvoor het nog geen woord heeft, omdat het ermee samenhangt. Of omdat het er volgens hem op lijkt, in het geval van katten. Volwassenen doen hetzelfde, en zo ontwikkelt taal zich. Het computertijdperk met zijn vele nieuwe toestellen was en is een vruchtbare periode voor nieuwe betekenissen van oude woorden. De bediening van je computer 'muis' noemen, is ook volkomen logisch - of was dat toch in de tijd toen die dingen nog een staart hadden.

Hoewel we dat allemaal vanzelfsprekend vinden, blijft de vraag: volgen die situaties waarin mensen een woord hergebruiken telkens hetzelfde proces? Een team van onderzoekers uit Barcelona (Spanje) en Toronto (Canada) concludeert van wel. Zij onderzochten dergelijke uitbreidingen van de betekenis van woorden in meer dan 1400 talen en vonden dat die uitbreidingen op individueel en populatieniveau een cognitieve basis delen.

Het onderzoeksteam modelleerde drie datasets: uitbreidingen van betekenis die kinderen vaak gebruiken als ze leren spreken, gedocumenteerde historische veranderingen in de betekenis van woorden in de loop der tijd en globale gegevens over colexificatie - wanneer voor objecten met verwante betekenissen hetzelfde woord wordt gebruikt, zoals het Catalaanse woord ‘dit’, dat zowel vinger als teen betekent. Zij vonden dat modellen voor de drie verschillende datasets de andere data telkens heel goed voorspelden.

Of taalevolutie nu een microproces is dat in milliseconden binnen een individu plaatsvindt, of over de jaren binnen gemeenschappen of zelfs over de eeuwen tussen gemeenschappen, de basis is altijd dezelfde. Om te beginnen is er de kennis over voorwerpen, gebeurtenissen, eigenschappen en relaties - zoals een voorwerp dat een bepaalde vorm heeft of een idee dat een bepaald gevoel oproept. Mensen gebruiken die kennis om een ding of idee waar ze – persoonlijk of als populatie- nog geen woord voor hebben, te koppelen aan de betekenis van bekende woorden. Die reflex is telkens gebaseerd op overeenkomsten tussen de twee.