Virtueel belaagd

19 mei 2015 door ES

De unieke dynamiek van het internet maakt het pestkoppen bijzonder makkelijk om anderen aan te vallen, te intimideren en te kwetsen. We duiken in het hoofd van de internettrol en gaan in het verweer.

De unieke dynamiek van het internet maakt het pestkoppen bijzonder makkelijk om anderen aan te vallen, te intimideren en te kwetsen. We duiken in het hoofd van de internettrol en gaan in het verweer.

Een paar jaar geleden kroop Caitlin Seida voor Halloween in de huid van Lara Croft, de heldin uit de film Tomb Raider. Ze postte een foto van haar feestende, verklede zelf op Facebook, zodat haar vrienden hem konden bekijken en erop konden reageren.
Drie jaar later, in 2013, kreeg de 25-jarige een berichtje van een vriendin: ‘Je bent een internetberoemdheid’. Er zat een link bij van een website met een naam die weinig goeds voorspelde: The International Society of Haters. Daar stond hij dan, haar Halloweenfoto, die ze per ongeluk publiek had gepost. ‘Fridge Raider’(‘koelkastplunderaar’) had iemand erbij geschreven. Honderden mensen haalden Seida door het slijk omdat ze het met haar volslanke figuur had aangedurfd een weinig verhullende outfit aan te trekken. ‘Dikke koeien zoals zij zouden een spuitje moeten krijgen’, schreef iemand. ‘Wat een loser’, vond weer een ander.


Ontzet ging Seida aan het googelen. Al gauw besefte ze dat haar foto viraal was gegaan. Op tientallen sites maakten gifspuiers zich vrolijk om haar. Elke rotopmerking kwam aan als een mokerslag. ‘Ik voelde me ellendig’, vertelt Seida. ‘De tranen bleven maar komen.’ Met de hulp van een bevriende juriste verzocht ze de eigenaars van websites om haar foto en de commentaren weg te halen, ook al vermoedde ze dat dat weinig zou uithalen. ‘Ik zal nog eerder snoeken op zolder vinden dan dat ik greep krijg op wat er online gepost wordt.’

De berichtjes kwamen aan als mokerslagen. ‘De tranen bleven maar komen’, vertelt het slachtoffer

Voor cyberpesten bij tieners is er behoorlijk wat aandacht, maar online agressie is heus niet alleen een zaak van de schoolgaande jeugd. Een Amerikaanse bevraging, uitgevoerd door Rad Campaign, Lincoln Park Strategies en Craig Newmark, de oprichter van zoekertjessite Craigslist, wees verleden jaar uit dat zowat een op de vier volwassenen ermee te maken krijgt of een slachtoffer kent.


De pestkoppen sturen haatmail, spannen samen om iemand de grond in te boren op internetfora of spelen op de man in de reactiekolom van nieuwsberichten. Veel slachtoffers zijn zo getraumatiseerd dat ze in een depressie wegzakken; voor sommigen lijkt zelfmoord de enige uitweg. Toch wordt er nog steeds bijzonder weinig gedaan tegen cyberpesten. Vaak wordt het probleem niet serieus genomen, en het is niet altijd even duidelijk wat er precies onder die noemer valt. ‘Het wordt niet gauw gemeld’, zegt Chris Piotrowski, een expert cyberpesten die aan de Universiteit van West-Florida werkt. ‘Vaak denken ze: “Als ik naar de politie stap, wat haalt dat dan uit?”’


Recent onderzoek legt de beweegredenen van de gifspuiers bloot, maar ook de wonden die ze met hun gratuite
scheldpartijen slaan. Het leert ook hoe we de wrede stortvloed van verbale agressie kunnen voorkomen – of op zijn minst indijken om de schade te beperken. Daar kunnen we allemaal toe bijdragen. Als lid van de internetdemocratie kan ieder van ons een negatieve groepsdynamiek helpen om te buigen tot beschaafd online gedrag. ‘Wacht niet tot die andere 200 of 300 mensen iets doen’, zegt Mary Aiken, hoofd van het CyberPsychology Research Center aan het Royal College of Surgeons in Dublin. ‘Het is aan de gebruikers zelf om hun omgeving beter te maken.’


‘Ze hebben me klein gekregen’
Met kwetsende opmerkingen en vernederende gemeenheden blijven pestkoppen inhakken op hun slachtoffer, tot hij of zij met zichzelf geen blijf meer weet. En dan nog weten ze van geen ophouden.  Volgens sociaal antropoloog Christopher Boehm van de Universiteit van Zuid-Californië vinden we de verklaring voor dat arrogante gedrag in de evolutie: de vroege mens die anderen onder de knoet kon houden, klom hoger op de sociale ladder en dat leverde hem meer nakomelingen op.


In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, misdragen pestkoppen zich dus niet per se vanuit een laag zelfbeeld. Een onderzoek uit 2013 bij duizenden 12- tot 15-jarigen plaatst velen van hen juist aan de top van de sociale pikorde; anderen kleineren helpt hen die positie te bestendigen. Psychologe Jaana Juvonen van de Universiteit van Californië (Los Angeles), die samen met haar collega’s de studie uitvoerde, achterhaalde dat ook opvoeding een bepalende rol speelt. Volgens de sociale leertheorie leren we hoe we met anderen horen om te gaan door onze dichte omgeving te observeren. Kinderen imiteren dus het negatieve gedrag van agressieve ouders en andere rolmodellen.


De gevolgen kunnen verwoestend zijn: slachtoffers van pesterijen kunnen daar decennia later nog steeds zwaar onder gebukt gaan, en het staat vast dat daders van schietpartijen op scholen zich vaak geviseerd of gekoeioneerd voelen, zo weet de Amerikaanse geheime dienst. Die eeuwenoude dynamiek zet zich nu ook door in de virtuele ontmoetingsruimte. Cyberpesten wordt doorgaans omschreven als intimideren, kwetsen of treiteren met behulp van de mobiele telefoon, het internet of andere elektronische toestellen. Piotrowski vindt die definitie te vaag. ‘Voor de een is het iemand die grofgebekt is, voor de ander is het een aanstootgevende uitlating. Weer iemand anders zou het kunnen zien als een aanval die op de spits wordt gedreven.’


Soms gaat het zo ver dat het eng wordt. Vrouwenrechtenactiviste Caroline Criado-Perez kreeg tientallen gestoorde vrouwenhaters over zich heen toen de Bank of England op haar voorstel besloot de nieuwe bankbiljetten van tien pond op te luisteren met de beeltenis van Jane Austen. ‘Zo was er een man die me zei dat een groepje mijn genitaliën met scharen zou komen verminken en mijn huis in brand steken terwijl ik smeekte om te mogen sterven’, vertelde Criado-Perez in januari aan het politiek-culturele tijdschrift New Statesman. ‘Ik herinner me de angst, de horror, de wanhoop. Ik kon niet slapen. Ik dacht dat het nooit zou ophouden.’ Criado-Perez meldde het aan de politie, maar voelde zich niet serieus genomen.


De klopjacht van zulke cybertrollen kan een zware mentale tol eisen. Slachtoffers vertonen vaak symptomen van posttraumatische stressstoornis: flashbacks, ongecontroleerde angsten en gevoelens van schuld en depressie. Ze hebben een laag zelfbeeld en voelen zich hulpeloos. ‘Het is een ernstig probleem met zware psychologische gevolgen’, aldus sociaal psycholoog S. Alexander Haslam van de Universiteit van Queensland. Zelfs mensen die geregeld in de publieke belangstelling staan, kunnen door de kwelgeesten tot hun breekpunt gedreven worden. De Australische journaliste Charlotte Dawson bijvoorbeeld – zelf een activiste tegen pesten. Toen een niet aflatende stroom Twitterberichten eerder dit jaar de draak stak met haar depressie en haar aanspoorde zelfmoord te plegen, bleek dat te veel voor Dawson. Ze werd teruggevonden in haar appartement in Sydney; ze had zichzelf verhangen. ‘Ik voelde me gewoon zo hulpeloos toen de trollen me te pakken kregen’, zei Dawson in een televisie-interview in 2012, na een rondje Twitterbashen te hebben ondergaan. ‘Ze hebben me klein gekregen, ze hebben gewonnen.’

Opgehitste meute
Net als pestkoppen in de echte wereld, hebben de hatelijkste cybertreiteraars vaak antisociale trekjes. Sommigen vertonen kenmerken van psychopathie, zoals agressie en onverschilligheid of minachting voor de medemens; anderen zijn sadisten. In 2014 voerde psychologe Erin Buckels aan de Universiteit van Manitoba in Canada een onderzoek uit bij ruim 1.200 internetgebruikers. Diegenen die het eens waren met stellingen zoals ‘Ik maak graag grappen ten koste van anderen’ en ‘Ik speel graag de slechterik in spelletjes, en schep er plezier in andere personages het leven zuur te maken’ vertoonden vaker karaktertrekken gelinkt met persoonlijkheidsstoornissen. Klaarblijkelijk hebben mensen met antisociale neigingen in het echte leven ook in het online universum vaak lak aan de gevoelens van anderen.


Toch zijn ook heel wat mentaal evenwichtige volwassenen niet vies van een partijtje online moddergooien, vertelt psycholoog John Suler van Rider University. Dat komt deels omdat ze in cyberspace een virtuele persoonlijkheid kunnen creëren die losstaat van hun alledaagse zelf. Door de anonimiteit in cyberspace achten ze zich ongenaakbaar. Enquêtes geven aan dat amper een op de vier slachtoffers van online pesten zijn belagers in het echte leven kent. ‘Vanuit het standpunt van de misbruiker biedt online pesten een grote beloning voor een klein risico’, aldus Piotrowski. ‘Ze denken: “Ze kunnen me niks maken want het is online”’, en het geeft hen een kick iemand anders de grond in te boren. In een onderzoek uit 2012 lieten de psychologen Noam Lapidot-Lefler (nu aan het Academic College of Emek Yezreel) en Azy Barak van de Universiteit van Haifa proefpersonen online, via chat, met een partner debatteren over omstreden kwesties. De deelnemers bleken meer geneigd hun gesprekspartner te bedreigen als ze een alias gebruikten dan als ze hun eigen naam aanhielden.

Met een paar simpele muisklikjes flitst het getreiter eindeloos door cyberspace

Online pesten gebeurt het vaakst en loopt het ergst uit de hand als die anonimiteit gepaard gaat met een ongezonde groepsdynamiek. In 2001 meldden sociaal psycholoog Tom Postmes, nu aan de Universiteit van Groningen, en zijn collega’s dat wanneer online deelnemers anoniem blijven, ze vlugger geneigd zijn zich te conformeren aan het gedrag van de groepen waartoe ze behoren. Dat wordt problematisch als de groepsleden onbeschoft of agressief zijn. De conclusies van een onderzoek uit 2012 aan de Universiteit van Noord-Florida sluiten daarbij aan. Daarin bestudeerde Adam Zimmerman het gedrag van 126 deelnemers aan een online woordspelletje. Diegenen die onder een alias speelden, lieten zich sneller agressief uit over hun medespelers, vooral als ze dat agressieve gedrag ook zagen bij andere deelnemers. ‘We krijgen de toestemming (om te pesten) van de mensen om ons heen’, aldus Zimmerman. ‘Ze geven ons de indruk dat we het ook mogen als we het zouden willen.’


Als naamloze, gezichtsloze online deelnemers de identiteit van de groep aannemen, krijg je een aanhitsende meute. Wij mensen zijn impulsief en agressief, en we doen elkaar graag na. Dat verklaart de stortvloed van denigrerende commentaren die ook Seida over zich heen kreeg. ‘Als mensen online pesten, dan doen ze dat vaak voor een bepaald publiek dat volgens hen instemmend toekijkt’, zegt Haslam. Als een chatforum in zijn gebruikersvoorwaarden of impliciete gedragscode pesten onbestraft toelaat, dan is de kans groot dat nieuwe deelnemers zich conformeren aan de normen van de pestkoppen. Zelfs wie de beste bedoelingen heeft, kan ervoor zwichten. ‘Als anderen achter iemand aangaan, ga je daar misschien in mee, ook al was je nooit van plan iemand te kwetsen’, vertelt psycholoog Scott Lilienfeld van Emory University.


Zodra mensen elkaar beledigingen naar het hoofd beginnen te slingeren in een chatroom of mailketting, kan het snel uit de hand lopen, want in een virtuele omgeving staat onze empathie op een lager pitje. De tranen in de ogen van een slachtoffer en de angst op zijn of haar gezicht blijven verborgen voor de treiteraars. Het doelwit is een abstractie. In het tijdperk van Google en Facebook kan zo’n nare ervaring je bovendien lang blijven achtervolgen. Telkens als de vernederende foto’s op een nieuwe website verschijnen of als beledigingen opduiken in de zoekresultaten voor hun naam, krijgen slachtoffers een zoveelste misselijkmakende mokerslag. Ook Seida ondervond trouwens hoe waanzinnig moeilijk het is om alle sporen te wissen en pestkoppen te laten toegeven dat ze zich misdragen hebben. Ze kwam een paar van haar belagers op het spoor en stuurde hen persoonlijke berichtjes, maar dat haalde niets uit. ‘We stuurden hen berichten en een klein certificaat waarop stond: “Toon je menselijke kant: verwijder je comments.” Niemand verontschuldigde zich.’


Ook voor omstanders blijft het schelden en stoken niet zonder gevolgen. In 2013 liet communicatiespecialiste Ashley Anderson samen met haar collega’s aan Colorado State University ruim duizend mensen een online artikel lezen over de risico’s en voordelen van nanotechnologie. Lezers die bij het stuk een ontspoorde reactiekolom te zien kregen waarin nanotech of voorstanders ervan de grond in werden geboord, waren meer overtuigd van de risico’s van de technologie dan lezers die zulke verbale aanvallen niet hadden gezien. Of de argumenten steek hielden, maakte daarbij geen verschil. Als de reacties van pestkoppen zoveel invloed hebben als het onderzoek aangeeft, dan bestaat het gevaar dat de passieve toeschouwer ze voor waar gaat aannemen.

Nieuwe normen
De ravage die online pesterijen kunnen aanrichten, heeft sommige nieuwssites ertoe aangezet hun virtuele discussiefora op te doeken. ‘We zijn even toegewijd aan het bevorderen van levendig, intellectueel debat als aan het verspreiden van de boodschap van de wetenschap’, schreef Suzanne LaBarre, de toenmalige digitale redacteur van Popular Science, toen het tijdschrift vorig jaar besloot de reactiekolom van zijn website te verwijderen. ‘Het probleem is dat trollen het eerste doen ontaarden, waardoor het tweede niet meer naar behoren lukt.’


Met die beslissing maakte Popular Science zich niet populair. Bij pogingen om online pesten en schelden aan banden te leggen, moet vaak ook het open debat het ontgelden. Dat heeft een praktische reden: toezicht op individuele online interacties, bijvoorbeeld via voorwaarden voor het taalgebruik op discussieborden, of door reactiekolommen op nieuwssites uit te baggeren, kost zeeën van tijd. Bovendien krijgen webbeheerders weinig klachten binnen, omdat slachtoffers vaak denken dat dat toch niets uithaalt of omdat ze bang zijn voor vergeldingsacties van de boosdoeners.


Bij gebrek aan afdoende toezicht worden hier en daar geautomatiseerde technieken getest. Het Amerikaanse Riot Games, dat computerspellen maakt, heeft bijvoorbeeld een systeem ontwikkeld dat negatieve gedragspatronen van online spelers detecteert en een eenvoudig berichtje stuurt om hen erop attent te maken dat ze te ver zijn gegaan. ‘Voor neutrale en positief ingestelde spelers’, vertelde Jeffrey Lin van Riot in een interview met GamesIndustry, ‘volstaat die zachte wenk vaak om hen weer op het goede spoor te zetten.’


Maar sommige hardleerse pestkoppen hebben daar geen boodschap aan en blijven ongegeneerd hun gif spuien. Dan is het aan andere gebruikers om zich te laten horen, door de agressor op het forum van antwoord te dienen of door het wangedrag te melden. Als leden van een online forum, discussiegroep of mailketting consequent weigeren zulke pesterijen te aanvaarden, zullen nieuwe deelnemers vaak dat voorbeeld volgen en wordt de groep een positieve factor.


De norm wordt bepaald door alle online deelnemers in de groep. ‘Als er een trol opduikt, en de gemeenschap zegt met één stem: “Dit is niet wat we hier willen”, dan kan dat genoeg zijn voor die persoon om het voor bekeken te houden’, zegt Suler. Een duidelijke stellingname helpt niet alleen het slachtoffer, maar ook alle anderen: wie iemand anders gepest ziet worden en dat zomaar aan zich voorbij laat gaan, ondervindt zelf ook vaak psychologische gevolgen.


Bezorgde toeschouwers kunnen pestgedrag ook helpen indammen door rechtstreeks contact te zoeken met het slachtoffer. Uit agressie vloeit vaak agressie voort: slachtoffers kunnen op hun beurt aan het pesten gaan, zo weet psychologe Jean Twenge van San Diego State University. Maar dat effect kan je tegengaan door slachtoffers te steunen en pesterijen te veroordelen. Mensen die na een voorval van sociale uitsluiting een kortstondig aangenaam contact hebben met iemand anders, vertonen achteraf minder gauw zelf agressief gedrag.  Dat bleek uit een onderzoek van Twenge en haar collega’s uit 2007. ‘De wetenschap dat die ene persoon jou aanvaardt, lijkt het agressie-effect tegen te gaan’, vertelt Twenge, de auteur van Generation Me. ‘Zoek contact, en zeg: “Ik vind het erg dat dit is gebeurd.”’


Dat contact is erg belangrijk, want hardnekkige trollen laten zich niet afschrikken door goedbedoelde bewustmakingscampagnes rond pesten. Een onderzoek uit 2013 van criminoloog Seokjin Jeong van de Universiteit van Texas (Arlington) en Byung Hyun Lee van Michigan State University wijst uit dat studenten op scholen met een antipestprogramma net meer risico lopen gepest te worden, misschien omdat die programma’s onbedoeld pestkoppen op ideeën brengen.

De kracht van vriendschap
Na maandenlang gebukt te zijn gegaan onder online spot, besliste Seida dat ze de pestkoppen haar zelfbeeld niet langer zou laten bepalen. Met opgestoken middelvinger naar haar belagers deed ze een boudoir-fotoshoot in haar intussen beruchte Lara-Croft-outfit. ‘Als ze het toch zo nodig over me moeten hebben, dan kan ik ze net zo goed iets geven om over te praten!’, zegt ze.
Seida’s wedervaren inspireerde haar om contact te zoeken met anderen die klappen krijgen in cyberspace. Samen met een bevriende fotografe startte ze een website op, ifeeldelicious.blogspot.com, om slachtoffers van online pestkoppen te helpen hun waardigheid en zelfbeeld opnieuw op te bouwen. Samen met lotgenoten zette ze een succesvolle campagne op poten tegen een notoire pestkop die ze de ‘King of Mean’ doopten, zijne koninklijke snoodheid. Ze riepen op hem aan de schandpaal te nagelen en zijn website en socialmediapagina’s, die uitpuilden van de beledigingen, te boycotten. Haar advies voor mensen die voortdurend worden getreiterd? Schaar je onder vrienden, onder mensen die je waarderen. Het klopt ook: als je weet dat je iemand hebt bij wie je terecht kan, doet dat heel wat om de klap van gratuite online pesterij te verzachten. ‘Praat met iemand. Zoek steun’, zegt Seida. ‘Want als je het opkropt, zal het je helemaal verteren.’

Online gepest. Wat nu?
Ooit het mikpunt geweest van cyberpesten? Dan bent u lang niet de enige. Miljoenen mensen maken het mee. De volgende door experts erkende stappen helpen een eind te maken aan het pesten en de impact te beperken.


Ga er niet op in. Bij eerder gematigde pesterij kan het volstaan te doen alsof je neus bloedt. Blokkeer het socialmediaprofiel van de pestkop of laat de commentaren onbeantwoord. De trol hoopt je op stang te jagen. Als je niet reageert, is het plezier er voor sommigen gauw af.


Maak melding. Krijg of zie je ongewenste berichten met pesterijen of platvloerse beledigingen, meld dat dan aan iemand die kan ingrijpen, zoals de politie of de beheerder van het online platform. Een onderzoek uit 2014 wijst uit dat sociale netwerken in 61 procent van de gevallen de account van de pestkop verwijderen.


Praat met een deskundige. Als je zelfvertrouwen klappen heeft gekregen, zoek dan een therapeut op. Cyberpestkoppen zijn meesters in het uitlokken van erg intense, acute reacties, erger dan je ooit hebt meegemaakt. Je hebt hoogstwaarschijnlijk ondersteuning nodig om dat te verwerken.

Dit artikel verscheen eerder in Eos Psyche&Brein, 2015, nummer 1.