Waarom parkinson en depressie samengaan

07 mei 2015 door Eos-redactie

De ziekte van Parkinson vermindert het dopaminegehalte in de hersenen, wat de kans op psychiatrische problemen vergroot.

De ziekte van Parkinson vermindert het dopaminegehalte in de hersenen, wat de kans op psychiatrische problemen vergroot.

De ziekte van Parkinson is een hersenziekte waarbij zenuwcellen langzaam afsterven, waardoor onze motoriek verstoord raakt. Ook de neuronen die dopamine produceren, gaan daarbij in dalende lijn. Dopamine, beter gekend als het 'gelukshormoon', is ook een signaalstof die boodschappen van de hersenen overbrengt naar de zenuwbanen, vanwaar het naar de spieren gaat. Dopamine beïnvloedt de communicatie door ze te versterken of te remmen. Vanwege het verminderde dopaminegehalte in de hersenen van parkinsonpatiënten is de communicatie verstoord en hebben zij een grotere kans op depressiviteit en andere psychiatrische problemen, stelt Chris Vriend, neurowetenschapper bij VUmc, het medisch centrum verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij promoveerde met zijn proefschrift over het onderwerp op 29 april.

Parkinsonpatiënten lijden onder meer aan angstklachten, depressiviteit en impulsiviteit, zoals gok- en eetverslavingen. ‘Dat afsterven van dopamine-producerende hersencellen kan direct gevolgen hebben voor de ontwikkeling van een depressie omdat andere hersencellen daardoor minder goed met elkaar communiceren’, zegt Vriend, die voor zijn onderzoek hersenscanonderzoek uitvoerde. ‘Bij sommige patiënten worden de nog overgebleven dopamineproducerende hersencellen extra gevoelig voor de effecten van dopaminemedicatie. Bepaalde hersencellen die belangrijk zijn voor beloning en motivatie worden door de medicatie overgestimuleerd, met als gevolg gok- of eetverslavingen.’ (tn)