Wat bezielt daders van een groepsverkrachting?

18 juni 2014 door AS

Steeds vaker halen drieste groepsverkrachtingen de krantenkoppen. Wie zijn deze daders eigenlijk, en hoe komen ze tot zo’n zwaar vergrijp?

Steeds vaker halen drieste groepsverkrachtingen de krantenkoppen. Hoewel dit uiterst brutale geweld in India, Brazilië en Egypte nu pas wereldwijd onder de aandacht komt, verdiepen wetenschappers zich al veel langer in dit fenomeen. Wie zijn deze daders eigenlijk, en hoe komen ze tot zo’n zwaar vergrijp?

De man beweert dat hij zelf niet heeft meegedaan. ‘Het was een meisje uit de buurt,’ vertelt hij. ‘Ze had een tijd in Kaapstad doorgebracht. Toen ze terugkwam, was ze tegendraads en dwars geworden, vooral tegenover mannen. De jongens hebben dan maar een plan uitgebroed. Ze deden wat remvloeistof in haar drankje en toen hebben elf kerels haar verkracht. Het meisje was zo verdoofd dat ze niet eens zo veel van het hele gebeuren heeft gemerkt.’ De man gebruikt niet het woord ‘raped’ (verkracht), maar ‘streamlined’, dat je kunt omschrijven als ‘gewilliger of meegaander maken’. Waar de man vandaan komt, is dat de geijkte term wanneer verschillende mannen zich aan een vrouw vergrijpen.

Dit verhaal komt van Rachel Jewkes, directeur van de South Africa Medical Research Council, die samen met enkele collega’s 3.500 mannen uit Kaapstad en de Zuid-Afrikaanse provincies KwaZoeloe-Natal en Gauteng naar hun ervaringen met groepsverkrachtingen vroeg. Hoewel dit uiterst brutale geweld in India, Brazilië en Egypte nu pas wereldwijd onder de aandacht komt, verdiepen wetenschappers zich al veel langer in dit fenomeen.

In een op de drie gevallen ging het erom vrouwen te straffen die zogezegd sociale normen hadden overtreden

Seksuele groepsdelicten zijn courant in Zuid-Afrika; naargelang het onderzoek wordt gesteld dat 7 à 20 procent van de mannen daar al een keer aan heeft meegedaan, zij het rechtstreeks als dader of indirect als medeplichtige. Toch bestaat deze vorm van geweld in bijna alle landen en in de meest uiteenlopende situaties: in sportclubs en studentenverenigingen, bij oorlog, in gevangenissen en in het leger, bij straatbendes en op feestjes, in huiselijke kring of op straat.

Officiële criminaliteitscijfers in Duitsland geven aan dat ongeveer 6,5 procent van alle verkrachtingen en seksuele aanrandingen door groepen wordt gepleegd (zie kader pag. 55). De daders zijn vooral jongemannen en tieners uit alle lagen van de bevolking, soms doen ook vrouwen mee. De slachtoffers zijn overwegend jonge vrouwen, vaak werkloos of laag opgeleid.

Drift en macht

Wat beweegt daders tot zo’n zwaar misdrijf? Leken gaan er vaak van uit dat het bij een groepsverkrachting vooral om seksuele bevrediging draait. Toch is dat maar één van de vele beweegredenen, vertelt forensisch psycholoog Miranda Horvath, (Middlesex University London). Samen met collega Jessica Woodhams (University of Birmingham) vatte ze in 2013 de actuele stand van het wetenschappelijk onderzoek in een handboek samen. ‘Bij verkrachtingen speelt de controle over iemand bijna altijd een grote rol’, stelt Horvath. ‘Hetzelfde geldt als er verschillende daders bij betrokken zijn.’

In zulke gevallen kan het de bedoeling zijn een slachtoffer te straffen, zoals in de case die Rachel Jewkes aanhaalde uit het al eerder vermelde onderzoek met Zuid-Afrikaanse mannen. In een op de drie gevallen ging het erom vrouwen een lesje te leren, omdat ze in de ogen van de daders bepaalde sociale normen hadden overtreden. De ene keer zou een slachtoffer zich afwijzend tegenover een man hebben gedragen, een andere keer vonden de daders het gedrag of de kleren van het slachtoffer ‘niet vrouwelijk genoeg’. Jewkes beschrijft een geval waarin een jongeman ervan overtuigd was dat zijn nieuwe vriendin vroeger al met veel mannen seks had gehad. Boos haalde hij er tien andere kerels bij die zich afwisselend aan haar vergrepen, en dat zo brutaal dat de vrouw later aan haar verwondingen bezweek.

Voor veel daders is het een belangrijk motief om zichzelf als stoere kerel te profileren en in hun vriendenkring eens flink uit de bol te gaan. Forensisch psychologe Karen Franklin (Alliant International University, San Diego) analyseerde de gegevens uit 25 groepsverkrachtingen, vooral uit de VS en Australië. Sommige delicten hadden bijvoorbeeld plaatsgevonden tijdens het plegen van andere misdrijven of roofovervallen. Meestal ging het echter om vrij grote groepen jongeren en jongemannen, die hun slachtoffers ergens in de marge van een party, een sportwedstrijd of een ander vrijetijdsevenement misbruikten.

Vaak duiken er typische patronen op: een man wint met zijn charme het vertrouwen van een meisje of jonge vrouw. Dan maakt hij haar weerloos met alcohol of drugs en nodigt hij vrienden of andere mededaders uit op het ‘feest’. De daders verkrachten het slachtoffer niet alleen, maar vernederen haar, schelden haar uit, besmeuren haar of stoppen voorwerpen in haar vagina of anus. Daarbij ontstaat een soort overwinningsroes en hitsen ze elkaar nog verder op. Soms zijn er toeschouwers die zelf niet handtastelijk worden, maar de daders wel met applaus en kreten verder aanmoedigen.

Dat zulke feiten meestal volgens een soortgelijk stramien verlopen, duidt er volgens Franklin op dat deze daden een elementaire functie voor deze peergroups vervullen: de mannelijke dominantie (bot)vieren, samenhorigheid tonen en de solidariteit binnen de groep versterken. Zij vergelijkt groepsverkrachtingen zelfs met een vorm van teamsport: ‘Het gevoel na zo’n daad lijkt wel op de uitgelaten chaos die vaak na een sportieve overwinning heerst.’ De drang om te triomferen zou daarbij zo krachtig zijn, dat de betrokkenen elke vorm van behoedzaamheid vergeten. In heel wat gevallen die ze zelf analyseerde, konden de foto’s en video’s die de daders zelf maakten later gewoon als bewijsmateriaal dienen.

Elke vorm van medeleven met het slachtoffer wordt in zo’n ‘hypermasculiene’ groep bovendien als vrouwelijke eigenschap beschouwd, en is dus taboe. Dat verklaart misschien waarom sommige toeschouwers niet tussenbeide komen, hoewel ze in feite graag zouden ingrijpen.

Fatale groepsdynamiek

Uit andere geweldfenomenen, zoals massaplunderingen en gevechten tussen hooligans, weten onderzoekers dat bepaalde groepsprocessen een grote rol spelen. Iets soortgelijks mag volgens Woodhams verondersteld worden voor seksueel misbruik dat in groep wordt gepleegd: zo zou bijvoorbeeld het fenomeen van deïndividuatie de groepsverkrachting nog verder aanmoedigen, omdat dit persoonlijke remmingen uitschakelt. Bovendien kunnen mensen elkaar ook in de opvatting sterken dat er niets mis is met geweld tegen een ander.

Voor vrouwelijke daders, blijkt uit de studie, is geweld tegenover andere vrouwen vaak een middel tot zelfbescherming.

Deze groepspsychologische dynamiek is wellicht ook de reden waarom meerdere daders doorgaans brutaler te werk gaan dan één enkele overtreder. ‘Wanneer alle groepsleden een neiging tot geweld hebben’, legt de psychologe uit, ‘kunnen ze elkaar nog verder drijven. Dat kan ervoor zorgen dat ze niet meer helder nadenken over de gevolgen van hun handelingen. Eén dader zal bijvoorbeeld het slachtoffer slaan, waarop alle anderen hem gewoon nadoen. Zo komt het tot een escalatie.’

De rol van de aanvoerders is wel beter onderzocht dan de groepsprocessen zelf. Volgens dergelijk onderzoek kan er in de meeste gevallen één persoon worden aangewezen die meer invloed op de groep uitoefenent dan anderen. ‘Het zijn typisch mensen die andere groepsleden aanwijzingen geven en bijvoorbeeld bepalen wie er als slachtoffer geviseerd moet worden’, verduidelijkt Woodhams. ‘Zij zijn ook vaak de eerste die zich aan het slachtoffer vergrijpen.’ Toch is er niet altijd zo’n leider. Sommige groepen beslissen blijkbaar collectief om een slachtoffer te verkrachten.

Ook persoonlijke eigenschappen spelen wellicht een rol. Zo zijn er bijvoorbeeld aanwijzingen dat groepsverkrachters vaker psychopathische of antisociale persoonlijkheidskenmerken hebben of fundamenteel eerder neigen naar seksueel abnormaal gedrag – althans zij die bij dergelijke misdaden het voortouw nemen. Vooralsnog zijn deze neigingen echter nog niet voldoende onderzocht.

Onder de daders bevinden zich vreemd genoeg soms ook vrouwen. Sommigen lokken een seksegenote naar een plek waar ze door mannelijke groepsleden misbruikt kan worden. Anderen doen zelfs actief aan de verkrachting mee, houden het slachtoffer vast, filmen haar of helpen haar uitkleden. Carlene Firmin (University of Bedfordhire, VK) bestudeert vrouwelijke daders in straatbendes. In het kader van het ‘Female Voice in Violence’-project nodigden zij en haar collega’s meer dan vijfhonderd meisjes en vrouwen uit Londen, Liverpool, Birmingham en Manchester uit voor individuele en groepsinterviews. De ondervraagde vrouwen waren ofwel zelf lid van een bende of waren vriendinnetjes of familieleden van een mannelijk bendelid.

Voor vrouwelijke daders, blijkt uit de studie, is geweld tegenover andere vrouwen vaak een middel tot zelfbescherming. Ook als bendelid moeten zij opletten om niet in het vizier van hun mannelijke collega’s te komen. Sommigen werden al door leden van hun eigen bende of rivaliserende gangs verkracht. Door mee te werken aan delicten op andere vrouwen of door er zelf op aan te sturen, hopen ze dat de mannen hen als mannelijk zullen beschouwen en dus seksueel minder aantrekkelijk. Hoe meer ze aan zulke daden deelnemen, hoe kleiner de kans dat ze zelf slachtoffer worden. De psychische prijs voor deze strategie is echter hoog, zoals deze uitspraak van een zeventienjarig meisje uit Londen illustreert: ‘Ik ben bang om te vergeten hoe je iets moet voelen. Ik huil niet meer. Je leert onverschillig zijn, omdat medeleven toch niets oplevert. Je moet gewoon denken dat het je niets kan schelen.’

Tweemaal slachtoffer

Elk seksueel vergrijp laat sporen na. Bij slachtoffers van meerdere daders zijn die wonden vaak bijzonder diep. Volgens een studie van Sarah Ullman, sociaal psychologe en criminologe (University of Illinois in Chicago), hebben slachtoffers van groepsverkrachtingen doorgaans zwaardere fysieke letsels dan wanneer er maar één dader was. Tijdens de verkrachting voelen deze slachtoffers vaak dat zij in een groter gevaar verkeren. Zij verzetten zich veel minder, omdat ze – meestal terecht – vrezen dat ze anders nog meer geweld of zelfs hun leven riskeren. Dit gebrek aan cruciaal verzet kan later echter psychische problemen erger maken, bijvoorbeeld in de vorm van zelfverwijt.

Ook in andere opzichten zijn slachtoffers er na een groepsverkrachting slechter aan toe. Zij lijden vaker aan poststraumatische stressstoornissen dan vrouwen die maar aan één dader overgeleverd waren. Mogelijk heeft dat ook met de reactie van hun omgeving te maken. Zo maken groepsslachtoffers vaker melding van een gebrek aan medeleven als ze dit aan familie of vrienden toevertrouwen. Bij de politie of de openbaar aanklager vergaat het hen soms niet beter. De betrokkenen wendden zich weliswaar vaker tot de politie of gezondheidsinstanties, maar moesten ook daar dikwijls bedenkingen of twijfels incasseren.

Voor de rechtbank en in de media komt het dan soms tot een meervoudige ‘secundaire dupering’: het slachtoffer wordt zelf verantwoordelijk gesteld voor zijn situatie

Deze bevindingen bevestigen de indruk dat slachtoffers van groepsverkrachtingen eerder hard behandeld worden. Wat eigenlijk als een bijzonder ernstige misdaad beschouwd zou moeten worden, blijkt nu ook nog moeilijk te bewijzen: de misbruikte vrouw wordt bijvoorbeeld met het argument geconfronteerd dat dit delict in werkelijkheid wel groepsseks met wederzijdse toestemming zal zijn geweest. En uiteraard beschermen de daders elkaar. Voor de rechtbank en in de media, klaagt Ullman, komt het dan soms tot een meervoudige ‘secundaire dupering’: het slachtoffer wordt zelf verantwoordelijk gesteld voor zijn situatie.

Ondanks alle inspanningen van Horvath, Woodhams en hun collega’s zijn groepsverkrachtingen nog altijd niet zo goed onderzocht. Ongetwijfeld zijn er nog grote hiaten, zegt Horvath: ‘We weten bijvoorbeeld heel weinig over hoe aanvoerders en meelopers nu eigenlijk precies van elkaar verschillen. Via openbare instellingen of justitie is er ook al niet veel bekend.’ Wel weten we dat het aantal niet-aangegeven gevallen bij verkrachtingen meestal erg hoog ligt.

Bij gevallen met meerdere daders is dat wellicht niet anders. Volgens onderzoek in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika en Australië worden tussen twee en dertig procent van de verkrachtingen door meerdere daders uitgevoerd. Voor de meeste andere landen zijn er amper betrouwbare cijfers. Officiële statistieken maken vaak geen onderscheid tussen misdaden die door een of door meerdere daders gepleegd worden. Het is dus uiterst moeilijk om betrouwbare cijfers te krijgen, verzuchten Horvath en Woodhams. Met de hulp van een internationaal netwerk van wetenschappers willen ze daar iets aan doen. Het doel: de verspreiding van groepsverkrachtingen beter in kaart brengen, om de oorzaken beter te begrijpen.