Antropoceen begon in 1610 of 1964

12 maart 2015 door Eos-redactie

Wanneer begon de mens de aarde ingrijpend te veranderen? Britse wetenschappers stellen twee data voor: 1610 en 1964.

Volgens verschillende wetenschappers leven we vandaag niet meer in het Holoceen, maar in het Antropoceen, een geologisch tijdvak waarin de mens de aarde ingrijpend verandert. De Nederlandse Nobelprijswinner Paul Crutzen stelde de naam in 2000 voor, maar het Antropoceen is nog steeds niet officieel erkend. Want wanneer begon het tijdperk dan? In Nature stellen Britse wetenschappers twee data voor: 1610 en 1964.

Om in aanmerking te komen als officiële start, moeten wereldwijd sporen van menselijke activiteit terug te vinden zijn, in gesteenten, ijslagen of sedimenten op de bodem van de oceaan. Eerder voorgestelde beginpunten zoals het verdwijnen van de megafauna, tussen 50.000 en 10.000 jaar geleden, of de start van de landbouw, schieten volgens de wetenschappers tekort, omdat we daarvan enkel op bepaalde plaatsen en op verschillende tijdstippen sporen terugvinden – zoals fossiele pollen van landbouwgewassen.

Maar in 1610 liet de mens wel wereldwijd een spoor na. In dat jaar bereikte de CO2-concentratie in de atmosfeer een dieptepunt. Om te begrijpen hoe dat komt, moeten we terug naar de ontdekking van Amerika in 1492 door Christoffel Columbus. Oorlog, honger en ziektes decimeerden de lokale volkeren: van de 54 miljoen mensen bleven er in 1650 ongeveer 6 miljoen over. Als gevolg daarvan nam de oppervlakte bos, savanne en grasland met 50 miljoen hectare toe. En de CO2 die daarbij werd opgenomen, droeg volgens de onderzoekers in belangrijke mate bij tot een daling van de CO2-concentratie in de atmosfeer, die wereldwijd in ijskernen te volgen is.

Radioactieve neerslag

Eerder dit jaar stelden wetenschappers 1950 als start van antropoceen voor, omdat een aantal menselijke activiteiten, van energie- en watergebruik tot toerisme en papierproductie, toen een hoge vlucht namen. Vanaf 1950 nam ook het aantal nucleaire proeven toe. Die piekten eind jaren 1950 en begin jaren 1960 om dan, na een gedeeltelijk verbod in 1963 en internationale overeenkomsten, snel af te nemen. Sporen van het radioactief stof – de radioactieve neerslag of ‘fallout’ – dat na een kernexplosie neerdaalt, zijn wereldwijd terug te vinden. Koolstof-14, een radioactief isotoop van koolstof, vinden we in ijskernen, sedimenten en bomen terug, en dat 14C piekte in 1964.

Simon Lewis (University College London), eerste auteur van de studie, geeft de voorkeur aan 1610 als startdatum. ‘De nucleaire neerslag viel samen met grote veranderingen, maar was er niet de oorzaak van. Het contact tussen de Oude en Nieuwe Wereld veroorzaakte daarentegen een grootschalige uitwisseling van planten en dieren tussen de continenten. Dat was ongezien en onomkeerbaar.’

Fossielen zijn daarvan de getuigen: het eerste fossiele pollen van mais in Europees sediment dateert van 1600. ‘De annexatie van Amerika gaf Noordwest-Europa ook de kans om economisch te groeien, ongehinderd door de eigen ecologische beperkingen. Dankzij de import van landbouwproducten had een deel van de bevolking hier de handen vrij. Dat legde, samen met steenkool, de basis voor de industriële revolutie, die de wereld verder veranderde. De ontmoeting tussen de Oude en Nieuwe Wereld was een keerpunt in onze geschiedenis en vormt een goed startpunt voor het Antropoceen.’ (ddc)