Bijbelse wetenschap

01 augustus 2013 door IL

Het wetenschappelijk onderzoek naar Bijbelse verhalen, personen en objecten heeft altijd al controverse teweeggebracht in de academische wereld.

Het wetenschappelijk onderzoek naar Bijbelse verhalen, personen en objecten heeft altijd al controverse teweeggebracht in de academische wereld. Diepgelovige wetenschappers zijn er namelijk vast van overtuigd dat het Heilige Boek gebaseerd is op waargebeurde feiten. Hun onderzoek spitst zich dan ook toe op het verzamelen van tastbaar bewijsmateriaal om die opvatting te ondersteunen.

Het paleis van koning David

Het paleis van de beroemde koning David ligt in Khirbet Qeiyafa, ten zuidwesten van Jeruzalem. Tenminste, dat beweren Israëlische archeologen. Die religieus geïnspireerde interpretatie wordt door de academische wereld in twijfel getrokken.

Archeologen van de Hebrew University of Jerusalem en de Israel Antiquities Authority denken dat ze de ruïnes van het paleis van de legendarische Bijbelse koning David ontdekt hebben. De vindplaats bevat Judese cultusobjecten en elk spoor van varkens ontbreekt. Daarmee beschikken de archeologen naar eigen zeggen over voldoende bewijsmateriaal. Nochtans ligt de site, Khirbet Qeiyafa, bijna dertig kilometer ten zuidwesten van Jeruzalem, terwijl sceptici beweren dat het paleis van David logischerwijs juist daar zou moeten liggen. De archeologen negeren bovendien het feit dat ook andere volkeren, zoals de Filistijnen, het fort gebouwd kunnen hebben.

C14-dateringen bevestigen wel dat het paleis dateert uit de tijd van koning David, omstreeks duizend voor Christus. Maar dat bewijst nog niet dat de koning echt bestaan heeft én dat (een van) zijn fort(en) in Khirbet Qeiyafa stond. Zo dacht een Israëlische archeoloog in 2005 nog dat hij dé verblijfplaats van de Bijbelse vorst had ontdekt in Jeruzalem zelf. Onafhankelijke dateringen gaven toen echter aan dat de ruïne negenhonderd jaar te jong was.

De exodus uit Egypte

De zoektocht naar het paleis van David is lang niet het enige wetenschappelijke onderzoek naar Bijbelse kwesties. Zo zouden met koraal bedekte Egyptische strijdwagens op de bodem van de Rode Zee het bewijs vormen voor de parabel van Mozes. Volgens het Oude Testament spleet God op vraag van Mozes de Rode Zee in tweeën, zodat het uitverkoren Israëlische volk kon oversteken van Egypte naar het beloofde land.

Toen het faraonische leger ook de oversteek waagde, stortte de droge doorsteek in en verdronken de soldaten. De gelovige gemeenschap beschouwt de vondst van de strijdwagens als een sluitend bewijs voor de parabel. Toch moeten we de beelden van de restanten met een kritisch oog bekijken, aangezien ze werden gemaakt door Bijbelminnende duikers.

In 2010 verscheen in het vakblad PLoS ONE een onderzoek van de University of Colorado, dat de bovennatuurlijke handeling van Mozes verklaart als een zeldzaam natuurlijk fenomeen. Sterke windstoten zouden grote hoeveelheden modder en slib van de riviermonding de zee hebben in geduwd, waardoor een tijdelijke landbrug tevoorschijn kwam. Na vier uur zou die overspanning volledig onder golven verdwenen zijn.

De lijkwade van Turijn

Een ander, legendarisch voorbeeld is de lijkwade van Turijn. Sinds haar ontdekking is de wereld in twee kampen verdeeld: zij die erin geloven en zij die sceptisch zijn. Lange tijd stond de echtheid van het kleed met de vermeende Jezusbeeltenis buiten kijf, maar moderne dateringsmethoden gooien roet in het eten. Onderzoekers van de universiteiten van Oxford, Arizona en Zürich onderwierpen, onafhankelijk van elkaar, een staaltje van het kleed aan een C14-datering. De resultaten waren op zijn zachtst gezegd onthutsend. De lijkwade dateert van tussen 1260 en 1390, wat grofweg overeenstemt met de eerste schriftelijke vermeldingen van het relikwie.

Bijbelfanaten lieten het daar niet bij en kwamen al snel met een tegenargument op de proppen. Zo zou het kleed door jarenlange aanrakingen van vieze vingers vervuild zijn met bacteriën, die de datering beïnvloeden. Een ‘gekuist’ monster bewees dit jaar nog dat het doek dateert van tussen 280 voor Christus en 220 na Christus. Pollen op het kleed zouden dan weer naar de droge omgeving van het oude Israël verwijzen.

Maar daarmee is nog niet bewezen dat de afbeelding op de wade een representatie van Jezus Christus is. Voorstanders beweren dat het beeld alleen maar in de stof gedrukt kan zijn door de grote energie-uitstoot tijdens de verrijzenis. Tegenstanders denken dan weer dat de beeltenis het gevolg is van een chemische reactie tussen het doek en de ontbindingsgassen.

Noah en de vloedgolf

De parabel over de vloedgolf en de Ark van Noah is evengoed een populaire onderwerp in wetenschappelijk onderzoek. Volgens het boek Genesis was God de corruptie van de mensheid beu en besloot hij de aarde te reinigen met een allesverwoestende zondvloed. Enkel Noah, zijn familie en twee stuks van elke diersoort werden gespaard. Het enige wat Noah daarvoor moest doen, was een kolossale ark bouwen.

Het huidige bewijsmateriaal heeft echter vooral betrekking op de zondvloed zelf. Zo wordt er in het Gilgamesj-epos gesproken over een gelijkaardige catastrofe. De kleitabletten waarop dat epos geschreven werd, zijn ongeveer vierduizend jaar oud en maken gewag van een verwoestende vloedgolf. Tweeduizend jaar vóór die eerste schriftelijke vermelding zou het zeeniveau in het Middellandse Zeebekken pijlsnel gestegen zijn, waardoor een bres werd geslagen tussen de Egeïsche Zee en de Zwarte Zee. Dat blijkt uit geologisch onderzoek. Een gebied ter grootte van de Lage Landen zou daarbij overstroomd zijn, terwijl het waterpeil met liefst tachtig meter toenam.

Volgens onderzoekers van de Colombia University ging dat zodanig snel dat niemand zich uit de voeten kon maken. De snelheid, de omvang en de toedracht van de overstroming staan echter nog ter discussie, maar er wordt wel verondersteld dat verschillende dorpen rond de Zwarte Zee ontruimd werden. Wellicht zijn de verhalen van de overstroming deel gaan uitmaken van de lokale folklore. De Gilgamesj-epos en de parabel van Noah zouden daar getuigen van zijn.

Het is duidelijk dat de verbeten zoektocht naar tastbare resten van Bijbelse aangelegenheden nog lang niet ten einde is. Zulke bewijzen zorgen immers voor hernieuwde geloofwaardigheid en legitimiteit van de Bijbel. En laat dat nu juist broodnodig zijn voor de noodlijdende Kerk.