De doctrine van de ontdekker

11 april 2013 door IL

Voor de oorspronkelijke bewoners van de Nieuwe Wereld liep de kolonisatie uit op een ramp. Achter de verovering van hun gebieden door Europese machthebbers zat een extreem superioriteitsgevoel, dat tot op vandaag zijn sporen nalaat.

Voor de oorspronkelijke bewoners van de Nieuwe Wereld liep de kolonisatie uit op een ramp. Achter de verovering van hun gebieden door Europese machthebbers zat een extreem superioriteitsgevoel, dat tot op vandaag zijn sporen nalaat.

Op 12 oktober 1492 gaat Christoffel Columbus met zijn schepen Santa Maria, Pinta en Niña als eerste Europeaan van zijn tijd voor anker in wat later de ‘Nieuwe Wereld’ genoemd zou worden. Wie even inzoomt op dat historische moment valt de vanzelfsprekendheid op waarmee Columbus het land voor de Spaanse koning claimt. Zijn zoon Fernando schrijft in zijn biografie over Columbus dat de ontdekkingsreiziger het land op de dag van aankomst de naam ‘San Salvador’ geeft. ‘…omringd door inboorlingen nam hij het met passende woorden en formaliteiten in naam van de katholieke koningen in bezit.’
 

Het is tekenend dat Columbus zich land, waar aantoonbaar duizenden indianen wonen, zonder blikken of blozen toe-eigent

Columbus schrijft zelf de volgende dag in zijn logboek over de verkenning van de kustlijn: ‘Tussen het rif en het land bevinden zich een diep bekken en een haven waarin alle schepen uit de christelijke wereld kunnen ankeren… Ik ontdekte een stuk land dat leek op een eiland, maar dat niet was. Je zou het in twee dagen in een eiland kunnen veranderen, maar ik denk niet dat dat nodig is, daar deze lieden geen ervaring hebben met wapens. Met vijftig man kunnen we ze gemakkelijk onderwerpen en dwingen te doen wat wij willen.’ Columbus vaart verder. Hij is op zoek naar goud en claimt bijna achteloos de eilanden die hij tegenkomt: ‘…Ik had me intussen voorgenomen geen enkel eiland voorbij te varen zonder het in bezit te nemen, hoewel je hier zou kunnen zeggen dat als je er één hebt, je ze allemaal hebt.’

Het is tekenend dat Columbus zich land, waar aantoonbaar duizenden indianen wonen, zonder blikken of blozen toe-eigent. Terug in Spanje wordt hij als een held ontvangen en bereidt hij zijn tweede reis (van in totaal vier) naar de ‘nieuwe wereld’ voor. Zijn officiële doel ditmaal: het bekeren van de indianen tot het christendom en ze ‘beschaving’ bijbrengen. Zijn minder verheven, maar minstens zo belangrijke doel: goud vinden. In het licht van de geschiedenis is de houding van Columbus jegens het nieuwe continent bepaald niet uniek. Alle Europese ontdekkingsreizigers, koningen, militaire leiders, politici en pioniers handelen volgens dezelfde trend in de jaren, decennia en eeuwen die volgen.


De aankomst van Christopher Columbus in Amerika.

Leeg land
De miljoenen indianen die het Amerikaanse continent bevolken, hebben weinig in te brengen tegen de snel aangroeiende mensenmassa die vanuit Europa over hun gebieden uitzwermt. Hoewel er met de inheemse bevolking wordt gehandeld en er ook gemengde huwelijken plaatsvinden, hecht vrijwel niemand werkelijk belang aan hun rechten. Politiek gezien is Amerika ‘leeg land’. In 1493 al vaardigt paus Alexander VI de bul Inter caetera uit waarin hij het noorden van de Nieuwe Wereld aan Spanje toebedeelt en het zuiden aan Portugal. Maar het duurt niet lang of ook de andere Europese grootmachten mengen zich in de strijd om het continent. Engeland, Frankrijk en Nederland, allemaal grijpen ze hun kans. Wederom gaan Europese kolonisten met de grootst mogelijke vanzelfsprekendheid te werk – en in onderlinge competitie. Frankrijk pakt vooral gebieden in het noorden: Quebec, Newfoundland en de Hudsonbaai.

Nederland is actief op en rond het huidige New York en Engeland koloniseert ‘in naam van de koning’ vrijwel het complete oosten van Noord-Amerika. Spanje en Portugal richten zich op Zuid- en Midden-Amerika. Natuurlijk gaat alles niet zonder slag of stoot en laaien geregeld gevechten op, soms uitmondend in oorlogen. De Europeanen zijn vooral druk bezig met zichzelf en elkaar terwijl voor hun ogen een immens drama plaatsvindt. Europese ziektes waartegen indianen niet zijn bestand – vooral de pokken – roeien complete volkeren uit en decimeren andere.
 

Onbedoeld krijgen de kolonisten het door de uitdunning van de inheemse bevolking een stuk gemakkelijker. Langzamerhand kunnen ze hun tot dan toe relatief behoedzame omgang met de indianen laten varen en meer eisen stellen. De definitieve omslag komt na het uitroepen van de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten in 1776. Omdat veel indianenstammen beseffen dat ze binnen deze nieuwe orde nog minder kans maken op overleving dan ze al hadden, steunen ze de enige overgebleven koloniale macht van belang, Groot-Brittannië, bij haar strijd de koloniën te behouden. De spanningen resulteren in de oorlog van 1812, die onbeslist blijft. Zowel Engeland als de piepjonge Unie van Verenigde Staten roept zichzelf tot winnaar uit. In elk geval is er wel een verliezende partij: de indianen. Zij zijn vanaf nu in feite vogelvrij en meer dan ooit speelbal van de nieuwe machthebbers.

Nog een paar jaar mogen indianen leven in de illusie dat ze werkelijk een vinger in de pap hebben, hoewel velen van hen al naar het westen zijn gevlucht. In 1830 komt ook aan de al ingeperkte vrijheid van de in het oosten achtergebleven indianen een einde. In dat jaar ondertekent president Andrew Jackson de Indian Removal Act, een naam die weinig aan de verbeelding overlaat. Een paar jaar eerder wordt binnen het Departement van Oorlog het ‘Bureau of Indian Affairs’ opgericht, die namens de regering honderden ‘treaties’ met indianenstammen sluit. In vrijwel al die overeenkomsten worden de oorspronkelijke bewoners – tegen betaling weliswaar – gedwongen grondgebied op te geven.

Manifest Destiny
Manifest Destiny is nu het codewoord, het door God bepaalde bestemmingsplan dat het hele continent ‘van kust tot kust’ aan de Amerikanen toebehoort zodat, in de woorden van president Jackson ‘gebied van vrijheid wordt uitgebreid’. Vrijheid, behalve voor de indianen dan. Het manifest staat nergens zwart op wit, maar de boodschap slaat aan. De oorlog met Mexico om het zuidwesten in 1846-1847 wordt ermee gelegitimeerd en honderdduizenden pioniers doorkruisen tussen 1842 en 1869 lopend het hele continent om in het westen gratis een stuk land te claimen. De beer is los. Nu zien ook de vele duizenden prairie-indianen dat hun manier van leven op het spel staat. De belangrijkste basis van hun bestaan, de bizon, wordt in de 19de eeuw vrijwel uitgeroeid en vanaf 1849 moeten indianen in reservaten wonen waarna de assimilatiepolitiek tot het uiterste wordt doorgevoerd. Traditionele rituelen zijn verboden en kinderen worden naar internaten gestuurd, waar hen de eigen taal en cultuur af- en westerse gebruiken worden aangeleerd. Tot ver in de twintigste eeuw zijn deze scholen actief. De reservaten bestaan trouwens nog steeds. Het zijn er ruim driehonderd en er wonen in totaal bijna een half miljoen indianen. In veel van de reservaten zijn de levensomstandigheden bar slecht. De werkloosheidscijfers zijn enorm, bovengemiddeld veel gezinnen leven onder de armoedegrens en ook in de verslavings- en criminaliteitsstatistieken scoren indianenreservaten hoog.


De expeditie van Meriwether Lewis en William Clark (1804-1806) legde de basis voor de verdere expansie van de VS naar het westen.

Het Manifest Destiny vloeide eigenlijk voort uit de Doctrine van Ontdekking, die ten tijde van Columbus onderlinge afspraken tussen Europese machthebbers fomuleerde. Ook de Doctrine stond nergens opgetekend, maar ze vormt wel de kern en de legitimatie van het kolonisatieproces, zegt professor Robert Miller (zie kader boven). Hij doceert rechten aan de Lewis & Clark Law School in Portland (Oregon), is lid van de oostelijke Shawnee-indianenstam in Oklahoma en heeft vele publicaties op zijn naam staan over de dieperliggende achtergronden van de Europese dominantie in Noord- en Zuid-Amerika. ‘De Doctrine van Ontdekking verklaart waarom met de belangen van de miljoenen mensen die het continent op het moment van de zogenoemde ontdekking bewoonden, bar weinig rekening werd gehouden’, zegt Robert Miller. ‘Kerk en koningen gaven hun zegen aan de claims op nieuw ontdekte gebieden en daarmee kregen koloniën hun officiële status. Het ging de Europeanen uiteraard vooral om land en bodemschatten, maar door de religieuze ondertoon kregen die veroveringen een vroom sausje.’

Het ‘indiaanse probleem’
Na de onafhankelijkheid van de VS was het allesbehalve gedaan met de doctrine. Nog voor hij de eerste Amerikaanse president werd, had George Washington (1789-1797) zich in 1783 al enkele keren uitgelaten over de manier van omgang met indianen. Miller ontdekte dat Washington, die indianen weinig subtiel ‘savage as wolf’ noemde, ze liever niet militair aanpakte want dat zou mensenlevens en veel geld kosten. Indiaanse gebieden vervielen volgens Washington vroeg of laat toch wel aan de uitdijende Amerikaanse bevolking en dan zouden de indianen vanzelf vertrekken en uitsterven. ‘Washington verwoordde niets anders dan een breed gedeelde visie in politiek Amerika,’ zegt Miller,’ het wordt dan ook consequent het ‘indiaanse probleem’ genoemd. De Founding Fathers trokken het dossier ‘Indian Affaires’ in 1787 volledig naar de federale overheid toe. Geen staat mocht nog op eigen kracht belangrijke beslissingen met betrekking tot dit ‘probleem’ nemen.’

Waar Washington gedurende zijn ambtstermijnen de toon zette, was het president Thomas Jefferson (1801-1809) die zich vol enthousiasme van de taak kweet om indiaans grondgebied te verwerven voor Amerika. Miller: ‘Jefferson bedacht dat als je de indianen schulden liet maken, ze vanzelf gedwongen werden hun land te verkopen. Vervolgens moesten ze zich maar vestigen op de immense prairie aan de andere kant van de Mississippi. Alsof daar geen mensen woonden. Natuurlijk wisten de Amerikanen dat, maar het kon ze niets schelen.’ Ook stuurde Jefferson kapitein Lewis en luitenant Clark op expeditie naar het noordwesten. Hun officiële opdracht was het in kaart brengen van het in 1803 van Frankrijk gekochte Louisiana Territorium. Miller: ’Maar Jefferson wilde ook een claim leggen op het door de Britten gedomineerde Oregon Territorium. En passant werden Lewis en Clark geacht bij indianenstammen alvast de bereidheid te peilen om hun leefgebieden af te staan aan de Amerikanen.’


Shoshone-indianen in het Wind River-reservaat, Wyoming, 1892.

Dit toont, zegt Miller, de grote invloed van de Doctrine van Ontdekking op het beleid van de nieuwe republiek aan. Een paar jaar later werd het bestaan van de doctrine nog eens duidelijk bevestigd door een uitspraak van het Amerikaanse hooggerechtshof in de zaak Johnson vs. M’Intosh. De kern luidde dat het individuele burgers en staten was verboden om land te kopen van indianen, en dat alleen de federale overheid dat mocht doen. ‘Etnocentrisme ten voeten uit,’ vindt Miller, ‘de wet schrapte elke kans op zelfbeschikking voor de indianen.’

Een zo nodig nog verwoestender uitwerking op de traditionele stammencultuur had de Allotment Act uit 1887. De grondgebieden van de indianen, die veelal gemeenschappelijk bezit waren van families of clans, werden verkaveld en toegewezen aan individuen. Bedoeling was assimilatie in de Amerikaanse samenleving te stimuleren. Miller: ‘Uiteraard zei de regering edele doelen na te streven met deze wet, maar aan de indianen werd niet veel gevraagd. De paternalistische houding was nog volop aanwezig. Indianen werden als kinderen beschouwd, die onderricht behoefden.’ In de decennia erna verviel twee derde van het grondgebied van indianen in privéhanden. Veel reservaten waren nu een gatenkaas van indiaans en niet-indiaans gebied. In 1924 worden alle indianen per wet genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger.

Nog steeds koloniaal
In 2013 is de Doctrine van Ontdekking nog altijd diep verankerd in de Amerikaanse federale wetgeving. Miller beschrijft een drietal aspecten. Ten eerste ligt de centrale macht over de indianenreservaten onveranderd bij het Amerikaanse Congres. Specifiek noemt hij de Allotment Act die, zo gaf ook president Theodore Roosevelt toe, tot doel had om de stammenregeringen uiteen te slaan. Het hooggerechtshof ontnam het Congres recentelijk een deel van de macht over indiaanse zaken, maar dat betekent allesbehalve dat de oorspronkelijke bevolking nu van de ‘grote witte vader’ in Washington is verlost. Dan is er de zogenaamde Trust Doctrine, wat kortgezegd de zorgplicht van de federale regering voor de indianen inhoudt en is gebaseerd op de opdracht tot het opvoeden en bekeren van de ‘wilden’ die pausen en koningen de ontdekkingsreizigers vijfhonderd jaar geleden al meegaven. Hierin wordt de toe-eigening van indiaans grondgebied als gegeven gezien, waaruit als vanzelf een afhankelijkheidspositie volgt.

Ten slotte is er de nog steeds beperkte soevereiniteit waarover indianen beschikken. Op papier heten de meeste indianenreservaten soevereine staten, maar de praktijk is weerbarstiger. De speciale VN-rapporteur voor de rechten van inheemse volkeren, James Anaya, concludeerde vorig jaar nog dat de achtergestelde positie van indianen het gevolg is van wat hen de afgelopen eeuwen is aangedaan. Hij deed een oproep aan de Amerikaanse regering voor genoegdoening, waarbij ook de teruggave van gebieden aan indianenstammen een reële optie zou moeten vormen. Vooralsnog is met het advies nog niets gedaan.

‘Er is nog veel verzoening nodig’, zei Anaya in een verklaring. Ook kwam eind 2011, mede dankzij sociale media, een landelijke actie van inheemse groepen in Canada en later ook in de Verenigde Staten op gang vanwege de aanhoudende schendingen van overeenkomsten en soevereiniteit van indianenvolkeren. Zo worden zonder overleg met de indianenstammen oliepijpleidingen in reservaten aangelegd en bomen gekapt ten behoeve van teerzandwinning. De beweging die zich Idle No More noemt, blokkeert geregeld drukke autowegen en organiseert flashmobs om aandacht voor haar zaak te vragen. Een vooraanstaande vrouwelijke indianenleider ging in hongerstaking. Miller begrijpt als geen ander waar de indianen voor vechten – hij is er per slot van rekening zelf een. ‘De doctrine waaronder de ontdekkingsreizigers vijfhonderd jaar geleden de wereld rondvoeren, is nog steeds onderdeel van de westerse manier van denken en heeft zelfs een plek in onze wetboeken. Het wordt hoog tijd om het koloniale denken voor altijd achter ons te laten.’


 

Landjepik en machtsmisbruik
 


In de Black Hills in South Dakota wordt een monument uit de rotsen gehouwen ter ere van Crazy Horse, de 19de-eeuwse leider van de Lakota-indianen.  Op de voorgrond: schaalmodel van het beeld; in de rotsen op de achtergrond is het hoofd al te zien.

De expansiedrift van Europese kolonisten kende letterlijk geen grenzen. Of ze nu op jacht waren naar goud of naar een vruchtbaar stuk land, de hordes overspoelden het continent, met dramatische gevolgen voor de oorspronkelijke bevolking.

In een vitrinekast in het Frank McClung Museum in Knoxville, Tennessee ligt een uitwerpsel van een Cherokee indiaan tentoongesteld tussen pijlpunten, sieraden en aardewerken potten. De ruim 2.500 jaar oude coproliet bevat sporen van zowel wilde en gedomesticeerde planten. De indianen in het zuidoosten leefden, voordat de Europeanen kwamen, al eeuwen als boeren en woonden in permanente huizen.

Toen de kolonisten vanaf de 16de eeuw steeds meer van hun gebieden innamen zonder dat ze weerstand konden bieden, pasten ze zich aan de blanken aan. Hun kleding, hun leefgewoonten, de Cherokees kopieerden zelfs de Amerikaanse grondwet. Het mocht niet baten. In 1838, acht jaar na de ondertekening van de Indian Removal Act, zaten de meeste Cherokees opgesloten in gevangenkampen, in afwachting van deportatie. De enkele beschrijvingen van hun situatie spreken over mannen, vrouwen en kinderen die op de kale grond in de openlucht moesten slapen, onbeschut tegen weer en wind, ‘als neergeslagen roedels honden’.

Honderden mensen stierven door infectieziektes en uitputting. De houten palissades aan de westgrens van de toenmalige VS (het huidige Tennessee) vormden het eindstation voordat de indianen het land zouden worden uitgegooid. Vijftienhonderd kilometer verderop wachtte hen door de Amerikaanse regering aangewezen nieuw woongebied. Die afstand moest te voet worden afgelegd. De deportatie zou op zich al erg genoeg zijn, maar bovendien vond de barre tocht plaats in een van de strengste winters sinds jaren. Meer dan vierduizend bannelingen kwamen onderweg om. De onmenselijke gebeurtenis is de geschiedenis ingegaan als de ‘Trail of Tears’.

Verbannen uit de Black Hills
De overeenkomst die de Amerikaanse overheid in 1868 met de Lakota indianen had gesloten, liet aan duidelijkheid niets te wensen over. De blanken zouden ‘voor eeuwig’ wegblijven uit de voor de indianen heilige Black Hills (in het huidige Zuid-Dakota). Nog geen tien jaar later raakten de Lakota’s het gebied kwijt aan een niet te stoppen stroom goudzoekers en werden ze gedwongen te verhuizen naar het Pine Ridge-reservaat in de gortdroge badlands ten oosten van de Black Hills. Het Hooggerechtshof bepaalde in 1980 dat de Black Hills onrechtmatig waren ingenomen door de blanken en dat de overeenkomst uit 1868 nog steeds geldig was. Maar de impasse duurt voort. Tot op de dag van vandaag weigeren de Lakota’s een geldbedrag in ruil voor hun heilige grond te accepteren. Door rente is dat inmiddels opgelopen tot een duizelingwekkende 700 miljoen dollar. Saillant detail is dat een van Amerika’s belangrijkste patriottische symbolen, de in rotsen uitgehakte presidenten van Mount Rushmore, zich middenin de Black Hills bevinden. Op een steenworp afstand wordt momenteel overigens een reusachtig beeld van de beroemde indianenleider Crazy Horse opgericht.

Op de knieën bij Wounded Knee
Het Pine Ridge reservaat was ook het toneel van de dramatische gebeurtenis die het indiaanse verzet tegen de blanke overheersers definitief brak. Op 29 december 1890, tijdens de ontwapening van een groep indianen bij de Wounded Knee-kreek, was per ongeluk een geweer afgegaan. Paniek brak uit en het leger begon in het wilde weg te schieten. Tweehonderd mannen, vrouwen en kinderen werden gedood. De schuld van het bloedbad werd door de Amerikanen gelegd bij de ‘zich verzettende Lakota’s’ en de betrokken militairen werden als helden geëerd met een medaille.


Dit artikel verscheen eerder in Eos Memo, het geschiedenismagazine van Eos. Bekijk hier de inhoud van het nieuwste nummer. Wilt u op de hoogte blijven van het historisch nieuws? Schrijf u dan in op de tweewekelijkse Eos Memo nieuwsbrief.