De eerste boeren hielden het binnen de familie

24 juni 2013 door Eos-redactie

Een studie van anatomische afwijkingen op 9.000 jaar oude beenderen suggereert dat de eerste boeren onderhevig waren aan inteelt, mogelijk doelbewust.

Een studie van anatomische afwijkingen op 9.000 jaar oude beenderen suggereert dat de eerste boeren onderhevig waren aan inteelt, mogelijk doelbewust om familiebanden te versterken.


Neolithische revolutie – wanneer jager-verzamelaargroepen hun rondtrekkende levensstijl inruilden voor een sedentair bestaan als boeren of veetelers – bond mensen definitief aan een gebied. Daardoor was het niet langer mogelijk zomaar te vertrekken als de omstandigheden slechter werden, zoals mobiele jagers-verzamelaars dat wel deden. Om ervoor te zorgen dat een bepaalde groep bij elkaar bleef was er een soort van sociale lijm nodig. Antropoloog Kurt Alt van de Universiteit van Mainz denkt die lijm te hebben gevonden: inteelt.

Aan de hand van de anatomische afwijkingen aan de tanden en de kaken identificeerde de antropoloog inteeltpraktijken op de Jordaanse site Basta, een vroege landbouwgemeenschap. Tien van de 28 skeletten waarvan een bovenkaak was bewaard gebleven, vertoonde dezelfde afwijking. Normaal zou dat maar bij 4 procent het geval mogen zijn. Het zou gaan om een genetische afwijking waardoor het individu geenbuitenste snijtanden heeft in de bovenkaak.

Omdat de site niet geïsoleerd lag, gaat het volgens de antropoloog om een bewuste keuze om de familiebanden te versterken door geen vreemd bloed toe te laten. Die familiebanden waren volgens Alt van essentieel belang voor de definitieve vestiging van de nieuwe landbouwlevenswijze. Het artikel is gepubliceerd in het vakblad PLOS ONE. (il)