Een duik in de middeleeuwen

28 juni 2014 door ADW

Na de Tweede Wereldoorlog groeven archeologen duizenden stenen, skeletten, glasscherven en tegels op van de middeleeuwse abdij Ten Duinen in Koksijde.

Na de Tweede Wereldoorlog groeven archeologen duizenden stenen, skeletten, glasscherven en tegels op van de middeleeuwse abdij Ten Duinen in Koksijde. Die schat aan materiaal ligt voorlopig opgeslagen in de grote depots van het Abdijmuseum Ten Duinen, waar vrijwilligers aan de slag gaan om de geschiedenis te reconstrueren.

'Een monnikenwerk.’ Zo beschrijft directeur Dirk Vanclooster het registreren van al dat materiaal. Op talloze rekken en tafels, en in vele bakken en ladekasten liggen ruim honderdduizend objecten te wachten op inventarisatie. ‘Iets minder dan de helft daarvan komt uit andere collecties; het grootste deel is hier op de abdijsite opgegraven.’ De omvangrijke collectie kwam tot stand door opgravingen vanaf 1949. Het aantal stukken was zo gigantisch dat er voor de archeologen geen tijd meer overbleef om alles te verwerken. ‘Bovendien’, zo zegt Vanclooster, ‘werd er aanvankelijk niet opgegraven uit historische overwegingen. De eerste mensen die materialen uit de grond haalden, waren arme vissers. Zij zochten bouwmaterialen om hun huizen te herstellen of herop te bouwen. Ze wisten waar in het duinengebied oude bakstenen in de grond zaten. Zo komt het dat veel visserhuisjes in en rond Koksijde stenen bevatten die uit de Duinenabdij komen.’

Het is niet uitzonderlijk dat bouwmaterialen op andere plaatsen hergebruikt worden. Baksteen is duur, en dus komt het meestal voordeliger uit om oud materiaal te hergebruiken dan om nieuw aan te kopen. ‘Toen de laatste paters in de loop van de 16de eeuw wegtrokken uit de abdij verkochten ze een miljoen bakstenen aan een instelling in Duinkerke’, zegt museumhistoricus Jan Van Acker. ‘En toen de protestanten na de Beeldenstorm van 1566 de abdij vernielden, namen ze onder andere metaal, lood en dakpannen mee om elders in te zetten.’

Zo kwam het dat de Duinenabdij, die in de 12de eeuw werd gesticht en voluit Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen heet, vierhonderd jaar later een ruïne werd. Pittig gegeven: de bekendste afbeelding – een schilderij van Pieter Pourbus uit 1580, dat een plan van de Duinenabdij toont – was pas klaar nadat de gebouwen al deels vernield waren.

Skeletten van mensen

Heel wat bouwwerken uit die periode bevatten dus materialen die toen al honderden jaren oud waren. Maar ook de abdij zelf kwam geleidelijk tot stand en bevat daardoor stenen uit verschillende bouwperiodes. Een belangrijke vraag luidt dan ook: hoe onderscheid je die soorten van elkaar? ‘Het materiaal, de vorm, de vindplaats, de bewerkingsmethode: allemaal kunnen ze een indicatie geven van de precieze periode, maar het duidelijkst zijn de formaten’, legt Van Acker uit. ‘Vanaf de 13de eeuw gebruikte men erg grote, uit de kluiten gewassen bakstenen: de kloostermoefen. In de loop der eeuwen werden die veel kleiner.’

Veel vissershuisjes in Koksijde bevatten eeuwenoude stenen uit de abdij

Het merendeel van het opgegraven materiaal ligt gestockeerd in de depotkelders van het museum. Dat zijn niet alleen bouwmaterialen zoals natuurstenen en bakstenen. Vaatwerk, metalen objecten, glasscherven en tegels behoren ook tot de collectie. En, niet te vergeten, doodskisten en menselijke skeletten. Tijdens de opgravingen kwamen restanten boven water van meer dan duizend mensen. Die worden bewaard in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in Brussel. ‘Daar nemen wetenschappers de botten onder de loep, op zoek naar bijvoorbeeld slijtsporen op handen of knieën, wat kan wijzen op respectievelijk handarbeid of een geknielde gebedshouding’, aldus Vanclooster. ‘Ook zullen ze nagaan of er sporen zijn van breuken, en zo ja, of die mooi hersteld zijn. Zo kunnen we te weten komen of de persoon in kwestie de status had voor professionele verzorging.’

Op die manier reconstrueren de archeologen en historici stukje bij beetje de geschiedenis van de abdij. Er lagen verschillende begraafplaatsen rond de site, die elk voor een andere bevolkingsklasse bestemd waren. ‘De minder vooraanstaande lekenbroeders werden apart van de monniken begraven. En de echt belangrijke lieden kregen hun laatste begraafplaats in de pandgang van de abdij.’

Een deel van de collectie is al geïnventariseerd. Zo zijn alle tegels inmiddels netjes geordend en beschreven. En dat is vooral te danken aan het werk van vrijwilligers. ‘Er kwam een vijftal jaar geleden één vrijwilliger spontaan op ons af’, vertelt Vanclooster. ‘Een hobbyhistoricus die iets praktisch met zijn interesse wilde doen. Daarop heeft onze collectieregistrator een plan uitgewerkt om het hele registratieproces in verschillende stappen op te delen, zodat we het makkelijker konden uitbesteden. Van één vrijwilliger zijn we gegroeid naar vijf, maar meer lieten we er niet toe. We konden immers niet voor genoeg begeleiding zorgen.’

Om de registratie eenvoudig te laten verlopen, werkt het depot met fiches. Elk materiaal heeft zijn eigen standaardfiche, waarop alle gegevens genoteerd worden: afmetingen, vorm, waardering – van UZ, ‘uitzonderlijk’, tot OnWa, ‘onwaardig’. Een specialistenwerk. ‘Na verloop van tijd merkten we dat onze vrijwilligers meer praktische kennis begonnen te vergaren dan onze registrator’, aldus Vanclooster. ‘Zo konden ze vaak aan de hand van een klein tegelbrokstuk zeggen hoe de volledige tegel eruit zag en in welk deel van de abdij hij lag.’

Bodemscans

Tegenwoordig gebeuren er geen archeologische opgravingen meer op de site. Nochtans zit een groot deel van de abdij nog onder het zand. Maar er is geen haast bij: de Duinenabdij is sinds 1986 een beschermd monument, en dus onbedreigd. Tien jaar geleden werd het zelfs een museum: bezoekers kunnen er wandelen door de archeologische site. Ook loopt er tegenwoordig een asfaltweg over het zuidelijke deel van de site. Opgraven is daar voorlopig onmogelijk. En natuurlijk moet de enorme berg ongeordende vondsten, een erfenis van 65 jaar noeste arbeid, eerst verder verwerkt worden voor er nieuw materiaal bijkomt. ‘Er bestaan vandaag moderne technieken die onze voorgangers in de 20ste eeuw niet hadden’, gaat Vanclooster verder. ‘Op het Hof ter Hille, een nabijgelegen boerderij, heeft ORBit, een team van de Universiteit Gent, een van de eerste grootschalige geofysische onderzoeken uitgevoerd. Uit de resultaten van zulke bodemscans kan een goeie archeoloog al een schat aan informatie halen. En het grootste voordeel: je hoeft niet te graven. Want een opgraving is onomkeerbaar, en brengt vaak ongewild schade toe.’

‘Wie weet hoe veel verder de techniek van het bodemscannen nog evolueert. Het zou me niet verbazen als we over een aantal jaar nog veel meer geheimen van de site achterhalen.’

Vondsten inventariseren

Bent u zelf ook gefascineerd door de middeleeuwen en het verleden van de Duinenabdij? Dan kunt u deze zomer een dag meedraaien in het depot van het Abdijmuseum. U zult er, onder begeleiding van de collectiebegeleider, kunnen werken met de natuur- en baksteenverzameling. Geïnteresseerd? Stuur dan een e-mail naar musea@koksijde.be.