Gennaro Rubino en de aanslag op Leopold II

20 april 2013 door RS

Op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw probeerden Franse, Russische en vooral Italiaanse anarchisten zoveel mogelijk gekroonde hoofden en presidenten om te brengen. Eos Memo portretteert anarchist Gennaro Rubino die een aanslag op Leopold II beraamde.

Op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw probeerden Franse, Russische en vooral Italiaanse anarchisten zoveel mogelijk gekroonde hoofden en presidenten om te brengen. Voor een deel van de bevolking waren ze helden. Sommige bommenleggers hielden er zelfs een standbeeld aan over.

Op 15 november 1902 woonde de Belgische koning Leopold II een herdenkingsmis bij voor zijn overleden moeder Marie-Louise en zijn eveneens gestorven vrouw Marie Henriette in de Brusselse kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele. Ook op het appel: Gennaro Rubino, een 43-jarige Italiaan uit Apulië. Hij noemde zichzelf een anarchist en was van plan om Leopold II in de kathedraal neer te schieten. Uit angst andere kerkgangers te treffen zag hij daar uiteindelijk van af. Hij liep naar buiten en ging in de Koningsstraat postvatten in de tweede rij toeschouwers, tot de koninklijke koetsen op weg naar het paleis passeerden. Koning Leopold zat in de eerste koets, samen met de graaf van Vlaanderen en prins Albert. In de tweede koets zaten de gravin van Vlaanderen en de prinsessen Elisabeth en Clémentine. Maar dat wist Rubino duidelijk niet, hoewel hij dit later ontkende, maar beweerde dat zijn revolver in de voering van zijn jasje was blijven haken toen de eerste koets voorbij ratelde. Hoe dan ook schoot Rubino niet op de eerste koets, maar op de derde, waarin zich graaf John d’Oultremont en baron Wyckerlooth de Rooyesteyn bevonden. Daarbij riep de Italiaan: ‘Leve de sociale revolutie en leve de anarchie!’. Hij slaagde erin drie kogels af te vuren, met als enig resultaat een aan diggelen geschoten koetsraampje. Niemand raakte gewond, en al zeker niet Leopold II, die allang weg was in de eerste koets. De hele aanslag was niet echt briljant voorbereid en uitgevoerd, al bij al een behoorlijk pathetische bedoening.

Volgens de kranten van die tijd werd Rubino meteen daarop gegrepen door een verontwaardigde massa die haar geliefde soeverein onvoorwaardelijk ter hulp snelde. Het gepeupel dreigde de Italiaanse would-be koningsmoordenaar zelfs te lynchen, meldde de enthousiaste royalistische pers, en de aanslagpleger kon alleen door een snelle interventie van de politie van een zekere dood worden gered. De dader werd afgevoerd in een taxi die met stokken en messen werd aangevallen door verontwaardigde burgers.

Maar of dat mediaverhaaltje ook klopte? Koning Leopold II was absoluut niet populair bij zijn eigen bevolking. En zijn zeer gecontesteerde maîtresse, de prostituee Caroline Lacroix alias de barones de Vaughan, die het allemaal had meegemaakt, was zelfs zeer ontstemd over de apathie en het totale gebrek aan reactie van de toeschouwers. Volgens haar hadden die ongeïnteresseerd toegekeken hoe hun koningshuis werd aangevallen door buitenlandse agitatoren. Een week later kwam een groot deel van de Belgische parlementsleden wel naar het koninklijk paleis om hun verontwaardiging uit te drukken over de gebeurtenissen. De koning was onder de indruk van deze politieke blijken van medeleven en sprak zijn politici vaderlijk toe. Hij zei: ‘Dit zijn troebele tijden. Er zijn menners aan het werk die de mensen proberen mee te sleuren en die de orde, die door onze openbare vrijheden wordt gegarandeerd, willen verstoren. Want voorbij de orde is er alleen nog willekeur en iedereen weet dat willekeur onvermijdelijk leidt tot despotisme.’ Dat kon Leopold II, de koning van de willekeur, uiteraard wel weten.

In zijn cel verklaarde Rubino dat het hem vooral speet dat hij de Belgische koning niet had vermoord, en dat koningen en clerus vijanden van het volk waren, waarna hij aankondigde zelfmoord te zullen plegen. Zo ver kwam het echter niet. Het proces tegen Rubino begon in januari 1903. Hij werd onder meer verdedigd door advocaat Emile Royer, socialist en republikein. Ondanks het feit dat hij niemand verwond had bij zijn poging tot aanslag, werd Rubino toch tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Hij werd vastgehouden in totale isolatie, mocht geen bezoek ontvangen en zelfs geen contact hebben met andere gevangenen. Door de onmenselijke omstandigheden waarin hij opgesloten zat, verloor de mislukte anarchist stilaan zijn verstand. Na vijftien jaar cel stierf Rubino op 14 maart 1918 in de  Leuvense gevangenis, vermoedelijk als slachtoffer van de Spaanse griep.

Uitwijkbasis Londen
Wie was Gennaro Rubino? Hij werd geboren in 1859 in het dorp Bitonto, op een steenworp van de stad Bari. Hij verloor zijn moeder toen hij elf maanden oud was. Zijn vader was een hoefsmid en een vrijdenker. Rubino zelf had een goed stel hersens, maar moest uit geldgebrek een opleiding tot ingenieur laten schieten. Zijn enige uitweg was dienst nemen in het Habsburgse leger, maar zijn verzet tegen de hersenloze militaire discipline en de artikelen die hij in een republikeinse uitgave publiceerde, zorgden ervoor dat hij door een militair tribunaal in Messina werd gedegradeerd en veroordeeld tot vijf jaar hard labeur. Na zijn vrijlating keerde hij terug naar Bitonto. Hij trouwde er en ging aan de slag als boekhouder. Even later werd hij opnieuw veroordeeld tot vier jaar cel, wegens oplichting deze keer, een beschuldiging die hij altijd is blijven ontkennen.

Rubino zakte af naar het noorden van Italië. In 1898 werd hij gearresteerd tijdens een voedselopstand in Milaan. Er hing hem opnieuw een celstraf boven het hoofd en dus week Rubino in het zog van talloze andere migranten uit het zuiden van Italië in die periode uit naar Schotland. Die Zuid-Italiaanse verhuizing naar het noorden van de Britse eilanden nam toen bijna massale proporties aan. Naar schatting twee procent van de huidige Schotse bevolking heeft Italiaanse voorouders. Na een mislukte poging om in Glasgow aan de bak te komen in de horeca, vertrok Rubino naar Londen. Daar trouwde hij voor een tweede keer, met de Britse Emily Alderton en werd hij zelfs vader, nog steeds in de grootste armoede. In de Britse hoofdstad legde Rubino contact met Italiaanse anarchisten, die ondergedoken leefden in Groot-Brittannië.

Anarchisme in al zijn vormen was in die tijd een populaire ideologie en levenshouding. Maar omdat de terroristische vleugel van de beweging de daad steeds vaker bij het woord voegde en aanslagen pleegde, werden anarchisten steeds feller vervolgd op het Europese vasteland. Landen als Frankrijk en Zwitserland, van oudsher toevluchtsoorden voor politieke asielzoekers, verstrengden tijdens de laatste helft van de negentiende eeuw hun asielpolitiek. Groot-Brittannië bleef echter bescherming bieden aan politieke en religieuze vluchtelingen. Vanaf 1870 was het land dan ook de geprefereerde vrijhaven voor anarchisten van over de hele wereld. Londen kende de hoogste concentratie aan anarchisten van elke denkbare nationaliteit: Duitsers, Fransen, Russen, en dus ook een groot aantal Zuid-Italianen die de harde repressie in hun thuisland waren ontvlucht.

Reis naar Brussel
Uiteraard volgde de nieuwe Italiaanse overheid na 1870 deze anarchisten ook naar het VK. In Londen hielden de Italiaanse geheime diensten hun recalcitrante landgenoten argwanend in de gaten. Het Italiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken en de ambassade gebruikten daarvoor Italiaanse politieofficieren die op geheime missie naar Londen werden gestuurd om via informanten en infiltranten het anarchistische milieu te observeren en te controleren.

Ettore Prina was een van die Italiaanse politiemannen die toen in Londen actief waren. Hij en zijn collega’s konden rekenen op een indrukwekkende hoeveelheid spionnen in de Britse wereld der anarchisten. Orlando De Martijs, de secretaris van de Italiaanse georganiseerde anarchistische afdeling in Londen, was een van hen. Ook Luigi Parmeggianni, een grote naam in het Italiaanse anarchistenmilieu werd er van verdacht in de zak van de Italiaanse autoriteiten te zitten.

Voor veel anarchisten was Leopold II een goed doelwit voor een aanslag: hij was verantwoordelijk voor het bloedige roofregime in Congo


Het was ook Prina die Gennaro Rubino overhaalde om tegen betaling te infiltreren in het Italiaanse anarchistische milieu in Groot-Brittannië. Met het geld dat hij daarmee verdiende, wilde Rubino een huis kopen om er de drukkerij te vestigen voor het tijdschrift dat hij wilde uitgeven. Maar in 1902 werd hij door de top van de internationale anarchistische beweging in Londen ontmaskerd als een spion van Prina. Rubino bekende, maar voerde aan dat hij de beste bedoelingen had gehad. Als dubbelspion wilde hij de echte spionnen die werden ingezet tegen het anarchistische milieu, uit hun holen roken. Aan zijn verdediging werd echter niet veel geloof gehecht en schijnbaar nam Rubino zich toen voor om zijn aangetaste reputatie als anarchist weer op te poetsen. Eerst vatte hij het plan op om de Britse monarch Edward VII naar de andere wereld te helpen, maar uiteindelijk zag hij daar van af omdat Edward te populair was in eigen land en zijn dood zeker geen sociale revolutie teweeg zou brengen in Engeland. Maar aan de overkant van het Kanaal zat volgens Rubino en heel wat andere anarchisten wel een goede kandidaat: de impopulaire Leopold II, die zich geregeld door hoerenmadams in onder meer Londen liet voorzien van meisjes tussen de tien en de vijftien jaar, die kinderen had verwekt bij een kind van vijftien jaar en die verantwoordelijk was voor het bloedige blanke roofregime in Congo. Leopold had zich net opnieuw van zijn meest kwaadaardige kant laten zien toen de garde civique op 18 april 1902 in Leuven zes betogers doodschoot die protesteerden tegen het wegstemmen van het algemeen stemrecht.

En dus kwam de Zuid-Italiaanse wereldverbeteraar naar België. Veel wist hij niet over het land en de politieke situatie. Hij moest zelf prentkaarten kopen om te weten hoe Leopold II en de andere leden van de Belgische koninklijke familie eruit zagen. De grote vraag bleef echter of Rubino  een echte anarchist was, of een provocateur. Net voor zijn vertrek naar Brussel was hij officieel door Ettore Prina ontslagen als informant. En de reis naar Brussel en de aankoop van een gloednieuwe revolver had Rubino gefinancierd met geld dat Prina hem eerder nog had gegeven. In anarchistische kringen heeft Rubino in elk geval nooit het eerherstel gekregen dat hij met zijn aanslag wilde afdwingen.

Geen woorden maar daden
Het anarchisme heeft veel kamers, van anarchosyndicalisme over anarchopacifisme tot het christelijke anarchisme van de Russische schrijver Lev Tolstoj. Maar de bomaanslagen en koningsmoorden zoals ook Rubino er een probeerde te plegen, waren vooral een zaak van individuele anarchisten, mensen die werkten zonder organisatie en structuur, en die zich enkel lieten leiden door hun frustratie, hun verontwaardiging en hun geloof in het recht van de mens op een absolute vrijheid. Dat individuele anarchisme groeide in de ballingschap waarin de meeste anarchisten leefden en had vooral veel succes bij de Italianen. In Zuid-Italië werden anarchisten en ‘internationalisten’ over dezelfde kam gescheerd als de vele briganti, de buiten de wet levende struikrovers die door het zuiden van het land zwierven, en als zware criminelen behandeld. In de jaren negentig van de negentiende eeuw zaten er niet minder dan 3.000 anarchistische gevangenen op kale eilandjes in de Middellandse Zee als Ustica, Lampedusa en Pantelleria. Veel Italiaanse anarchisten zwermden daarom uit en zochten hun heil in Spanje, Argentinië, Brazilië, de Verenigde Staten, Egypte, Tunesië, de Balkan en Groot-Brittannië. In Londen kwamen Italiaanse theoretische anarchisten als (Ettore) Errico Malatesta, Saverio Merlino en Carlo Frigerio en praktische terroristen als Michele Angiolillo dan in contact met de denkers en doeners uit Rusland en Frankrijk.

Het terroristische anarchisme dat vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw de halve wereld overspoelde, hing de theorie van de Propaganda van de daad aan. Die overtuiging was gebaseerd op de woorden van de Russische anarchist Michail Bakoenin: ‘We moeten onze principes niet met woorden maar met daden verspreiden, want daden zijn de meest populaire, meest potente en minst te weerstane vorm van propaganda’. Meestal werd de daad bij het woord gevoegd onder de vorm van bommenterreur en moordaanslagen op leden van regerende koninklijke families en staatsleiders die als bloedige tirannen werden beschouwd.

Een van de eerste Propagandisten van de daad die deels vanuit Londen opereerde was de Italiaanse schrijver Felice Orsini, die al op heel jonge leeftijd een moord pleegde en de kok van de familie neerschoot. Vervolgens ontsnapte hij aan een carrière als pastoor en werd lid van de Italiaanse geheime organisatie de Carboneria, die politieke vrijheid en een verkozen parlement en regering voorstond in het Italië van voor de eenmaking door Giuseppe Garibaldi. Als fanatiek carbonero besloot hij de Franse keizer Napoleon III te vermoorden omdat die in 1849 de veelbelovende Romeinse Republiek had vernietigd. Op 14 januari 1858 gooide Orsini samen met medeplichtigen in Parijs drie bommen naar de stoet van Napoleon. De aanslag liep uit op een bloedbad: 12 doden en 156 gewonden, maar keizer Napoleon raakte zelfs niet gewond.

Het was het begin van een lange reeks aanslagen met wisselend succes. In 1878 probeerde Max Hödel in Duitsland de Duitse keizer Wilhelm I neer te schieten. Het mislukte en Hödel werd onthoofd. In Rusland slaagden Russische anarchisten, die vaak niet alleen opereerden en zich in organisaties als De wil van het volk verenigden, er in 1880 in een deel van het Winterpaleis in Sint-Petersburg op te blazen, en in 1881 tsaar Alexander II te vermoorden. In Frankrijk organiseerde Clément Duval, een crimineel die zich tot het anarchisme bekeerde en een ‘illegalistische anarchist’ werd genoemd, overvallen op rijke mensen, en pleegden Auguste Vaillant en Émile Henry bomaanslagen. Vaillant liet in 1893 een nagelbom ontploffen in het Franse parlement, waarbij vijftig mensen onder wie hij zelf gewond geraakten. Henry gooide een jaar later een bom in het Parijse café Terminus, waar één cafébezoeker stierf. In 1887 werd Duval, die verklaarde dat ‘alle eigendom diefstal was’, tot levenslang veroordeeld en naar Duivelseiland voor de kust van Frans Guyana verbannen. In 1901 wist hij te ontsnappen. Hij vluchtte naar New York, waar hij onderdak vond bij de plaatselijke kolonie van Italiaanse anarchisten. Auguste Vaillant en Émile Henry, die riep dat er geen onschuldige burgers bestonden, kwamen in 1894 aan hun eind onder de guillotine. Vaillant was de enige man in Frankrijk die tot de guillotine werd veroordeeld zonder iemand te hebben vermoord.

De anarchistische bommenleggers konden op heel wat populaire bijval rekenen, en niet alleen bij medeanarchisten

Ook de Italianen zetten een lange rij geslaagde moorden neer: Sante Geronimo Caserio stak de Franse president Sadi Carnot dood (1894), Michele Angiolillo schoot de Spaanse eerste minster Antonio Cánovas del Castillo neer (1897), Luigi Lucheni stak de Oostenrijkse keizerin Elisabeth neer (1898) en Gaetano Bresci schoot in Monza de Italiaanse koning Umberto I neer (1900).

Deze anarchisten konden op heel wat populaire bijval rekenen, en niet alleen in kringen van medeanarchisten. In Carrara staat voor de dorpsbegraafplaats zelfs een standbeeld voor Bresci, een eenvoudige blok in Carrara-marmer door de Milanese beeldhouwer Carlo Sergio Signori.

Daarna nam de golf van aanslagen af in Europa. Na de Eerste Wereldoorlog werd de theorie van de Propaganda van de daad als een vorm van gewelddadige directe actie grotendeels verlaten. Het terroristisch anarchisme sudderde nog na in landen als Griekenland en Spanje, en kende wel nog succes in Zuid-Amerikaanse landen als Argentinië en Uruguay en in de Verenigde Staten, waar aanhangers van de Italiaanse anarchist Luigi Galleani tot ver in de jaren twintig bomaanslagen pleegden. Maar de dood gewaande Propaganda van de daad keerde met veel gedruis terug in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, met linkse terreurverenigingen als de Duitse RAF en de Italiaanse Brigate Rosse, maar ook met Italiaanse extreemrechtse organisaties.

Meer lezen: Rubino. De aanslag op Leopold II. Anne Morelli, uitg. Epo, 16,50 euro.



 

Dit artikel verscheen eerder in Eos Memo, het geschiedenismagazine van Eos. Bekijk hier de inhoud van het nieuwste nummer. Wilt u op de hoogte blijven van het historisch nieuws? Schrijf u dan in op de tweewekelijkse Eos Memo nieuwsbrief.