Japans meer verfijnt C14-methode

18 oktober 2012 door Eos-redactie

Nieuwe C14-metingen in bodemsediment van een Japans meer moeten de datering van oude objecten preciezer maken.

Nieuwe C14-metingen in bodemsediment van een Japans meer moeten de datering van oude objecten preciezer maken.

Een Brits onderzoeksteam maakte boorkernen – lange verticale sleuven met bodemafzettingen – in het Suigetsu-meer in Japan. Die buizen zitten vol organisch materiaal, zoals resten van bladeren en twijgen, waaruit de koolstof-14-waarden kunnen worden afgeleid. Deze Japanse boorkern gaat maar liefst 52.800 jaar terug. De ontdekking wordt beschreven in het vakblad Science.

C14 wordt voortdurend aangemaakt in de bovenste lagen van de atmosfeer. Alle levende organismen op aarde nemen die behoorlijk constante niveaus van de radioactieve stof op. Als ze afsterven vervalt het koolstof-14 aan een bekende snelheid. Daardoor kunnen wetenschappers de leeftijd van fossiele resten en objecten te weten komen. Maar, de moeilijkheid is dat de beginwaarde van C14 in de omgeving verschilt van plaats tot plaats en van jaar tot jaar.

Om die fluctuaties te corrigeren heb je lange boorkernen nodig met hun overeenkomstige C14-gegevens. Wetenschappers gebruikten daarvoor tot nu toe lange boorkernen van zeesediment en van grotformaties. Maar die moesten op hun beurt gecorrigeerd worden voor de mogelijke veranderingen die C14 ondergaat in oceaanwater en in grondwater. Nu hebben onderzoekers de Japanse boorkern als ideale ijkstaaf, zonder de nood om te corrigeren. Het C14 werd namelijk rechtstreeks door de bladeren en twijgen opgenomen voor die naar de bodem zakten.

Archeologen zouden aan de hand van de nieuwe data de uitsterving van de neanderthaler of de verspreiding van de moderne mens in Europa preciezer kunnen bepalen. ‘Geen grote herziening van de geschiedenis, maar wel verbeteringen in de orde van honderden jaren’, aldus de onderzoekers. (rvb)