Jodendeportatie in België: wat deze foto vertelt

Uit een dossier van het naoorlogs militair gerecht kwam een beeld naar boven van unieke waarde. Jarenlang onderzoek linkt de foto aan de Jodendeportatie in België.

Lange tijd golden foto’s van de Mechelse Dossin-kazerne als de enige beelden die de Jodendeportatie in België vastlegden. De belangrijkste daarvan was een foto van het binnenplein van de kazerne, die het nakende vertrek van Joden in de zomer van 1942 toont.

Centraal staan twee gesloten vrachtwagens van Belgische verhuisfirma’s. Vooraan, rechts naast de eerste vrachtwagen, staan enkele mannen met hoed en iets wat lijkt op een lijst in hun handen. Op de voorgrond links vallen drie mannen op, ook met hoed. Wellicht waren die laatsten leden van de Sicherheitpolizei-Sicherheitsdienst (Sipo-SD). Bij razzia’s en het vervoer van Joden treden zij en hun Belgische handlangers steeds in burger op. Alle anderen op deze foto zijn Joden.

Naast de beelden van de Dossin-kazerne duikt nog een andere, intrigerende foto op. Het unieke beeld komt uit een archief van het Auditoraat-generaal, het militair gerecht dat na de oorlog instaat voor de bestraffing van collaboratie. De foto zat in het strafdossier van Volksverwering, een in 1937 in Antwerpen opgerichte antisemitische organisatie die tijdens de bezetting actief aan de Jodenvervolging meewerkte.

De oorlogsfoto is niet gedateerd. Dat gebeurde achteraf, door onder meer raadpleging van de KMI-gegevens en bestudering van andere elementen, zoals bomen. De foto toont mensen op een open vrachtwagen. Het gaat, zo blijkt nu, om een deportatie van Joden uit Antwerpen.

Joden komen aan in de Mechelse Dossin-kazerne, 1942.

In België worden Joden in gesloten vrachtwagens naar Mechelen gedeporteerd. Maar voor de Joden die in Antwerpen worden opgepakt, dienen de Antwerpse gevangenis in de Begijnenstraat of het hoofdkwartier van de Sipo-SD (aanvankelijk gehuisvest in de Della Faillelaan en later overgebracht naar de Elisabethlei) vaak als tussenstop.

Voor de deportatie wordt het meest uiteenlopende vervoer gebruikt, zoals taxi’s en trams, waarin tegelijkertijd ook ‘gewone’, niet-Joodse passagiers plaatsnemen. Vooraleer ze naar Mechelen worden gebracht, gebeurt het vervoer van Joden in Antwerpen dus open en bloot. Daarom is het niet uitgesloten dat de deporteerders ook een open vrachtwagen gebruiken. Decennia na de feiten heeft een getuige dat ook bevestigd. Het gaat om de niet-Joodse Antwerpse architect Karel Dasseville.

De mysterieuze vrachtwagen

Op de foto zien we een vijfendertigtal mensen. De personen in de vrachtwagen zitten op zitjes, wat erop wijst dat de wagen werd omgebouwd. Een tiental andere mensen staat nog te wachten. We zien mannen, vrouwen en kinderen. Ze lijken niet arm: ze zijn vrij warm en westers, burgerlijk gekleed.

De aanstaande ‘trip’ kan je moeilijk comfortabel noemen – het gaat niet om een plezierreisje. Op de foto valt niet onmiddellijk paniek te herkennen, maar angst, spanning en terreur kan je nu eenmaal niet zomaar op foto vastleggen. Anderzijds lijkt er van een uitgelaten stemming evenmin sprake. Een davidster is niet te bespeuren. Onderduikers droegen die uiteraard niet, en deze foto toont de meeste personen op de rugzijde.

Achter de vrachtwagen links staat een aantal personen in burger blijkbaar met een lijst in de hand, ter controle. De mannen met witte pet rechts achter de vrachtwagen, mogelijk het vrachtwagenpersoneel, doen misschien hetzelfde werk. De hele scène doet denken aan de foto van de vrachtwagens in de Dossin-kazerne.

Voor de vrachtwagen lopen de sporen van tram 9 en achteraan staat een gaslantaarn. De foto laat niet zien wie er eventueel nog aan de overkant van de straat staat. Dasseville beweerde in 2012 dat hij in zijn tienerjaren getuige was van het tafereel en dat aan de overkant Antwerpse politieagenten toekeken. Op het eerste gezicht vreemd is ook de grote witte vlek achteraan links in de vrachtwagen. Een aantal passagiers kijkt in die richting. Zoals fotograaf Bas Bogaerts van De Morgen me meedeelde, gaat het om een ingreep, een wegvlakking van de fotograaf. Wilde hij bepaalde personen in bescherming nemen, bijvoorbeeld - louter hypothetisch - politieagenten?

Erich Holm, bovenaan rechts met arm in gips, in het hoofdkwartier van de Sipo-SD in de Koningin Elisabethlei.

De fotograaf

De maker van de foto is de in Antwerpen geboren Xavier Rensing. Hij was destijds een bekende en gerespecteerde persfotograaf met een eigen agentschap. Vanaf 1914 was hij de vaste fotograaf van de Antwerpse Koninklijke Nederlandsche Schouwburg (KNS). Ook was hij huisfotograaf van de Koninklijke Vlaamsche Opera (KVO). Daarnaast fotografeerde hij Belgische personaliteiten, zoals politici en kunstenaars. Verder maakte hij beelden van de Antwerpse Wereldtentoonstelling van 1930, de opbouw van de Boerentoren in 1930 en andere gebeurtenissen. Hij werkte onder meer voor de Gazet van Antwerpen en voor Franse tijdschriften, waarvoor hij het cabaretleven vastlegde. In 1936 werd hij secretaris van de Afdeling Antwerpen van de Algemene Bond van Fotoreporters van de Belgische dagbladpers.

De fotograaf is een merkwaardige figuur. Hij had zich in 1914 tot Belg laten naturaliseren. Zijn ouders waren Duitsers die een houthandel uitbaatten en tijdens de Duitse inval in 1914 als ‘onderdanen van een vijandige mogendheid’ naar hun vaderland moesten terugkeren. Xavier bleef in België en zette de zaak van zijn vader verder. Hij dreef handel met de bezetter, die het hout voor militaire doeleinden gebruikte. Na de oorlog werd hij van collaboratie beschuldigd, maar hij ontsnapte de dans.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Rensing geabonneerd op het blad van Volksverwering, Volksche Aanval, en leest hij het in Duitsland uitgegeven anti-Joodse blad Wereld-Dienst. Als secretaris van de Algemene Bond van Fotoreporters ondertekent Rensing in het eerste jaar van de bezetting enkele brieven met Heil Hitler! Hij werkt voor de Bildpresse-Dienst van de Propagandastaffel, De Dag, Het Laatste Nieuws en Volk en Staat, het orgaan van het collaborerende Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV).

Naar aanleiding van de Duitse verordening over de etikettering van Joodse zaken in 1940 maakt Rensing foto’s van Joodse winkels in Antwerpen met het opschrift ‘Jüdisches unternehmen Joodsche onderneming Entreprise juive’. De foto’s worden in Volk en Staat gepubliceerd. Eind 1940 vraagt de hoofdredacteur van Volk en Staat, Jan Brans, aan Rensing om in de Jodenbuurt foto’s van ‘typische Joden’ te maken. Brans heeft de beelden nodig om zijn anti-Joods artikel Overwegingen bij een wandeling door het ghetto te illustreren.

Tijdens dezelfde periode maakt Rensing foto’s van VNV-leider Staf De Clercq. Maar vooral foto’s betreffende Joden lijken zijn handelsmerk te zijn. Zo maakt hij ook beelden van de Antwerpse pogrom van Paasmaandag 1941, toen onder meer leden van Volksverwering tot verwoestingen in het ‘Jodenkwartier’ overgingen. Na de oorlog wordt Rensing door enkele buren als ‘Jodenverklikker’ of ‘den Spioen’ omschreven. Hij staat eveneens bekend als ‘den Duits’.

Na de bevrijding gaat Rensing in op het publiek verzoek van Antwerps krijgsauditeur Herman Sabbe om ‘alle inlichtingen en foto’s’ te overhandigen ‘die betrekking hebben op daden door de vijand of door zijn handlangers tijdens de bezetting gepleegd’. Onder de door Rensing overgemaakte foto’s bevindt zich die van de vrachtwagen. De andere beelden betreffen de Antwerpse pogrom. Zo komen alle foto’s in het gerechtelijk dossier van Volksverwering terecht.

Achter Ester Weisz en Esther Stein staat wellicht de Jodenjager Gustaaf Vanniesbecq (met hoed en lijst).

Datering

De foto is van bovenuit genomen. Van rechts naar links kan je de huisnummers 54, 52 en 50 onderscheiden. Aan de gevel van nummer 52 is een affiche geplakt met de vermelding dat het huis te huur staat, ‘Maison à louer’. In het eerste jaar van de bezetting eisen de Duitsers het huis op. Wanneer het opnieuw wordt vrijgegeven, woont er vanaf januari 1942 een Joodse familie. De Fingermans bestaan uit vader, moeder en drie kinderen.

Op de foto zijn herenhuizen te zien met robuuste gevel en elk een balkon. Op de oplegger van de vrachtwagen is duidelijk ‘Antwerpen’ vermeld, voorafgegaan door de initialen van de Antwerpse verhuisfirma. Plaats van het gebeuren is de Plantin en Moretuslei in Antwerpen. Aan de overkant, pal tegenover de nummers 50-54, bevindt zich het huis nummer 41. Het gaat om een appartementsgebouw, waarin ook Rensing woont.

Rensing neemt de foto vanuit zijn appartement op de eerste verdieping. Hij neemt hem blijkbaar tersluiks. Afgezien van mogelijk de twee kinderen met pet uiterst rechts, die lachend schijnen naar boven te kijken, lijkt niemand zich van de fotograaf bewust.

De rolluiken van alle huizen zijn (nog) naar beneden. Bij het groepje mensen voor de wagen vallen niet alleen de valiezen op maar ook de brede, lange schaduw. Gezien de locatie wijst dat alles erop dat de foto in een vroege ochtend is genomen. Verder hebben de bomen hun bladeren nog niet en draagt het boompje links enkele botten, wat erop wijst dat Rensing de foto niet in een volle, warme lente- of zomerperiode heeft genomen. De mensen in de vrachtwagen zijn als gezegd allen vrij warm aangekleed. De opname werd dus allicht genomen op een vroege lentemorgen.

De foto dateert van de periode na oktober 1942. De moeder en drie kinderen Fingerman werden op 26 september 1942 vanuit Mechelen naar Auschwitz gevoerd. Vader Fingerman belandde in oktober 1942 in Mechelen, maar werd niet gedeporteerd. De aanhouding van de Fingermans verklaart waarom huis nr. 52 te huur staat. Pas vanaf 29 april 1943 wordt het huis opnieuw permanent bewoond.

Identificatie

Het kan niet om een transport van Belgische, niet-Joodse verplicht tewerkgestelden naar Duitsland gaan. Die werden niet op die wijze vervoerd en ze nemen ook hun kinderen niet mee, laat staan bejaarden. Wie staat dan wel op de foto? Het is steeds een heikele zaak om onbekende personen op een opname alsnog te identificeren.

Toch konden, via uitvergrotingen en vergelijkingen met andere foto’s, drie mensen met zekerheid worden herkend. Het gaat om de toen vijftienjarige, in Antwerpen geboren Pools-Joodse Esther Stein. Ze zit achteraan links in de vrachtwagen. Achter haar op de straatweg staat de man met de hoed en het papier in de hand. Stein heeft een wel uiterst opvallende, weelderige haardos. In dit geval kan je haast zeggen dat de haardos als het ware een vingerafdruk is. Van de bewaard gebleven foto’s van het 25.000-tal uit Mechelen gedeporteerde Joden is zij de enige met zo’n haardos en identiek gelaat.

Stein wordt op 18 februari 1943 – nog dezelfde dag van haar aanhouding? – samen met twintig andere gearresteerden naar de Dossin-kazerne in Mechelen gevoerd. Die hele maand lang was het koud, met gemiddelde temperaturen van 4 à 5 °C en een laagste temperatuur van 1,5 °C.

Stein woont in de Arendstraat 3, een straat gelegen in de druk door Joden bewoonde zevende Wijk nabij het Centraal Station. Het gaat hoofdzakelijk om arme, uit Polen afkomstige Joden. Na Steins aanhouding maakt de vrachtwagen een tussenstop in de Plantin en Moretuslei, waar Rensing hem fotografeert. Of ook daar Joden worden aangehouden, is onduidelijk.

Voor de deportatie worden ook taxi’s en trams gebruikt, waarin tegelijk ‘gewone’, niet-Joodse passagiers plaatsnemen

Op 19 april 1943 wordt Stein met Konvooi XX gedeporteerd, onder nr. 735. Op 22 april komt ze aan in Birkenau, Auschwitz II, het vernietigingskamp. Ze heeft geluk: ze kan in Kommandos werken. Op 18 januari 1944 wordt ze overgebracht naar Auschwitz I, een concentratie- en werkkamp. Daarna gaat ze naar Ravensbrück in Duitsland, een kamp voor vrouwen, en Neustadt-Glewe, een buitenkamp van Ravensbrück. Op 2 mei 1945 slagen Franse gevangenen erin haar te bevrijden. De persoon links naast Esther Stein – een vrouw met een hoedje – is mogelijk de 47-jarige Pools-Joodse Ester Weisz uit de Provinciestraat. Zij wordt eveneens met Konvooi XX gedeporteerd, onder nr. 733. Ze komt nooit meer terug.

Ook twee mannen van het trio links achter de vrachtwagen konden worden geïdentificeerd. Het gaat van links naar rechts om Erich Holm en Karl Vierk. Holm (‘een grote rosse met sproeten’) is het hoofd van de Judenabteilung van de Antwerpse Sipo-SD. Vierk (‘de dikke Duitser, eerder klein van postuur’) is van 1942 tot maart 1943 zijn Duitse adjudant.

De man met de hoed en lijst is waarschijnlijk Gustaaf Vanniesbecq (‘een lange, steeds in gabardine gekleed met hoed’). Hij is een beruchte Antwerpse Jodenjager met een crimineel verleden. Al voor de oorlog profileert hij zich als een Vlaamse nazi en antisemiet van het eerste uur. Vanniesbecq is de vertrouwensman van Holm en werkt tijdens zijn jacht op Joden samen met Vierk, vaak vergezeld van Holm.

Momenteel is enkel huis nummer 54 nog bewaard gebleven, waar nu een designwinkel is gevestigd. De tramlijn is verdwenen, evenals de gaslantaarns. Op de plaats van de andere huizen staat nu het Provinciaal Sint-Godelieve-Instituut.