Knobbelig reptiel dwaalde door Pangea-woestijn

25 juni 2013 door Eos-redactie

In Centraal-Pangea liep de knobbelige 'Brunostegos' rond. Hij leefde er miljoenen jaren in een extreem droog gebied, afgezonderd van de grotere familie waartoe hij behoorde.

Door het droge klimaat van Centraal-Pangea raakte een knobbelig reptiel afgezonderd van zijn familiegenoten in de groenere gebieden errond. Brunostegos evolueerde dan ook minder sterk, geeft een nieuw opgegraven skelet aan.

Tijdens het perm, 299 tot 252 miljoen jaar geleden, was er maar één continent: Pangea, met in het midden een dorre woestijn. Toch was er leven mogelijk, schrijven onderzoekers in het Journal of Vertebrate Paleontology. Zij vonden resten van een woestijnganger in Noord-Niger: de pareiasauriër Bunostegos.

Pareiasauriërs waren grote herbivore reptielen die algemeen voorkwamen in het midden- en laat-perm. Bunostegos was meer verwant met de primitievere versies van de pareiasauriërs dan met tijdgenoten, wat aangeeft dat de soort een gescheiden evolutie kende. Mogelijk leefde Brunostegos samen met enkele andere dieren en planten in gebieden in Centraal-Pangea met net genoeg water om te overleven. Door de droogte en het grote klimaatverschil kwamen miljoenen jaren geen dieren langs die buiten de woestijn leefden. Dat beperkte contact verklaart de gescheiden evolutie. Eerder opgegraven fossielen suggereren dat pareiasaurus-soorten buiten de woestijn elkaar wél geregeld tegen het lijf liepen.

Brunostegos was moeders mooiste niet. De meeste pareiasauriërs hadden knobbels op de kop, maar die van Bunostegos zijn de grootste ooit ontdekt (Bunostegos betekent dan ook 'knobbelige schedel'). ‘We weten het niet zeker, maar waarschijnlijk hadden de benige knobbels op de schedel van de pareiasauriërs geen beschermende functie’, vertelt onderzoeker Linda Tsuji van de University of Washington in Seattle. ‘Ze varieerden nogal opvallend in grootte en vorm bij verschillende soorten, waarbij sommige er haast geen hadden, dus ik denk dat ze zuiver decoratief waren. Waarschijnlijk waren ze handig in om soortgenoten en andere soorten te herkennen.’ (tn)