Ook uitgedroogde haren hebben een vingerafdruk

08 september 2016 door Eos-redactie

Goed nieuws voor detectives, forensisch experts en archeologen.

Goed nieuws voor detectives, forensisch experts en archeologen: als het DNA in een teruggevonden haar te zeer is beschadigd, kunnen haareiwitten de zaak alsnog oplossen.

Tegenwoordig zoeken forensisch onderzoekers op plaats delicten eerder naar DNA-sporen dan naar vingerafdrukken. Die sporen vinden ze vaak in achtergelaten lichaamseigen stoffen zoals bloed- en zweetdruppels, vingernagels, huidschilfers of lichaamshaar. Maar DNA-moleculen zijn heel gevoelig en dus onderhevig aan degradatie. Vaak kunnen speurders er geen bruikbare genetische informatie meer uit halen.

In de archeologie speelt dit probleem nog meer: het gebeurt zelden dat onderzoekers DNA vinden in een skelet dat nog onaangeroerd en ‘zuiver’ is. En voor een eeuwenoud fossiel is die kans bijna nihil.

Nu hebben Amerikaanse onderzoekers een alternatieve piste ontwikkeld. Ze willen mensen kunnen identificeren op basis van haareiwitten. Die zijn veel kleiner en robuuster dan DNA-moleculen, en ook nog eens beter bestand tegen aantasting door tijd en omgeving.

De vorsers testten hun idee uit op 76 levende Europeanen en Afrikanen en op nog eens zes skeletten die niet ouder waren dan 250 jaar. Uit alle haarproteïnen die ze verzamelden, konden ze 185 ‘punten’ aanwijzen. Samen waren die punten voldoende om binnen een bestand van een miljoen personen één persoon correct te identificeren. Belangrijk: voor deze identificatietechniek hebben de onderzoekers maar één luttel haartje nodig.

Om als sluitend bewijsmateriaal te kunnen dienen, volstaat deze techniek nog niet. Daarvoor is een precisie van één op een miljoen nog niet nauwkeurig genoeg. De wetenschappers geven dan ook toe dat de eiwitidentificatie nog verder moet worden verfijnd. Volgens hen bevindt de methode zich momenteel op hetzelfde niveau als de DNA-identificatietechniek in háár begindagen. (sst)

Brad Hart, Lawrence Livermore National Laboratory, VS in PLoS ONE