Sommige zoogdieren hadden al succes in dinotijd

15 maart 2012 door Eos-redactie

In het dinotijdperk waren de eerste zoogdieren al in veel meer vormen aanwezig dan men tot nu toe aannam.

In het dinotijdperk waren de eerste zoogdieren al in veel meer vormen aanwezig dan men tot nu toe aannam. Dat wijst onderzoek bij multituberculaten, knaagdierachtige zoogdiertjes, uit in de online editie van Nature deze week.

Er werd altijd gedacht dat zoogdieren tijdens het mesozoïcum, wanneer de dino’s heer en meester waren, kleine wezens bleven die alle moeite hadden om zich staande te houden. Maar op z’n minst één groep zoogdiertjes floreerde tijdens de laatste 20 miljoen jaar van het dinotijdperk en overleefde de massa-uitsterving van de mastodonten 66 miljoen jaar geleden.

Een paleontoloog van University of Washington verklaart het succes van de ‘multituberculaten’, zoals ze worden genoemd, deels door tuberculen of knobbeltjes op hun achterste tanden. Die oneffenheden lieten hen toe om zich te voeden met de toen opduikende plantensoorten (angiospermen), die we vandaag nog altijd hebben. Door die nieuwe, rijke bron van voedsel konden ze zich over miljoenen jaren in steeds meer soorten splitsen en in grootte toenemen. 170 miljoen jaar geleden waren ze nog zo groot als een muis, 30 miljoen jaar later, als de angiospermen verschenen, hadden sommige soorten al de omvang van een bever. Multituberculaten floreerden nog miljoenen jaren na de dinosterfte, maar stierven uit vrij kort na de grens tussen paleoceen en eoceen door concurrentie van moderne zoogdieren, zoals moderne knaagdieren en primaten.

‘De studie bevestigt de groeiende consensus onder wetenschappers dat het evolutionaire verhaal van zoogdieren complexer en minder straight forward is dan we 20 jaar geleden dachten’, zegt paleontoloog Pieter Missiaen van de Universiteit Gent, die ook onderzoek doet naar de eerste zoogdiersoorten. ‘Sinds een tiental jaar kennen we ook een paar grotere zoogdieren uit de dinoperiode - de recordhouder is zo groot als een vos - en ook gespecialiseerdere vormen, die bijvoorbeeld konden zweven zoals een vliegende eekhoorn.’ (rvb)