Sport als alternatief voor oorlog

De emotionele pieken en dalen en de intense beleving bij sport roepen associaties op met oorlog.

Sinds de opkomst van de massamedia na de Tweede Wereldoorlog groeide de belangstelling voor internationale sportevenementen zoals de Olympische Spelen gigantisch. Met miljoenen gaan we uit ons dak van euforie of zakken we door de grond van ellende met de triomfen en nederlagen van onze sportieve landgenoten. We vallen ten prooi aan een acuut wij-gevoel als onze nationale ploeg een goal scoort of een medaille in de wacht sleept. De emotionele pieken en dalen en de intense beleving van de werkelijkheid roepen duidelijke associaties op met een andere zeer menselijke activiteit: oorlog.

Vluchten of vechten

De Amerikaan Walter B. Cannon is een van de belangrijkste grondleggers van de fysiologie. Hij is de bedenker van het begrip ‘vluchten of vechten’, de reacties van het menselijk lichaam op grote spanningen of stress. In April 1915 kwamen de Amerikaanse kranten met de eerste gruwelverhalen over de nieuwe oorlog in Europa. De Harvard-professor publiceerde toen ook zijn boek Bodily Changes in Pain, Hunger, Fear and Rage. Cannons baanbrekende inzichten over het verband tussen emotionele reacties en fysiologische processen zette de psychologie op een heel nieuw fundament. Het laatste hoofdstuk van het boek staat enigszins apart. Het is een dringend pleidooi om oorlog in de wereld te vervangen door sportieve competities als de Olympische Spelen.

In Cannons tijd volgden vrijwel alle wetenschappers Freud dat agressie een drift of instinct was die af en toe naar buiten moest komen. Cannon meende dat geweld en oorlog ingebakken zitten in de natuur van de mens, en daarmee bedoelde hij de man. Deze visie maakte pacifisme zinloos. Cannon sloot zich aan bij de victoriaanse, militaristische visie dat oorlog en voorbereiding op oorlog de beste karaktereigenschappen aankweekte en stimuleerde bij jonge mannen. In tijden van oorlog krijgen fysiek sterke mannen de beste kansen om dapperheid, vaderlandsliefde, opofferingsgezindheid, gehoorzaamheid, discipline, mannelijkheid en zelfcontrole te ontwikkelen en te demonstreren. In een maatschappij die nooit oorlog kent, zouden jonge mannen zich zeker ontwikkelen tot mollycoddles, doetjes.

Surrogaat voor oorlog

"In de sport beleven mannen volgens Cannon dezelfde fysiologische reacties – vechten of vluchten – als in de oorlog"

Toch wees Cannon oorlog resoluut af. Het kan voor de maatschappij nooit goed zijn om de sterkste, dapperste en meest bekwame jongemannen steeds weer ‘te voeden aan de machine van de vernietiging’. En er was meer. Volgens Cannon maakte de ontwikkeling van moderne wapens de oorlogsvoering afstandelijk en onpersoonlijk. Het stimuleerde de noodzakelijke karaktereigenschappen helemaal niet meer en vereiste niet meer de fysieke kracht die de maatschappij waardeerde in militairen. Je hoeft niet dapper, sterk of opofferingsgezind te zijn om met een kanon of met gifgas over een grote afstand talrijke vijanden in een klap weg te vegen. Dit impliceerde dat oorlog niet langer een adequate uitlaatklep bood voor individuen om agressieve instincten uit te leven. Cannon concludeerde dat de mensheid een surrogaat nodig heeft voor oorlog, een alternatief waarin mannen hun natuurlijke agressie kunnen uitleven. Tegelijk moeten ze net als in de oorlog de karaktereigenschappen ontwikkelen die de maatschappij zo bewondert. Dat alternatief is uiteraard sport. In de sport beleven mannen volgens Cannon dezelfde fysiologische reacties – vechten of vluchten – als in de oorlog. Sport biedt de dapperen niet de kans om de ultieme opoffering te brengen, de dood. En dat is alleen maar beter voor de maatschappij.

Olympische gedachte

Pierre de Coubertin werd in 1863 geboren. Als kind van zijn tijd zag hij een duidelijke relatie tussen fysieke ontwikkeling, karaktervorming en oorlog. De Franse aristocraat was pas acht toen Frankrijk smadelijk werd vernederd in de Frans-Pruissische oorlog. Net als veel van zijn landgenoten geloofde hij dat Frankrijk verloren had omdat de Franse scholen te veel aandacht besteedden aan de intellectuele ontwikkeling van jonge mannen en te weinig aan de fysieke ontwikkeling.

Coubertins campagne om meer lichamelijke opvoeding te organiseren in de Franse scholen sloeg niet erg aan. Veel meer succes had hij met een veel opzienbarender plan: de renaissance van de klassieke Olympische Spelen.

Tussen 1870 tot 1940 stortten de Europese grootmachten zich van het ene gewapende conflict in het andere. Als Duitsland en Frankrijk geen oorlog voerden, dreigden ze er wel een te beginnen. Alleen al de beide wereldoorlogen waren goed voor meer dan 70 miljoen doden.

In de zeventig jaar sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog beleeft Europa een ongekende periode van vrede. Toegegeven, er zijn lokale conflicten, maar de aantallen slachtoffers daarvan vallen in het niets bij die van de wereldoorlogen. Het tijdperk na 1945 is ook de periode waarin internationale sportevenementen als de Olympische Spelen en voetbalkampioenschappen enorm grote betekenis kregen. De vraag is dan: is er een verband? Of zijn vrede en internationale sportevenementen gewoon producten van dezelfde parallelle historische ontwikkeling in de maatschappij?

Freudiaanse vergissing

De meeste hedendaagse wetenschappers gaan niet onverdeeld akkoord met de stelling dat overwinningen en nederlagen van nationale teams die grote euforie en diepe wanhoop oproepen bijdroegen tot de buitengewone periode van vrede in Europa. ‘Dit idee is gebaseerd op de verouderde veronderstelling dat agressie een automatische drive is, een ononderdrukbare drijfveer die eruit moet, via catharsis’, reageert Frans de Waal, waarschijnlijk de bekendste primatoloog in de wereld door zijn onderzoek naar de bonobo’s.

‘Dit is de visie van Sigmund Freud. Volgens hem neemt sport de druk van de ketel. Er is helaas geen enkele aanwijzing dat dit klopt voor mens of dier. Sport maakt gebruik van dezelfde ingroep/uitgroep-gevoelens die ook veel dieren kennen, maar of ze daardoor verminderen is maar zeer de vraag.’ Ook de wetenschapsjournalist John Horgan, auteur van The End of War, concludeert dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor een van beide stellingen, net zo min als er een bewijs is voor een verband tussen gewelddadige films en echt geweld. ‘Sommige wetenschappers claimden dat sportevenementen een louterende catharsis bewerkstelligen waardoor oorlog minder noodzakelijk is, bijvoorbeeld de nazi en Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz. Anderen zeggen juist het tegenovergestelde, dat maatschappijen met een obsessie voor sport, vooral contactsporten, oorlogszuchtiger zijn.

Hogere doelen

‘Mensen zien sport vaak als een sublimatie van gevaarlijke instincten en neigingen’, duidt Andreas de Block, hoogleraar aan het Hoger instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven. ‘Trotsky meende dat sport gebruikt kon en moest worden om competitieve instincten uit de economie te weren. Deze freudiaanse opvattingen zijn onjuist. Ze zijn gebaseerd op de veronderstelling dat ieder instinct een vaste hoeveelheid energie heeft die tot ontlading moet komen.’

‘Gevaarlijke instincten als seksualiteit en agressie moeten een uitlaatklep vinden in relatief onschuldige activiteiten. Omdat schilderen beter is dan masturberen, roken beter dan orale seks  - althans in de victoriaanse tijd -  en sport beter dan oorlog, moeten we onze tribale en libidineuze instincten op deze hogere doelen richten. De veronderstelling dat ieder instinct een vaste hoeveelheid energie moet ontladen, is onjuist. Bovendien kunnen tribale instincten juist versterkt worden door sport, net zoals seksuele lust aangewakkerd kan worden door een schilderij.’

Noord- en Zuid-Korea doen onder één vlag mee aan de Olympische Winterspelen in Pyeongchang.

‘Het kan best zijn dat internationale evenementen en speelse activiteiten verbroedering en verzustering stimuleren. Maar ik ben zeer sceptisch over het idee dat competitie bijdraagt tot vreedzamere relaties. Ik ben daarom geneigd te zeggen dat de Olympische Spelen waarschijnlijk bijdragen tot een meer vreedzame wereld, maar dat is dan ondanks en niet dankzij de competities.

"Ik ben zeer sceptisch over het idee dat competitie bijdraagt tot vreedzamere relaties"

Voetbal voor straatboefjes

De Amerikaanse sociobioloog Robert Trivers, auteur van Wild Life, Adventures of an Evolutionary Biologist gelooft dat internationale sportevenementen toch iets bijdragen aan de vrede. ‘Misschien kunnen we tijdens internationale competities mensen bewonderen uit landen waar we een hekel aan hebben omdat iedereen onderworpen is aan dezelfde regels. Maar dit is allemaal zeer hypothetisch.’

De Britse psycholoog Steve Taylor schreef een groot aantal boeken over spiritualiteit en psychologie. Hij beschrijft hoe voetbal in de negentiende eeuw het geweld tussen Engelse gangs verminderde. ‘Aan het einde van de negentiende eeuw vonden in Britse steden als Manchester, Birmingham en Glasgow voortdurend bendeoorlogen plaats. Grote delen van die steden waren onveilig en onschuldige voorbijgangers raakten gemakkelijk verwikkeld in de gevechten. Dit geweld verdween grotendeels met de komst van jongensclubs die een grote nadruk legden op sport. Jongeren die eerst met elkaar vochten, speelden nu voetbal. Het lijkt erop dat de psychologische behoeften die het ontstaan van geweldige gangs veroorzaakten, gekanaliseerd werden in sportbeoefening. Het resultaat was een enorme vermindering van geweld.’

Taylor ziet hetzelfde proces zich min of meer op internationaal niveau afspelen. ‘De afgelopen 75 jaar laten een voortdurende daling zien in het aantal doden als gevolg van internationale conflicten. Daar zijn uiteraard evidente redenen voor: nucleaire afschrikking, groeiende internationale handel, de groei van de democratie, internationale vredesmachten en de ondergang van het communisme. ’‘Het is redelijk te veronderstellen dat ook sport een rol speelt. Nu steeds minder landen zich storten op de uitbreiding van hun grondgebied en ze sport niet langer promoten als een soort militaire training, functioneert sport als een alternatief voor oorlog. De opwinding en roes die ooit gepaard gingen met oorlogsvoering kan je beleven als je nationale en internationale sportwedstrijden volgt.

Geen empirisch bewijs

Geen wetenschapper heeft in de afgelopen jaren meer aandacht gekregen voor zijn ideeën over de mensheid en geweld dan Steven Pinker. In zijn boek The Better Angels of Our Nature betoogt de Canadese psycholoog en socioloog dat harde data duidelijk maken dat de mensheid minder gewelddadig wordt. Pinker gelooft dat geweld in de natuur van de mens zit, maar de mens is evenzeer gegeven deze drang tot geweld in toom te houden.

Als belangrijkste oorzaken voor de vermindering van het geweld in de wereld noemt Pinker: de grotere rol van de overheid in het beslechten van conflicten, de rol van internationale handel, een groeiend kosmopolitisme en de groeiende betekenis van rationeel denken en wetenschappelijke kennis. Maar sport? ‘Zolang er geen empirisch bewijs is voor een correlatie tussen sport en internationale vrede, ben ik sceptisch. Deze stelling gaat uit van een ‘hydraulische’ theorie van geweld, waarbij een chronische pressie tot geweld via een bepaald kanaal tot ontlading moet komen omdat het anders via een ander kanaal tot uitbarsting komt. Het lijkt mij zeer wel mogelijk dat de burgers van een land die zich verheugen in een overwinning op het sportveld tegelijk een internationale oorlog steunen.’In ieder geval gaat alle energie die je in sport investeert, niet naar de voorbereidingen voor een oorlog. De oud-voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité, Jacques Rogge, was tijdens een toespraak voor de Verenigde Naties in 2007 wel optimistisch. ‘Sport alleen kan geen vrede afdwingen of handhaven. Sport speelt wel een vitale rol bij de ontwikkeling van een betere en vreedzamere wereld.

Olympische wapenstilstand

Soms maken sportwedstrijden wel tijdelijk een einde aan gewapende conflicten. Tijdens de klassieke Olympische Spelen hielden de Grieken zich aan de ekecheiria, het neerleggen van de wapens. Deze onderbreking van de oorlogen tussen de Griekse stadstaten maakte het mogelijk dat de deelnemers ongehinderd naar Olympia konden reizen.

Het idee van de Olympische wapenstilstand werd in 1993 door de algemene vergadering van de Verenigde Naties min of meer in ere hersteld. VN Resolutie 48/11 roept alle naties in de wereld op vijandelijkheden te staken gedurende een periode van zeven dagen voorafgaande aan, tot zeven dagen na afloop van de spelen. Er zijn geen voorbeelden van oorlogen die om deze reden zijn onderbroken.

"VN Resolutie 48/11 roept alle naties in de wereld op vijandelijkheden te staken gedurende een periode van zeven dagen voorafgaande aan, tot zeven dagen na afloop van de spelen"