Technologie laat middeleeuwse muziek weerklinken: ‘We kunnen het muzikale erfgoed weer tot leven brengen’

Hoe klonk middeleeuwse muziek? Het is een vraag die musici en musicologen sinds de jaren 1960 onderzoeken. Nu maakt technologie het mogelijk om te weten hoe die muziek klonk op de plekken waarvoor ze werd gecreëerd. Het resultaat hoor je dit jaar op het Antwerpse festival Laus Polyphoniae.

Het einde van de festivalzomer gaat in Antwerpen traditiegetrouw gepaard met oude muziekklanken. Laus Polyphoniae, georganiseerd door AMUZ (Festival van Vlaanderen Antwerpen), is wereldwijd het grootste festival dat zich toelegt op de polyfonie. In de middeleeuwen vond vanaf de negende eeuw een belangrijke ontwikkeling plaats: van eenstemmige gregoriaanse muziek naar meerstemmige polyfone muziek. Bij polyfonie zingen meerdere stemmen verschillende melodieën tegelijkertijd. Geen enkele stem neemt de leiding; elke stem is evenwaardig aan de andere stemmen. Laus Polyphoniae laat elke zomer dat muzikale erfgoed uit de middeleeuwen herleven met tientallen concerten. Het festival huldigt daarbij het motto: Historically Informed Performance (HIP). De muzikanten proberen dus zo veel mogelijk de originele versie van de muziek te benaderen.

Muziekwetenschappelijk onderzoek

Komen tot een historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk van oude muziek is niet bepaald gemakkelijk. ‘Het is een voortdurende zoektocht’, vertelt Bart Demuyt. Als algemeen en artistiek directeur van AMUZ cureert hij het festival Laus Polyphoniae. Daarnaast is Demuyt ook algemeen directeur van de Alamire Foundation, het Centre of Excellence voor het Muzikale Erfgoed uit de Lage Landen. ‘Het is niet omdat we beschikken over middeleeuwse manuscripten, dat we daarom weten hoe die muziek werd uitgevoerd.’

Demuyt toont een facsimile van het Mechels Koorboek, een van de best bewaarde laat-middeleeuwse muziekhandschriften. Omstreeks 1515 heeft de Duitse ondernemer en muziekkopiist Petrus Alamire het gemaakt in zijn atelier in Mechelen. Meerdere zangers zongen samen uit het grote koorboek, dat op een lezenaar stond. De notenbalken lijken op wat we vandaag kennen, maar de muzieknotatie verschilt. ‘Het is een eigen taal, de mensurale taal. Elke noot moet je bekijken in functie van wat ervoor en erna komt’, aldus Demuyt. Hij legt uit dat het mensurale systeem veel regels kent, die door de eeuwen heen zijn geëvolueerd. ‘Vandaag kennen we veel niet meer van wat toen werd onderwezen. Dat vergt praktijkonderzoek. We moeten de mensurale taal ontrafelen en opnieuw aanleren.’

‘Het belang van de Alamire Foundation als wetenschappelijk instituut is precies die zoektocht naar zo veel mogelijk parameters die geweten zijn, zodat we zo dicht mogelijk bij de bron kunnen komen’, stelt Demuyt. Niet alle parameters kunnen echter achterhaald worden of zijn nog beschikbaar. Demuyt geeft het voorbeeld van de knapen, jongens die in de middeleeuwen de melodieën voor sopraanstemmen zongen. Er zijn vandaag nog maar weinig zingende knapen. Bovendien is het moeilijk om jongens op te leiden tot hetzelfde niveau als toen. De knapen werden in de middeleeuwen onderwezen in kathedraalscholen. Dag na dag leerden ze zingen, verschillende talen, metrum. Dat gebeurt nu niet meer. ‘Dat is dus een parameter die is weggevallen. Is dat erg? Ik huiver altijd als mensen spreken over de enige ware uitvoering. Die bestaat niet. Alle parameters ontdekken, kunnen we niet. Als er parameters zijn die niet meer ingevuld kunnen worden, dan moeten we ze interpreteren. We moeten roeien met de riemen die we hebben.’

De meerwaarde van technologie

Bart Demuyt gelooft sterk in de meerwaarde van technologie in de zoektocht naar een historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. ‘De Alamire Foundation zet in op de meest geavanceerde wetenschappelijke kennis en apparatuur. Zo kunnen we bepaalde raadsels van de polyfonie oplossen en dat muzikale erfgoed weer tot leven brengen.’

Een eerste innovatie is de digitalisering van middeleeuwse muziekhandschriften. Dankzij een mobiel laboratorium is het mogelijk om overal ter wereld in situ bronnen te digitaliseren. Zo heeft de Alamire Foundation bijvoorbeeld in Vaticaanstad de muziekhandschriften van de Vaticaanse bibliotheek gedigitaliseerd. Manuscripten worden gedigitaliseerd in hoge beeldkwaliteit, tot 150 miljoen pixels. Dat is nodig, want middeleeuwse handschriften zijn zeldzaam en kwetsbaar, vertelt Demuyt. ‘Er zijn bepaalde manuscripten die de tand des tijds niet goed hebben doorstaan en die dus niet zomaar publiek toegankelijk zijn. Dankzij het digitaliseren zijn ze online voor iedereen toegankelijk en kan er nu opnieuw uit deze bronnen gemusiceerd worden.’

‘Terwijl ze aan het zingen zijn, horen de zangers de akoestiek van de virtuele ruimte. Voor hen lijkt het alsof ze in een andere ruimte zingen’

Een tweede innovatie is de transcriptie van muziek in mensurale notatie naar moderne muzieknotatie. ‘Tot op vandaag is het omzetten van de noten op papier tot meerstemmige polyfonie puur handwerk’, aldus Demuyt. ‘Samen met ingenieurs van de KU Leuven werken we al jaren aan automatische beeldherkenning. Daar zijn we intussen zeer ver in gevorderd. Ik denk dat we binnen nu en een goed jaar een doorbraak zullen krijgen. Dan zullen we met één druk op de knop alle noten uit een manuscript kunnen transcriberen. Op die manier maken we de polyfonie toegankelijker voor onderzoekers en uitvoerders.’

Als derde innovatie zijn er twee hoogtechnologische geluidslabs ingericht op de site van Abdij van Park in Leuven, waar de Alamire Foundation gevestigd is. Het eerste laboratorium, het Alamire Analytic Sound Lab, laat de onderzoekers toe om de verschillende stemmen die polyfone muziek zingen elk afzonderlijk digitaal te bekijken, te beluisteren en te analyseren. Composities kunnen zo als het ware ontrafeld worden. Het tweede laboratorium, het Alamire Interactive Sound Lab, richt zich op de akoestiek van de ruimtes waarin de polyfone muziek klonk.

Middeleeuwse klanklaboratoria

Ook de akoestiek van ruimtes vormt een belangrijke parameter voor een historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. Hoe klonk polyfone muziek op de plek waarvoor ze werd gecreëerd? Dat is de vraag die tegenwoordig centraal staat binnen de Alamire Foundation. Bart Demuyt legt uit dat de polyfonie haar oorsprong vond in kerkelijke vocale muziek. In het bijzonder kathedralen waren echte klanklaboratoria. ‘De Notre-Dame van Parijs is de bakermat van de polyfone muziek. In de twaalfde eeuw ontwikkelde zich in het ongelofelijke architecturale en akoestische kader van die kathedraal de steeds complexere meerstemmigheid.’

‘Daarnaast waren kathedralen ook kweekplaatsen voor nieuwe ideeën en muzikale experimenten. Binnen de kathedralen waren er kapittels die een eigen muziekkapel hadden, waar dag na dag gemusiceerd werd. Die muziekkapellen trokken de beste componisten en vertolkers aan. Het spreekt voor zich dat als je experten samenbrengt op een plek er nieuwe ideeën ontstaan. In de ars antiqua was er de zoektocht naar nieuwe manieren om ritme te noteren, daarna, in de ars nova, werd de polyfonie steeds rijker en complexer en ten slotte, in de ars subtilior, lag de nadruk op de verklanking van poëzie. Zoals je vandaag kathedralen kan bezoeken, zo willen wij je tijdens het festival Laus Polyphoniae kennis laten maken met de muziek die er in de twaalfde tot vijftiende eeuw klonk.’

Het Leuven Chansonnier, een zeldzaam vijftiende-eeuws liedboek. Het kwam in 2014 aan de oppervlakte bij de verkoop van een erfenis door een Brussels veilinghuis.

Om de akoestiek van die kathedralen en kerken te bestuderen, doet de Alamire Foundation een beroep op de expertise van Toon van Waterschoot, hoofdonderzoeker van het Audio Engineering Lab van de KU Leuven. Met zijn team bestudeert hij de manier waarop geluid zich voortplant in ruimtes en de impact daarvan op hoe muziek wordt uitgevoerd en waargenomen. ‘Als ingenieurs bekijken we een akoestische ruimte als een systeem. Daarmee verwijs ik naar de systeemtheorie: een systeem is iets waar je iets insteekt en dan komt er aan de uitgang iets uit. Het komt erop aan om een model voor zo'n systeem te berekenen.’

‘Concreet meten we ter plaatse, in kathedralen en kerken, de akoestische ruimte op. Dat doen we door in die ruimte een inputsignaal in te pluggen, dat wil zeggen dat we daar geluid afspelen met behulp van een luidspreker. En dan meten we wat er uit dat systeem komt: we zetten een microfoon op een andere plaats in de ruimte, die registreert welke klank er gehoord wordt als die luidspreker een bepaald geluidssignaal afspeelt. Op basis van het luidsprekersignaal - dat is dan de input van het systeem, en het microfoonsignaal is de output van het systeem - berekenen we een wiskundig model voor hoe dat systeem zich gedraagt. Zo begrijpen we hoe de geluidsgolven zich voortplanten van de ene naar de andere plaats.’

Eigentijdse klanklaboratoria

Nadat ze een kathedraal of kerk hebben ‘ingeblikt’, keren Van Waterschoot en zijn team terug naar de Alamire Foundation met een wiskundig model. In het Alamire Interactive Sound Lab passen ze dat model in realtime toe. Daarvoor werken ze samen met zangers. ‘Als een ensemble in het Lab polyfone muziek zingt, dan wordt die muziek opgenomen door microfoons en dan passen we in realtime het wiskundige model van de akoestiek van een bepaalde ruimte toe op die opname. Terwijl ze aan het zingen zijn, horen de zangers door de luidsprekers de akoestiek van de virtuele ruimte die we op dat moment voor hen gebruiken. Voor de zangers lijkt het alsof ze echt in een andere ruimte zingen.’

Manuscript 228 uit het Mechels Koorboek, een van de best bewaarde laat-middeleeuwse muziekhandschriften. De notenbalken lijken op wat we vandaag kennen, maar de muzieknotatie verschilt.

Het voordeel daarvan is dat de zangers kunnen kiezen uit akoestieken van verschillende ruimtes. ‘Ons akoestisch geheugen is ontzettend kort, slechts enkele minuten lang’, vertelt Van Waterschoot. ‘Je kan dus niet aan iemand vragen om vandaag in de kerk van Abdij van Park te zingen en morgen in de kathedraal van Antwerpen. Vergelijkend onderzoek tussen verschillende akoestieken kan je nooit verwezenlijken als je de zangers moet laten reizen van de ene naar de andere ruimte. Hier in het Alamire Interactive Sound Lab kunnen zangers ogenblikkelijk switchen van de ene akoestiek naar de andere door simpelweg op een knop te drukken.’

Deze technologie stelt echter ook uitdagingen. Sommige kerken en kathedralen zijn niet meer in dezelfde architecturale staat als vijfhonderd jaar geleden. Op dit moment is het nog niet mogelijk om zulke ruimtes akoestisch op te meten, aldus Van Waterschoot. ‘We kunnen bestaande ruimtes opmeten. En onbestaande ruimtes kunnen akoestisch gesimuleerd worden. Die technologie wordt vandaag al gebruikt om nieuwe concertzalen te ontwerpen, maar we zouden ze ook kunnen toepassen om historische ruimtes die niet meer bestaan te laten klinken zoals ze wellicht klonken. De tussenweg tussen die twee benaderingen, dus een ruimte opmeten die nog bestaat maar niet in dezelfde vorm als vijfhonderd jaar geleden, dat is onontgonnen terrein. Dan moet je metingen en simulaties combineren. Dat is iets wat nog niet is gedaan en waar nog geen methodologie voor bestaat. In mijn onderzoeksdomein is dat de heilige graal. Het is absoluut iets waar we de komende jaren naartoe willen.’

Extended reality en beleving

Het samensmelten van een akoestische laag uit een virtuele omgeving met de fysieke omgeving waarin de zangers zich bevinden, is een vorm van Extended Reality (XR). ‘Maar het is zonde om die Extended Reality te beperken tot het auditieve.’ Toen mediakunstenaar Rudi Knoops bij de Alamire Foundation aan de slag ging als stafmedewerker media, technologie en innovatie, merkte hij dat de focus er lag op geluid. Maar het oog wil ook wat. Dus ging Knoops 3D-beelden maken die de polyfonie verrijken, zowel van de gebouwen waar die muziek klonk als van de zangers die ze vertolken. 

‘Met één druk op de knop zullen we alle noten uit een manuscript kunnen transcriberen. Zo maken we de polyfonie toegankelijker voor onderzoekers en uitvoerders’

Ter illustratie vertelt Knoops over de kunstinstallatie die hij samen met Toon Van Waterschoot en Bart Demuyt maakt voor de tentoonstelling Kennis in zicht. Om zeshonderd jaar Leuvense geschiedenis te vieren, organiseert M Leuven een tentoonstelling die de universitaire collecties en samenwerkingen in de schijnwerper plaatst. De Alamire Foundation zal er het Leuven Chansonnier voorstellen, een zeldzaam vijftiende-eeuws liedboek. De middeleeuwse muziek wordt er tot leven gebracht in een immersieve ervaring waarin klank, ruimte en beeld samenkomen. In de tentoonstelling zullen vijf holografische schermen in 3D de uitvoerders van Sollazzo Ensemble tonen die je tegelijkertijd hoort spelen. ‘Als je rondwandelt in de tentoonstelling, dan zie en hoor je de uitvoerders net alsof ze er echt zijn. Het zal een echte immersie zijn.’

Meer polyfone muziek

Het festival Laus Polyphoniae vindt plaats in Antwerpen van 22 tot 31 augustus. Meer informatie vind je op amuz.be

Op het virtuele platform alamire.tv kan je gratis alle documentaires en docu-concerten van de Alamire Foundation bekijken.

De tentoonstelling Kennis in zicht vindt plaats in M Leuven van 10 oktober 2025 tot 22 februari 2026. Het project past binnen het FWO/Strategisch Basisonderzoek New Perspectives on Courtly Song. Meer informatie vind je op mleuven.be

Hoe zong men in de middeleeuwen?

Lees het antwoord op ikhebeenvraag.be