‘Dopingmiddel EPO werkt niet’

06 december 2012 door KV

Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat het beruchte dopingmiddel EPO topsportprestaties verbetert. Dat besluiten Nederlandse wetenschappers die alle beschikbare studies tegen het licht hielden.

Het professionele wielrennen werd de afgelopen jaren herhaaldelijk getroffen door dopingschandalen, met de zaak Lance Armstrong als - voorlopig? - trieste dieptepunt. Erytropoëtine (EPO), een hormoon dat de aanmaak van rode bloedcellen stimuleert, speelde in de meeste zaken een hoofdrol, maar farmacoloog Adam Cohen van het Leids Universitair Medisch Centrum beweert nu dat de toprenners het middel al die jaren ‘voor niets’ hebben gebruikt. ‘Er bestaat geen enkele wetenschappelijke studie die dat aantoont. Toch hebben experts en daarna ook begeleiders en de media EPO de status van wondermiddel gegeven, wat helaas tot het misbruik ervan heeft bijgedragen.’

Adam Cohen en zijn collega’s bestudeerden alle beschikbare publicaties over het prestatie-effect van EPO. De farmacologen benaderden EPO alsof het een geneesmiddel is, en langzaam fietsen een ziekte. Is EPO dan een goede behandeling? ‘Wat opvalt is dat er zeer weinig studies bestaan – dertien in totaal - en dat het merendeel van lage kwaliteit is: ze worden afgenomen bij de verkeerde (geen toprenners) of een te kleine populatie, slechts acht studies gebruiken een controlegroep om een placebo- of trainingseffect te kunnen detecteren en amper vijf studies zijn dubbelblind. Een medicijn dat op dergelijke manier klinisch zou zijn getest, zou door experts met de grond worden gelijkgemaakt.’

'Huidig onderzoek is vaak van lage kwaliteit'
Bovendien kan je volgens Cohen ook uit de beperkte studies niet besluiten dat EPO van een gewone renner een kampioen kan maken. ‘Het aangetoonde prestatie-effect is vaak zeer miniem, en de vertaling van ongetrainde proefpersonen naar topatleten is problematisch. De sterkte van het effect daalt ook naarmate iemand beter getraind is. We weten dus eigenlijk niet of het middel voor topsporters nog werkt, en ik vermoed zelfs dat er voor hen geen noemenswaardig effect meer is. Aan de andere kant zijn de schadelijke effecten wel goed bestudeerd. EPO verdikt het bloed, wat het risico op levensgevaarlijke bloedklonters verhoogt. Het lijkt er dus op dat kwaadwillige renners alleen hun gezondheid op het spel hebben gezet, zonder het verhoopte effect op hun prestaties.’

Volgens Adam Cohen is er nood aan meer hoogstaand onderzoek naar dopingmiddelen zoals EPO. En bij de juiste doelgroep: toprenners dus. ‘Een groep renners zou bijvoorbeeld tijdens een stage getest kunnen worden op de effecten van EPO, al besef ik dat zoiets organiseren vandaag onhaalbaar is. Nochtans zou een betere wetenschappelijke kennis over wat doping wel en niet doet atleten kunnen stimuleren om niet voor doping te kiezen. Als je merkt dat de rekening van voor- en nadelen negatief uitvalt, zullen atleten minder geneigd zijn iets te slikken of in te spuiten. Dat is nu niet het geval, ze kiezen voor het voordeel van de twijfel.’

'Labstudies niet met achterkamertjes vergelijken'
De Leuvense inspanningsfysioloog Peter Hespel van de KU Leuven volgt die redenering absoluut niet: ‘Dat het gebruik van EPO in de context van sport ontoelaatbaar is, en dat we atleten moeten beschermen tegen het gebruik van dopingmiddelen, dat is nogal evident. Maar dat EPO (of bloeddoping) niet zou werken bij uithoudingsatleten is, mijn inziens, een absurde conclusie. Immers, de wetenschappelijke studies over dopingproducten worden doorgaans bij ‘gezonde proefpersonen’ uitgevoerd (en dus niet bij atleten), en de doseringen die men gebruikt zijn niet vergelijkbaar met wat er in de sport, helaas, gebeurt.’

‘Als men in de wetenschappelijke literatuur de effecten van bijvoorbeeld anabole steroïden op spiermassa bekijkt, dan zijn deze resultaten zéér ontgoochelend. Echter, de proefpersonen die men voor dit soort studies gebruikt trainen niet zoals bodybuilders, gebruiken geen proteïnesupplementen en de dosissen van anabolica/androgene middelen liggen, omwille van volstrekt te verantwoorden ethische redenen, ettelijke malen lager dan de dosissen die door gedopeerde atleten worden gebruikt. Vergeet niet dat wetenschappelijke studies door een ethische commissie goedgekeurd moeten worden, en studies die simuleren wat er in de sport met doping gebeurt, worden door een ethische commissie nooit goedgekeurd, meer nog, ik zou als wetenschapper zo’n studie zelfs niet willen uitvoeren!’

Voor EPO-studies geldt volgens Hespel dezelfde redenering. ‘Je moet er van uitgaan dat bijvoorbeeld in een Ronde van Frankrijk als gevolg van de overbelasting van het lichaam de rode bloedcelmassa, welke zich vertaalt in een bepaald haematocriet, significant zal dalen, van een normale waarde van 45 naar 39, of zelf minder. Als je als renner deze daling kan voorkomen, of zelfs een stijging kan uitlokken, dan is er niet de minste twijfel dat dit de prestatie zal verbeteren. Er zijn getuigenissen genoeg die aantonen dat er tijden zijn geweest waar uithoudingsatleten (wielrenners, langeafstandlopers, triatleten,...) hun haematocriet opdreven tot ruim boven de 50%. Denk maar aan het verhaal van Bjarne Riis of ‘monsieur soixante pourcent’. Wat hier gedaan werd, is absoluut niet vergelijkbaar met wat men in de wetenschappelijke studies kan en mag doen, die eigenlijk niet meer zijn dan een ‘soft versie’ van wat er soms in de sport gebeurt.

'Informeren is beste preventie'

Adam Cohen weerlegt die kritiek: 'Het klopt dat hemoglobine daalt tijdens inspanning, en dat je meer rode bloedcellen krijgt door EPO. Maar dat je daar harder van gaat fietsen, is te eenvoudige gesteld. Er zijn zoveel meer factoren die een prestatie bepalen: materiaal, techniek, training, tactiek, voeding, talent enzovoort. Op topniveau is het aandeel van EPO enorm beperkt.'

'Het is ook helemaal niet onethisch om dopingexperimenten te doen. Ik acht mij enigszins bevoegd daarover te spreken omdat ik 12 jaar vicevoorzitter van de toezichthoudende overheidsinstantie voor medische ethiek (CCMO) in Nederland ben geweest. Men kan zich trouwens afvragen of het ethisch is door te gaan met ongefundeerde adviezen over wat wel en niet verboden moet worden. De beste manier om een middel te promoten is het op de dopinglijst plaatsen. Renners beter informeren over beperkte voordelen en enorme nadelen zou effectiever zijn.'