Eos Blogs

Een persoonlijke kijk op een genetische ontdekking

Als onderzoeker sta ik regelmatig stil bij de impact van ons werk. Soms voelen we ons een stap dichter bij antwoorden, andere keren lopen we tegen de grenzen van ons begrip aan. Dit onderzoek naar een zeldzame neurologische ontwikkelingsstoornis was zo’n reis met onverwachte wendingen.

Ons team, onder leiding van professor Veerle Janssens (KU Leuven), ontdekte een nieuwe genetische oorzaak binnen het Houge-Janssens syndroom spectrum. Dit voelde als een doorbraak, niet alleen voor de wetenschap, maar ook zeker voor de families die al jaren op antwoorden wachtten.

Van een vage hypothese naar een concrete ontdekking

Toen we enkele jaren geleden begonnen met het analyseren van genetische data van patiënten met een onverklaarde neurologische ontwikkelingsstoornis, stuitten we op iets vreemds. We wisten al dat mutaties in de genen PPP2R5D en PPP2R1A een rol speelden in de ontwikkeling van een neurologische ontwikkelingsstoornis, maar we merkten dat sommige patiënten deze mutaties niet hadden. Hierdoor wisten we al gauw dat andere PP2A genen ook betrokken konden zijn.

Dankzij internationale samenwerking en geavanceerde genetische analyses ontdekten we mutaties in een ander gen, PPP2R5C. Dit gen codeert voor een onderdeel van het eiwit proteïne fosfatase 2A (PP2A), een enzym dat fundamenteel is voor de werking van onze cellen en hersenen. Het moment waarop we aantoonden dat de mutaties de normale werking van PP2A verstoorden en verantwoordelijk zijn voor het ziektebeeld, was er een van opluchting: we hadden het bewijs in handen dat deze mutaties inderdaad de oorzaak waren van de aandoening. Deze ziekte wordt nu Houge-Janssens syndroom type 4 genoemd.

De betekenis voor patiënten en families

Tijdens dit onderzoek ontmoetten we verschillende ouders die al jaren zonder diagnose of verklaring zaten voor de aandoening bij hun kind. Voor hen was het onzekere wachten op antwoorden vaak even schrijnend dan de aandoening zelf. Toen we hen eindelijk een verklaring konden geven, zagen we zowel opluchting als verdriet. Opluchting omdat ze eindelijk een naam hadden voor wat hun kind doormaakte, verdriet omdat er nog geen gerichte behandeling is.

Eén ouder vertelde me dat de diagnose hen zal helpen bij het vinden van de juiste ondersteuning. “We voelen ons niet langer alleen,” zei ze. Dit is onze motivatie om dit onderzoek te doen: niet alleen om kennis te vergaren, maar ook om het leven van patiënten en hun families te verbeteren.

Wat we nog moeten ontdekken

Hoewel deze ontdekking een belangrijke stap is, weten we dat er nog veel vragen zijn. We werken nu met muismodellen en ‘minibreintjes’ – driedimensionale kweekmodellen van menselijke hersencellen – om te begrijpen hoe deze mutaties de hersenontwikkeling beïnvloeden. Ik ben hoopvol dat deze inzichten ons op termijn zullen helpen om nieuwe therapieën te ontwikkelen.

Reflectie: wetenschap is een zoektocht

Als wetenschapper leer ik steeds opnieuw dat wetenschap geen rechte lijn is. Er zijn periodes van onzekerheid, van kleine successen, maar ook van tegenslagen. Toch is het elke keer weer de moeite waard. Dit onderzoek toont aan hoe waardevol het is om te investeren in zeldzame ziekten, en hoe dit onderzoek het leven van mensen kan veranderen.

Wanneer ik terugkijk op de afgelopen jaren, voel ik me dankbaar voor het team waarmee ik samenwerk en de families die ons hun vertrouwen hebben gegeven. Deze reis is nog lang niet ten einde, maar elke ontdekking brengt ons dichter bij antwoorden – en hopelijk, ooit, bij oplossingen om Houge-Janssens syndroom te genezen.