‘Nog nooit werd zo snel een vaccin ontwikkeld’

Wereldwijd zijn onderzoekers koortsachtig op zoek naar een vaccin tegen SARS-CoV-2, het virus dat de wereldwijde corona-epidemie veroorzaakte. Wat zijn de grootste obstakels in die zoektocht? Wij vroegen het aan prof. Pierre Van Damme van de Universiteit Antwerpen.

Hoe ver staat de zoektocht naar een vaccin op dit moment? 

‘Er zijn in totaal 133 kandidaatvaccins in ontwikkeling. Daarvan zijn er nu een tiental die in fase 1 zitten (waarbij de veiligheid en het immuunantwoord op het vaccin  worden getest op een groep gezonde deelnemers), een drietal die in fase 2 zitten (waarbij het vaccin wordt getest op een grotere groep gezonde deelnemers, eventueel in verschillende dosissen), en zijn er al een aantal die zich aan het voorbereiden zijn op fase 3 (waarbij het vaccin vaak op meer dan 1.000 gezonde vrijwilligers wordt getest om de werkzaamheid na te gaan).’

Wat zijn de grootste obstakels in die zoektocht? 

‘De grootste uitdaging op dit moment is dat onderzoekers alle voorrang moeten geven aan deze studies, omdat het vaccin broodnodig is voor de volksgezondheid.’

‘Een andere moeilijkheid is hoe ze een fase 3-studie gaan opzetten. Bij zo’n fase 3-studie zijn minstens 1.000 proefpersonen nodig om statistisch significant te zijn. Daarvan krijgt de helft het vaccin en de andere helft een placebo. Die studie moet bovendien heel lang lopen om aan te tonen dat diegenen die gevaccineerd zijn wel degelijk beschermd zijn. Er moet daarvoor dus nog een serieuze actieve epidemie zijn en dat zou wel eens een probleem kunnen zijn: hoe meer we nu ons best doen om de epidemie in te dijken, hoe moeilijker het wordt om een fase 3-studie op te zetten. We hebben dat ook gezien met het ebola-vaccin: op het moment dat men het vaccin in studieverband wou gebruiken in West-Afrika, was de epidemie al aan het uitdoven en was het heel moeilijk om aan te tonen dat het vaccin werkzaam was. Dat zou hier wel eens hetzelfde kunnen zijn. Op dit moment zou een fase 3-studie kunnen worden opgezet in de Verenigde Staten of in Latijns-Amerika omdat daar nog serieus wat activiteit is.’

‘Onderzoekers kunnen ook werken met provocatietesten. Die kunnen op kleinere aantallen proefpersonen getest worden. Onderzoekers verzamelen bijvoorbeeld een honderdtal kandidaten, geven de ene helft het vaccin en de andere helft een placebo en stellen hen allemaal in een zeer gecontroleerde omgeving bloot aan het virus. Na twee weken wordt duidelijk wie er ziek wordt: alleen diegenen die een placebo kregen of ook diegenen die het vaccin kregen. Dergelijke studies moeten natuurlijk beantwoorden aan belangrijke ethische eisen. En je kan zo’n studies ook maar doen als je een doeltreffende behandeling hebt en die is er momenteel nog niet.’ 

‘Omwille van het gebrek aan een doeltreffende behandeling, zoeken onderzoekers nu ook naar alternatieven voor die provocatietests. Ze denken er bijvoorbeeld aan om die studies alleen te doen bij 20 tot 30-jarigen, omdat die relatief jong zijn en heel weinig kans hebben op ernstige verwikkelingen. Maar daar zijn hevige discussies rond, want je kan nooit uitsluiten dat jonge mensen toch ernstig ziek worden of zelfs overlijden.’

Van welk onderzoek verwacht u het meest? 

‘Dat is moeilijk om te zeggen omdat niet iedereen transparant is over zijn resultaten. Maar van al diegenen die aan de startlijn stonden, zullen er waarschijnlijk een tiental de eindstreep halen. Wat niet onbelangrijk is, is de samenstelling van die vaccins. Vaccins die niet alleen de B-cel immuniteit maar ook de T-cel immuniteit gaan stimuleren en ons afweersysteem breder gaan aanspreken, maken meer kans om heel doeltreffend te zijn. Virale vector-vaccins zoals het adenovirusgebaseerde vaccin van Janssen Vaccines horen daarbij. Er zijn ook een aantal vaccins die hulpstoffen gaan gebruiken, zoals dat van GSK Biologicals, om zeker goed te kunnen werken bij de oudere bevolking, wat niet onbelangrijk is omdat zij de meest kwetsbare groep zijn.’

Er is nu heel wat te doen over de immuniteit die niet zo lang aanhoudt als verwacht en de antilichamen die in aantal dalen. Wat is de impact daarvan op de mogelijke werking van een vaccin? 

‘Ik denk dat we dat heel goed moeten nuanceren. Uit de resultaten van ons grote bevolkingsonderzoek dat we vorige week bekend hebben gemaakt, leren we dat die antistoffen zeker niet bij iedereen aanwezig blijven, dat ze geleidelijk aan verdwijnen. Maar wat zegt dat? Zegt dat iets over de bescherming? We weten het eigenlijk niet. Het wil gewoon zeggen dat die antistoffen een soort van tijdelijke merker zijn dat je de ziekte hebt doorgemaakt. Waarschijnlijk wil dat zelfs zeggen dat je de ziekte recent hebt doorgemaakt. Maar meer kunnen we daar nog niet aan koppelen.’

‘Het kan best zijn dat de ziekte andere delen van ons immuunsysteem gaat aanwakkeren, maar dat we die tot hier toe nog veel te weinig onderzoeken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat we nog andere antistoffen maken die we niet aan het meten zijn, maar die misschien wel belangrijk zijn voor een bescherming op lange termijn.’ 

'Het feit dat de ziekte geen langdurige antistoffen opwekt, zegt niks over het vaccin'

‘De ziekte stimuleert zeker ook de T-celimmuniteit, dus onze cytotoxische cellen. Daar zijn ondertussen een aantal wetenschappelijke studies over gepubliceerd. En die blijken wel langer aanwezig te blijven dan de antistoffen. Dat wil zeggen dat we toch een zekere vorm van immuniteit opwekken, dus dat is goed nieuws.’ 

‘Het feit dat de ziekte geen langdurige antistoffen opwekt, zegt ook niks over het vaccin. Dat zien we ook bij het humaan papillomavirus, dat verantwoordelijk kan zijn voor baarmoederhalskanker. We weten dat vrouwen die blootgesteld worden aan dat virus antistoffen aanmaken. Maar ongeveer 50 procent van de vrouwen maakt geen antistoffen aan of is die antistoffen redelijk snel kwijt. In het geval van het humaan papillomavirus weten we dat die vrouwen ook niet beschermd zijn tegen het virus na het doormaken van een infectie. Maar als we dan kijken naar het vaccin dat hen moet beschermen, dan zien we dat dat zorgt voor een veel grotere concentratie aan antistoffen en dat het vaccin hen wel goed beschermt. Kortom, de blootstelling aan een virus en aan een vaccin zijn twee verschillende manieren om ons afweersysteem te stimuleren.’

Wat met het vaccin als het coronavirus muteert? 

‘Waar we nu hoe langer hoe meer naar kijken is de mutatiefrequentie van dit virus. Bij de gewone griep is die mutatiefrequentie ongeveer elk jaar. Bij SARS-CoV-2 verwacht men dat dat ongeveer om de 3 à 4 jaar zal zijn. Dat betekent dat we ons wellicht om de 3 à 4 jaar opnieuw zullen moeten laten vaccineren, net zoals we dat elk jaar tegen de griep moeten doen.’

Zullen dan alleen de risicogroepen moeten ingeënt worden, net zoals bij griep, omdat de rest niet dodelijk ziek wordt? 

‘Dat zal afhangen van wat het muterende virus doet. Wordt het een milder virus of blijft het  vergelijkbaar met wat we nu zien? Aangezien het huidige virus een grotere doder is dan het griepvirus, zou het best kunnen dat we systematisch telkens de hele wereldbevolking zullen moeten vaccineren. Tenzij zou blijken dat de eerste vaccinatie een soort van brede achtergrondbescherming geeft. Maar dat is allemaal nog koffiedik kijken.’

Er doen ook verhalen de ronde over mensen die een tweede keer besmet zijn, ook al werd dat nog niet officieel bevestigd. Wat denkt u daarover? 

‘Er is een studie geweest in Zuid-Korea waar ze vastgesteld hebben dat mensen die covid-19-positief waren, symptomen ontwikkelden en gehospitaliseerd werden, na een bepaalde periode weer dezelfde symptomen ontwikkelden. Ze hebben bij die mensen terug een diagnostische PCR-test gedaan en die was positief. In eerste instantie dacht men toen dat ze opnieuw besmet waren. Maar toen hebben ze ook gekeken naar alle contactpersonen van die zieken en die waren niet covid-19-positief. De onderzoekers hebben toen kunnen aantonen dat er geen sprake was van nieuwe besmettingen, maar dat hun PCR-positiviteit het gevolg was van stukjes virus die ze nog in zich hadden. Bij het ophoesten of bij het niezen waren die stukjes virus terug naar boven gekomen en waren die blijven hangen in de keel- en neusholte. Namen de onderzoekers daar een kweek, dan vonden ze die stukjes genetisch materiaal van het oude virus terug, niet van een nieuw actief virus. De onderzoekers konden vaststellen dat die mensen geen tweede infectie hadden gekregen en dat ze ook niet besmettelijk waren.’

U denkt dat er halverwege volgend jaar meerdere vaccins op de markt komen?

‘En velen met mij. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie gaat ervan uit dat er tegen de helft van 2021 vaccins voorhanden zullen zijn waarmee we eerst de prioritaire groepen gaan inenten. We denken daarbij onder andere aan 65-plussers, mensen met onderliggende gezondheidsproblemen en gezondheidswerkers. De anderen zullen dan nog 4 à 5 maanden moeten wachten om gevaccineerd te worden. Als alles goed verloopt zal dat dus pas tegen het eind van volgend jaar zijn.’ 

'We proberen de maatregelen wat te versoepelen om het leefbaar te maken. Maar we mogen ook niet te ver gaan'

‘Een andere grote uitdaging is hoe we een eerlijke verdeling van die vaccins tussen de verschillende landen op poten gaan zetten. Er moet onder andere op toegezien worden dat er voldoende vaccins naar de ontwikkelingslanden gaan.’ 

Moeten we de maatregelen die vandaag gelden aanhouden tot er een vaccin is? 

‘Inderdaad. We proberen de maatregelen wat te versoepelen om het voor iedereen leefbaar te maken. Maar we houden daarbij altijd in het achterhoofd dat we ook niet te ver mogen gaan, want we hebben nog altijd geen vaccin en geen goede behandeling. Voorbeelden uit het buitenland tonen duidelijk aan hoe fragiel dat evenwicht is. Vanaf het moment dat je de maatregelen te snel versoepelt of dat mensen zich niet echt houden aan de maatregelen, krijg je onmiddellijk grote opflakkeringen met een gigantisch aantal gevallen en is het weer vertrokken.’ 

‘Dat is natuurlijk niet leuk voor bepaalde sectoren. De evenementensector gaat inderdaad een zeer moeilijke periode tegemoet. We moeten op zoek gaan naar creatieve manieren om te zorgen dat ook zij kunnen blijven overleven.’

Stel dat er binnenkort een nieuw virus opduikt, hebben we dan iets geleerd uit de coronacrisis? Kunnen we door die ervaring de volgende keer bijvoorbeeld sneller een vaccin ontwikkelen? 

‘Ik denk dat we vooral geleerd hebben dat we ten allen tijde voorbereid moeten zijn op een pandemie en dat we van bij het begin zowel nationaal als internationaal transparant moeten omgaan met alle data. Je zou kunnen zeggen dat we nu aan het proefdraaien zijn geweest, dat we heel wat stukken informatie hebben moeten verzamelen, dat we mensen hebben moeten opleiden, dat we systemen hebben moeten uitwerken. Ik hoop dat we die systemen nu nog verder gaan verbeteren zodat die dan klaar staan om ons bij te staan bij een volgende pandemie, want vroeg of laat komt die er. Er is nu al sprake van een nieuw varkensgriepvirus in Zuidoost-Azië dat we in de gaten moeten houden. Het is dus heel belangrijk dat we verder investeren in volksgezondheid en in preventie, want beide zijn tot op heden in een groot aantal landen in de wereld vaak stiefmoederlijk behandeld geweest.’

‘Qua snelheid van vaccinontwikkeling denk ik dat je niet veel sneller kan gaan dan wat onderzoekers nu doen. Over het algemeen moet je toch een tiental jaar rekenen voor een normale vaccinontwikkeling. Momenteel wordt er heel veel opzij geschoven om dit mogelijk te maken. Het snelste vaccin dat tot nu toe werd ontwikkeld was een bof-vaccin, wat ongeveer vijf jaar heeft geduurd. Dus wat we nu doen is echt heel snel.’