Opvallend: Genetici onderzoeken altijd maar dezelfde genen

In het overgrote deel van de wetenschappelijke studies wordt steeds hetzelfde palletje genen onderzocht. Moleculair biologen moeten dringend hun oogkleppen afzetten.

Het menselijke genoom telt zo’n twintigduizend relevante (eiwitcoderende) genen. Deze stukjes DNA bepalen hoe we eruit zien, hoe we ons gedragen (voor een stuk toch) en welke risico’s we lopen op overerfbare ziekten.

Ongeveer tien procent van de genen eist alle aandacht op

Maar niet alle van onze twintigduizend genen krijgen evenveel aandacht. Integendeel, uit een brede analyse van Amerikaanse biologen blijkt dat een selecte groep van tweeduizend genen nagenoeg alle aandacht opeist – noem het de ‘overbestudeerde tien procent’ van ons DNA.

Jammer, zeker als de onderzoekers erbij vertellen dat die voorrang geen gevolg is van wetenschappelijk (of maatschappelijk) verantwoorde prioriteiten, maar simpelweg van een bias onder moleculair biologen die op zijn beurt een gevolg is van economische en sociale factoren.

De blauwe stippen wijzen op onderbestudeerde genen, de rode zijn intensief bestudeerd.

De genen die zoveel aandacht krijgen zijn voornamelijk degenen die al bekend waren vóór de voltooiing van het Human Genome Project, 2003. Die historische krachttoer bezorgde ons de eerste overzichtskaart van het volledige menselijke genoom, drie miljard letter lang.

Goedbedoelde Initiatieven om innovatief en ‘gedurfd’ onderzoek te promoten – vaak vanuit overheden – hebben daar volgens de Amerikaanse wetenschappers weinig verandering in kunnen brengen. Genetici richtten hun blik liever op een nog niet opgehelderd detail van een bestaand gen, dan op een nieuw en volstrekt onbekend gen.

De vorsers achter de analyse wijten de bias voornamelijk aan de financieringsmechanismen van de wetenschap. Ze illustreren dit met een statistiekje: zo zouden (post-)doctoraatsstudenten die zich willen concentreren op minder vertrouwde genen, vijftig procent minder kans maken om hun beursaanvraag gehonoreerd te zien.

Dat betekent dat dus negentig procent van ons genoom (18.000 genen) nog grotendeels terra incognita is. Dit terwijl we weten – dankzij een minderheid van genetici die wél buiten de lijntjes durfde te kleuren – dat zich ook hier tal van belangrijke genen  bevinden.