Gezondheid

Scoren na de wissel

Recent werd het toegelaten aantal wissels tijdens een voetbalmatch verhoogd, onder meer in de Jupiler Pro League. Dat laat coaches toe actiever in te grijpen. Maar verandert dat ook echt iets aan de wedstrijddynamiek?   

Drie jaar geleden won Real Madrid de UEFA Champions League nadat het in de finale FC Liverpool had verslagen. De meeste voetbalsupporters zullen zich die wedstrijd vooral herinneren als de match waarin Liverpool-doelman Loris Karius tweemaal zwaar in de fout ging. Volgens velen was hij bepalend voor het wedstrijdverloop.

Nochtans zou je evengoed kunnen stellen dat het eigenlijk Zinédine Zidane was, de coach van Real Madrid, die de uitkomst heeft gestuurd. Hij had de Welshe aanvaller Gareth Bale ingebracht, en die scoorde slechts twee minuten na zijn intrede op het veld met een heerlijke omhaal. Later maakte hij een tweede doelpunt – gebruikmakend van een misstap van Karius – en daarmee besliste hij de wedstrijd in het voordeel van de Spaanse club.

In elke wedstrijdminuut na een wissel scoorden thuisspelende teams 11 procent vaker

Voor coaches als Zidane is het doorvoeren van een wissel de meest actieve manier om een voetbalwedstrijd nog te beïnvloeden nadat de aftrap is gegeven. Trainers kunnen wissels op het veld brengen om geblesseerde spelers te vervangen, maar ook om de tactische opstelling te wijzigen of vermoeide spelers naar de kant te halen.

Vooral die laatste twee redenen kunnen een verandering in de wedstrijddynamiek teweegbrengen. Een meer aanvallende opstelling kan de kans op een doelpunt verhogen, maar evengoed het risico op een tegendoelpunt. Voor een defensieve aanpassing geldt het omgekeerde. Een vermoeide basisspeler vervangen kan de intensiteit van het spel verhogen, aangezien de wisselspeler normaalgezien over nog veel meer energie beschikt.

Om na te gaan hoe de dynamiek in voetbalwedstrijden precies verandert na wissels, brachten we alle matches gespeeld in de prestigieuze UEFA Champions League tussen 2008 en 2016 én in de UEFA Europa League tussen 2011 en 2016 samen in een grote databank. Vervolgens analyseerden we al deze wedstrijden minuut per minuut om na te gaan hoe het scoreverloop van de teams wijzigde nadat zij één of meerdere vervangingen hadden doorgevoerd.

Gunstige evolutie

Uit ons onderzoek, waarvan de resultaten recent werden gepubliceerd in het vakblad Psychology of Sport and Exercise, blijkt dat een wissel wel degelijk gevolgd wordt door een gunstige evolutie van het wedstrijdverloop.

In de wedstrijdminuten die volgden op een eerste en een tweede vervanging observeerden we een verhoogde kans op een doelpunt. In elke wedstrijdminuut na een wissel scoorden thuisspelende teams 11 procent vaker. Voor uitploegen lag dat cijfer zelfs nog hoger, op 16 procent. Het inbrengen van een derde wisselspeler wordt dan weer geassocieerd met een verlaagde kans op een tegendoelpunt.

In onze analyses hielden we rekening met allerlei andere factoren die mogelijk een invloed uitoefenen op de kans om een doelpunt te scoren. We keken naar factoren die vooraf vastliggen, zoals het aantal toeschouwers dat de wedstrijd bijwoonde en de fase van het toernooi waarin de wedstrijd werd gespeeld. We brachten ook wedstrijdgebeurtenissen in rekening die de score kunnen beïnvloeden, zoals de timing van de wissel, de stand op het moment van de vervanging, gemiste strafschoppen en rode kaarten die voor de wissel werden uitgedeeld.

Ondanks die inspanningen kunnen we onze resultaten niet op een oorzakelijke manier interpreteren. Het scoreverloop van een team evolueert in positieve zin na een wissel, dat staat vast. Alleen kunnen we op basis van onze analyses niet met zekerheid stellen dat de vervanging daarvan de oorzaak is. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat wisselende ploegen al in een positieve ‘flow’ zaten net voor de vervanging plaatsvond.

Coaches kunnen ook tijdens de wedstrijd zelf invloed uitoefenen op de prestaties van hun team

De resultaten zijn wel een duidelijke aanwijzing dat coaches niet alleen op de training doorheen de week invloed kunnen uitoefenen op de prestaties van hun team, maar dus ook tijdens de wedstrijd zelf.

Doorgaans verandert de wedstrijddynamiek niet onmiddellijk na het uitvoeren van een wissel. De onderzoeksresultaten geven aan dat de waargenomen veranderingen in de kansen op een doelpunt pas drie minuten na de wissel écht positief worden. Daarvoor zien we twee mogelijke verklaringen.

Enerzijds is het mogelijk dat de ingebrachte wisselspeler een aanpassingsperiode nodig heeft om te wennen aan de intensiteit van de wedstrijd. Hoewel een wisselspeler zich meestal fysiek heeft opgewarmd vooraleer hij het veld betreedt, is het niet onlogisch dat het enkele minuten kost om zijn plaats in het team en de wedstrijd te vinden.

Anderzijds gaan wissels vaak gepaard met veranderingen in de tactische opstelling van de ploeg. Het kan dus even duren vooraleer alle instructies tot bij de juiste spelers geraken en vervolgens ook worden toegepast.

Mythes

Deze paper is de laatste in een reeks van voetbaleconomische studies die ons team de afgelopen jaren heeft uitgevoerd. Centraal daarbij stond telkens wat bepalend is voor het al dan niet winnen van een match.

Over zulke beslissende factoren doet een aantal mythes de ronde. Eerder publiceerden we een studie waarin we de mythe ontkrachten dat scoren net voor de rust een gunstig effect heeft op het eindresultaat van het scorende team. In onze data voor de UEFA Champions League en UEFA Europa League vonden we zelfs min of meer het omgekeerde. Wanneer een thuisploeg een laatste doelpunt maakt tussen het begin van minuut 45 en het einde van de eerste helft in plaats van op een ander moment, dan ziet zij het finale puntensaldo op het einde van de match gemiddeld met ongeveer een half punt terugvallen.

Nationale en internationale sportpsychologen die we onze bevinding voorlegden, vonden dat minder verrassend. Een doelpunt net voor de rust kan volgens hen aanleiding geven tot ‘decompressie’. Verder onderzoek leerde daadwerkelijk dat een thuisploeg die een doelpunt scoort net voor de rust minder kans heeft om daarna nog te scoren. En in het bijzonder niet als eerste. Andere verklaringen zijn zelfoverschatting en foute tactische ingrepen door het doelpunt laat in de eerste helft.

Pas drie minuten na de wissel zien we de kansen op een doelpunt écht verhogen

Ons team onderzocht nog andere factoren die het wedstrijdverloop al dan niet sturen. We keken naar de impact van een rode kaart (‘Met tien doe je het vaak beter’) en naar landenspecifiek scoregedrag op het einde van de wedstrijd (‘Op het einde winnen de Duitsers’). We voerden ook onderzoek uit naar thuisvoordeel en hoe dat varieert naargelang de afstand tussen thuis- en uitploegen toeneemt. Ook scheidsrechterlijke fouten en de effectiviteit van de introductie van meer assistent-scheidsrechters namen we onder de loep, samen met de kans om terugwedstrijden thuis te mogen afwerken.

Veld als laboratorium

De stap van voetbal naar de arbeidseconomie is veel kleiner dan ze lijkt. Voetbal is big business. De geldbedragen die erin omgaan zijn aanzienlijk: een wedstrijd al dan niet winnen kan een verschil betekenen van vele miljoenen euro’s.

Bovendien vormt de voetbalmarkt een perfect laboratorium om bepaalde dynamieken in de arbeidsmarkt te testen. Over de voetbalmarkt zijn bijzonder veel data voorhanden. Verder is de productiviteit – doelpunten scoren en wedstrijden winnen – er veel duidelijker te observeren dan elders op de arbeidsmarkt.

Vragen die op het eerste gezicht enkel relevant lijken binnen de voetbalwereld kunnen ook leiden tot inzichten over discriminatie en werkorganisatie. Als een voetballer uit Afrika en een speler uit Europa beiden even productief zijn, krijgen ze dan ook hetzelfde loon? Werken automatismen het best, of is het net afwisseling die tot een hogere productiviteit leidt? De antwoorden daarop zijn relevant voor de volledige arbeidsmarkt. Of hoe voetbal meer kan zijn dan een spelletje.

Dit artikel verscheen in mei in Eos wetenschap.