Waarom zijn sommige paddenstoelen ‘magisch’?

Van een evolutionair perspectief zijn psychedelische paddenstoelen een bijzonder verschijnsel. De soorten die psilocybine bevatten, het stofje dat je laat hallucineren, hebben op het eerste zicht weinig met elkaar te maken. Zo staan ze biologisch relatief ver van elkaar. En op vlak van uiterlijk hebben ze evenmin veel gelijkenissen.

Toch hebben ze een belangrijke overeenkomst, je kunt er knetterhard van trippen. Dit wijst op een proces dat horizontale gentransfer heet. Hierbij delen soorten, zonder familiale banden, dezelfde genen. Het gen ‘springt’ als het ware over op een andere soort. In de natuur gebeurt dit meestal als verschillende soorten in eenzelfde, vaak stresserende, omgeving voorkomen.

De overeenkomende omgeving waarin de psychedelische fungi leven is een wat onfrisse, namelijk dierlijke mest. Zo een omgeving trekt veel insecten aan en deze vullen hun maag maar al te graag met fungi. In plaats van de insecten te vergiftigen of ze af te weren met een slechte smaak hebben de paddenstoelen een ander afweermechanisme. De psilocybine verandert het ‘verstand’ van de insecten, waardoor deze minder trek hebben en van de paddenstoel afblijven.

Het onderzoek kan voor de medische sector van belang zijn. Psilocybine staat erom bekend als medicijn tegen depressie, verslaving of spanning. Toch is onderzoek naar de behandelmethode controversieel en houdt het te vaak experimenten naar de voordelen van de stof tegen.