Hoe konden 100.000 Borneose orang-oetans opeens verdwijnen?

In dit stadion passen 100.000 fans. Dat is evenveel als alle Borneose orang-oetans die in de afgelopen 16 jaar verdwenen.

De orang-oetanpopulatie op de kaart: de meeste leven op Borneo, dat deels Maleisisch, en deels Indonesisch grondgebied is.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat orang-oetans meer tijd op de grond doorbrengen dan we ons realiseerden.

Beeld je nu in dat we die mensen vervangen met Borneose orang-oetans. Een grappig zicht, he? Duizenden roodharige apen die staan te dringen voor een plaats op de tribune. Wel, wetenschappers hebben net ontdekt dat de afgelopen 16 jaar 100.000 orang-oetans verdwenen zijn. Het ergste is dat alle overblijvers op het uitgestrekte Borneo samen nu nog maar net The Big House zouden kunnen vullen.

Die vaststelling vloeit voort uit een nieuwe studie, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Current Biology. Die brengt 16 jaar aan onderzoeksgegevens samen, verzameld op het terrein en vanuit de lucht. Met helikopters konden wetenschappers bijvoorbeeld orang-oetannesten hoog in het bladerdek lokaliseren. Die gegevens werden dan gecombineerd met satellietbeelden waarop de veranderingen in het landschap te zien waren.

Voor de mensapen is het moeilijk om te overleven buiten het oerwoud. Het is daarom geen verrassing dat de populatie het snelst is afgenomen in ontboste gebieden of in gebieden die omgevormd waren voor industriële landbouw (vaak voor oliepalmen en de papierindustrie).

Ontbossing is slechts een deel van het probleem

Het is echter zorgwekkend dat de meeste orang-oetans verdwenen zijn in gebieden waar het woud nog intact is of waar alleen de hoogste bomen selectief gekapt worden. Daar neemt de soort af omdat erop gejaagd wordt, net zoals op ieder ander eetbaar dier op Borneo.

Uit een analyse, gebaseerd op interviews met 5.000 lokale bewoners, werd afgeleid dat weinig jagers hun pijlen specifiek op orang-oetans richten; ze jagen vooral op herten en zwijnen. Maar een grote oranje primaat is een gemakkelijke prooi, en als de jagers er een tegenkomen aan het einde van een lange dag, dan is die een vogel voor de kat.

Orang-oetans worden ook steeds vaker gedood omdat het woud waarin ze leven, gekapt wordt. Daardoor voelen ze zich gedwongen om naar privétuinen en plantages te verhuizen. Als mensen ze daar tegenkomen, reageren ze meestal bang of boos. Op dat moment lijkt een geweerschot vaak de enige oplossing.

Bovendien planten de apen zich erg traag voort. Een onderzoek uit het verleden heeft aangetoond dat zelfs als er per jaar slechts één vruchtbaar vrouwtje op 100 volwassen dieren wordt weggenomen, toch een hele populatie kan uitsterven. Het aantal gedode dieren ligt nu echter drie of vier keer hoger, wat het extreme verlies in de Borneose wouden zou kunnen verklaren.

Geen verloren zaak

Het verhaal heeft echter ook een positieve kant: er zijn namelijk meer orang-oetans dan aanvankelijk gedacht. In delen van Maleisisch Borneo en in grotere nationale parken in Indonesisch Borneo lijken sommige populaties zelfs relatief stabiel te zijn. Dat doet wetenschappers geloven dat de soort nog niet meteen zal uitsterven.

En hoe meer we leren over orang-oetans, hoe meer we inzien dat het eigenlijk een veerkrachtige soort is die zich kan aanpassen aan nieuwe uitdagingen. Marc Ancrenaz heeft bijvoorbeeld ontdekt dat ze grote afstanden kunnen overbruggen door zich over de grond te verplaatsen, en dat ze hun dieet kunnen aanpassen aan nieuwe voedselbronnen zoals de acacia en de oliepalm. Als er niet op gejaagd wordt, zouden de apen dus met die vaardigheden in het grotendeels gefragmenteerde landschap van Borneo kunnen overleven.

Voorkomen is beter dan genezen

De mensen die actief zijn op het terrein, weten dat de orang-oetan gered kan worden. Het succes hangt echter wel af van verschillende factoren: doorzettingsvermogen, een goede samenwerking met de overheden, een sterke ondersteuning van de lokale bevolking en hulp van de bedrijven die het land beheren. Als we erin slagen om de wouden en hun orang-oetans te beschermen, kan de populatie zich stabiliseren. Het zou er zelfs voor kunnen zorgen dat ze zich weer herstelt en dat de mensapen gebieden heroveren waar ze in het verleden verdwenen waren.

We moeten echter wel loskomen van onze vaste denkkaders. Er gaat bijvoorbeeld veel geld en moeite naar het redden van individuele dieren, die dan op een veiligere plek opgevangen en opnieuw vrijgelaten worden. Dat kan inderdaad een individu uit een wanhopige situatie halen, maar het is erg duur en bovendien is het geen efficiënte methode om het algemene probleem aan te pakken. Om alles even in perspectief te plaatsen: de afgelopen 16 jaar hebben we 100.000 orang-oetans verloren en met reddingsoperaties, overplaatsingen en rehabilitatie misschien 1.000 gered.

Als we het verlies echt willen stoppen, moeten we zowel de wouden beschermen als stoppen met de dieren te doden. Aangezien de meeste orang-oetans buiten beschermd gebied leven, moeten we de gemeenschappen en bedrijven die hun habitat beheren aan boord krijgen. Een oliepalmplantage beschermt op zijn terreinen nu al bijvoorbeeld 150 orang-oetans, en bewijst op die manier dat deze industrie toch niet onafscheidelijk gelinkt is met de verwoesting van het habitat.

Op een grotere schaal zijn de Maleisische staat Sabah en de Indonesische provincie Centraal-Kalimantan, beide op Borneo, van plan om hun hele palmolieproductie tegen 2025 duurzaam te maken. Daarbij komt er een totaalverbod op het doden van de dieren. Tegelijkertijd zijn de beide landen een actieplan aan het ontwikkelen om de orang-oetan op lange termijn te beschermen.

Het is nu dus aan de Indonesische en Maleisische overheden om het doden van orang-oetans met een harde hand aan te pakken. Want als we niet leren van onze fouten, zal dat stadion uiteindelijk helemaal leeg zijn, voor altijd.

Vertaling: Anneleen Huyzentruyt