Niet-inheemse soorten hebben geen al te beste reputatie. Niet ten onrechte, want invasieve planten en dieren kunnen de lokale biodiversiteit zwaar onder druk zetten. Tegelijkertijd wordt een aanzienlijk deel van die soorten zijn bedreigd in hun herkomstregio. Hoe moeten we omgaan met die paradox?
Beeld: Bij ons gaat het niet goed met het Europese konijn, maar in Australië geldt het dier als een plaag.
Voorbeelden te over van deze zogenoemde Conservation Paradox. De Birmese python bijvoorbeeld, een van de grootste slangen ter wereld, doet het niet al te best in zijn oorspronkelijk leefgebied in Zuidoost-Azië. Maar in de moerassen van Florida groeide het dier uit tot een plaag. Populaties van het sambarhert gaan sterk achteruit in India, maar floreren in Australië waar het dier geïntroduceerd werd. Dichter bij huis gaat het niet goed met het Europese konijn, terwijl het dier in Australië als een plaag geldt. Een nieuweling is geelkopamazonepapegaai. Bedreigd in Centraal-Amerika, maar sinds een decennium heeft zich een populatie in de Duitse stad Stuttgart weten te vestigen.

Veel anekdotisch bewijs, maar systematisch onderzoek ontbrak, vertelt onderzoeker Ingmar Staude, verbonden aan het German Centre for Integrative Biodiversity Research. Staude onderzocht de status van niet-inheemse vasculaire planten (landplanten die water transporteren via vaatbundels, red.) in hun herkomstregio. Een hele klus, want er zijn ongeveer 380 000 plantensoorten beschreven. ‘Daarvan zijn er wereldwijd zo’n 10 000 die zich buiten hun herkomstregio als niet-inheems gevestigd hebben. Tot onze verbazing bleek meer dan een kwart ervan, 27 procent om precies te zijn, bedreigd, kwetsbaar of haast uitgestorven in hun oorspronkelijk leefgebied. Het idee dat niet-inheemse planten het per definitie goed doen, klopt dus niet.’
De status van bedreigde soorten kent gradaties, gaande van kwetsbaar tot uitgestorven. Die wordt toegekend door de International Union for Conservation of Nature (IUCN), maar brengt enkel de situatie in het oorspronkelijk leefgebied in rekening. ‘Een extreem voorbeeld is de Veracruz agave (Agave vera-cruz). Die geldt als uitgestorven in Mexico, waar de plant in het wild voorkwam. Maar in grote delen van India is dit type agave ondertussen ingeburgerd.’ Een ander voorbeeld is het smal longkruid (Pulmonaria montana). Ondertussen zeldzaam in België en Nederland, maar nieuwe populaties in Noorwegen doen het wel goed.
Artificieel onderscheid
Misschien is het tijd om begrippen als inheems en niet-inheems te herdenken, aldus Staude. ‘Het onderscheid tussen inheemse soorten en nieuwkomers is sowieso artificieel, en steunt op arbitraire aannames zoals landgrenzen of tijdvakken, eerder dan op wetenschappelijke inzichten. De verspreiding van soorten is een dynamisch gegeven. Dat is altijd zo geweest. Het nieuwe is de intense rol van de mens in die verspreiding.’

Het feit dat meer dan een kwart van de niet-inheemse plantensoorten het slecht doet in hun oorspronkelijk leefgebied, plaatst natuurbeheerders voor moeilijke keuzes. ‘Natuurlijk is voorzichtigheid geboden wanneer nieuwe populaties opduiken. Het risico dat een soort invasief wordt en schade veroorzaakt is reëel.’
‘Klimaatverandering en drastische verschuivingen in landgebruik maken dat biodiversiteit zich aan een snel tempo herschikt. Ons onderzoek biedt geen eenduidig antwoord op hoe om te gaan met de paradox dat vele niet-inheemse soorten het niet goed doen in hun herkomstgebied. Maar het is wel een uitnodiging om dit gegeven op een meer positieve manier te bekijken, en het potentieel voor natuurconservatie te erkennen.’