Schapen hebben met hun vlees, melk en wol de mensheid een grote dienst bewezen. Toch wisten we tot nu toe weinig over hun domesticatie en verspreiding. Nieuw onderzoek brengt daar verandering in.
Om een beter inzicht te krijgen in de domesticatie- en verspreidingsgeschiedenis van schapen, analyseerde een team onder leiding van geneticus Dan Bradley aan het Trinity College Dublin 118 stalen fossiel DNA. Die stalen waren afkomstig uit de oudste bekende site met gedomesticeerde schapen: Aşıklı Höyük in Centraal-Turkije. Dat schapen-DNA toont een sterke overeenkomst met het DNA van de wilde moeflon. De eerste domesticatie moet dus zo'n 11 000 jaar geleden ergens in die regio hebben plaatsgevonden. Maar de diversiteit in moderne populaties suggereert dat er ook op andere plaatsen wilde schapen gedomesticeerd werden.
De eerste landbouwers brachten het schaap naar Europa. Uit genetisch materiaal van zo'n 8000 jaar geleden blijkt dat deze vroege boeren toen al schapen selecteerden op gewenste kenmerken. Vooral een lichte, witte vacht was gewild. Die keuze bepaalt het uiterlijk van schapen tot op de dag van vandaag.
Kuddes uit de steppe
In diezelfde periode lag het genoom van Europese schapenpopulaties en die in het Midden-Oosten relatief ver uit elkaar. Dat veranderde in de Bronstijd, toen de Westelijke Steppeherders zich over Europa verspreidden. Hun expansie veroorzaakte zo'n vijfduizend jaar geleden een grote en relatief snelle bevolkingswissel die de Europese bevolking genetisch en cultureel sterk veranderde.
Het succes van die massale migratie steunde in grote mate op schapen. Hun grote kuddes voorzagen de volken uit de steppe van melk, en waarschijnlijk ook van kaas. Tegelijkertijd brachten ze opnieuw genetisch materiaal uit het oosten naar Europa. Later in de Bronstijd is de helft van het genetisch materiaal van schapen afkomstig van die voorouders uit de steppe.