De leefomgeving van onze bossen verandert door de klimaatcrisis sneller dan de meeste planten zich kunnen aanpassen. Hierdoor dreigen bossen weg te kwijnen of zelfs te verdwijnen. Kunnen we het bos een handje helpen door meer zuiderse planten te introduceren en zo het bos klimaatadaptief te maken?
De dieren en planten rondom ons zijn aangepast aan hun huidige omgeving. Daar hielp de evolutie een handje bij: de best aangepaste individuen gaven namelijk hun kenmerken door aan hun nakomelingen, terwijl minder aangepaste individuen minder in de pap te brokken hadden. Voor planten in onze contreien heeft dat geleid tot aanpassingen waardoor ze beter kunnen omgaan met kou, veranderende seizoenen en lokale bodems.
Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de bomen die de winter doorkomen zonder bladeren of planten waarbij de bloemen pas na de laatste nachtvorst tevoorschijn komen. Verschillende boomsoorten uit warmere regio’s hebben deze aanpassingen niet en staan altijd in blad. Belangrijk om te weten, is ook dat evolutie nooit stopt. Populaties en soorten veranderen continu doorheen de tijd, waarbij de meest aangepaste individuen overleven en zich voortplanten zodat de populatie aangepast blijft aan de heersende omstandigheden. Maar opdat een populatie zou kunnen reageren op veranderingen, zijn genetische diversiteit en tijd essentieel.
Aan de basis van evolutie liggen mutaties of “foutjes” in het DNA. Doorheen de tijd kunnen er foutjes in het DNA optreden die doorgegeven kunnen worden aan de nakomelingen. Soms zorgt een dergelijk “foutje” er voor dat een fysiek kenmerk verandert, bij mensen heeft zo’n enkele mutatie er voor gezorgd dat we bruine of blauwe ogen kunnen hebben.
Die veranderingen kunnen zowel resulteren in een voor- of nadeel, maar soms is er geen duidelijk effect. Bovendien kan het voor- of nadeel van zo’n kenmerk locatie-afhankelijk zijn. Zo kan een aanpassing van een plant aan de droogte, denk maar aan leerachtige bladeren, een nadeel zijn wanneer water overvloedig aanwezig is. Het maken van een leerachtig blad kost de plant namelijk veel energie.
Dergelijke mutaties komen sporadisch voor doorheen de tijd en zorgen ervoor dat de genetische diversiteit stijgt, waardoor de populatie bestaat uit verschillende individuen met verschillende kenmerken. Wanneer de omgeving verandert, dan kunnen neutrale kenmerken plots positief zijn en een voordeel opleveren. In extreme gevallen kan het zelfs zo zijn dat enkel de individuen van een populatie die aangepast zijn overblijven terwijl de andere sterven. Kortom, mutaties zijn broodnodig wil een populatie op veranderingen kunnen reageren en overleven.
De wet van de best aangepaste, ook bij bomen
Stel nu dat je een afgezonderde populatie bomen hebt met een jarenlange selectiedruk: de individuen werden geleidelijk aan resistenter tegen kou in een kouder klimaat. Logischerwijze zullen warmt tolerante bomen het waarschijnlijk slechter doen binnen deze populatie. Op termijn zullen de warmt tolerante individuen en hun bij horende kenmerken zelfs verdwijnen binnen deze populatie. Maar wanneer de lokale situatie plots verandert en het warmer wordt, dan kan deze populatie - die ondertussen zijn warmte tolerante individuen verloren heeft - zich niet aanpassen.
Deze afgezonderde populaties bestaan, maar over het algemeen is er meer verbondenheid en een grotere gradiënt. Kortom, populaties van boomsoorten kennen niet altijd heel strikt afgebakende grenzen. Zo komt de zomereik voor van Portugal tot Noorwegen en in alle tussenliggende landen. De zomereik populaties in Noorwegen zijn vanzelfsprekend beter aangepast aan de kou en die in Portugal aan de warmte. Indien er kleine wijzigingen in het klimaat gebeuren, dan zullen de populaties traag en gradueel veranderen, daarbij geholpen door de interactie met de genenpoel van hun buren.
Maar er zijn limieten aan dit systeem; bepaalde barrières (denk daarbij aan de grote afstand tussen verschillende bossen door onze wegen, gebouwen en velden) kunnen bomen populaties van elkaar afzonderen, waardoor de populaties het moeten redden met de genetische diversiteit die ter plaatse aanwezig is. Planten zitten namelijk met hun wortels in de grond en hebben meer moeite om te migreren dan diersoorten die kunnen lopen of zelf vliegen.
Sommige planten hebben zaden die kilometers ver door de wind meegevoerd kunnen worden of via mens of dier meereizen en zich vestigen in nieuwe, meer geschikte gebieden. Toch blijven er een heleboel boomsoorten over die per generatie maar een paar meter opschuiven. Bovendien duren die generaties voor veel bomen enorm lang. Z o duurt het 20 jaar vooraleer een eikel een vruchtdragende eik wordt . Pollen kunnen soms verder reizen en zo de genetische diversiteit van verschillende populaties met elkaar verbinden, maar indien de veranderingen in de omgeving te snel gebeuren, dan worden deze populaties op spreekwoordelijke wijze “ingehaald”. Dit lijkt al te gebeuren door de klimaat crisis , maar gelukkig kunnen we onze bossen een duwtje in de rug geven.

De natuur een handje helpen
Aangezien de trage migratie snelheid bomen parten speelt , is de voor de hand liggende oplossing dat we hun trage migratie snelheid artificieel gaan versnellen. Dat kan bijvoorbeeld door inheemse bomen te planten op plekken waar ze vanzelf niet zouden geraken. Hierdoor kunnen we de genetische diversiteit van bestaande populaties aanreiken en hen robuuster maken voor veranderende omstandigheden. In het Engels wordt hiervoor de term “assisted geneflow” gebruikt: we helpen de genetische diversiteit te verspreiden van de ene populatie naar een andere al bestaande populatie .
De verspreide planten kunnen dan kruisen met de lokale populaties, waardoor de kenmerken van de geïntroduceerde planten ook in de lokale populaties voorkomen. Laat ons als voorbeeld zomereiken nemen: wanneer we zuiderse zomereiken, bijvoorbeeld uit Portugal, introduceren in de zomereik populaties van Vlaanderen , dan zullen hun nakomelingen die voortkomen uit de kruising zowel de lokale kenmerken als de meer hitteresistente, zuidelijke kenmerken hebben. Met “assisted geneflow” stijgt de genetische diversiteit in de lokale populatie en is die populatie beter bestand tegen veranderende omstandigheden. De natuur op deze manier een handje helpen zorgt ervoor dat populaties zich kunnen aanpassen en dat onze bossen beter gewapend zijn tegen klimaatveranderingen.

Een tweede methode die kan worden gebruikt om onze bossen klimaat robuust te maken, is “assisted migration”. Hier komt het erop neer zuidelijke boomsoorten op een bepaalde plaats worden geïntroduceerd omdat onderzoekers verwachten dat deze soorten daar op termijn toch op eigen houtje zullen geraken door de klimaat verandering. Om een concreet voorbeeld te geven: bij assisted migration worden geen Portugese zomereiken geïntroduceerd, maar een volledig nieuwe boomsoort die hier nog niet voorkomt. Een typisch voorbeeld is dan de kurkeik. Kurkeiken hebben in Vlaanderen geen lokale populatie om in te integreren, maar de boom wordt hier aangeplant als een totaal nieuwe soort, zodat het bos zich beter kan aanpassen aan de klimaatverandering.
Wonderoplossingen?
Zijn “assisted geneflow” en “ assisted migration” dan de beloofde oplossingen om onze bossen klimaat adaptief te maken? Het zou handig zijn wanneer blijkt dat onze toveroplossingen werken, maar we moeten ook rekening houden met eventuele nadelen. Zo kan het zijn dat planten die we introduceren toch niet aangepast blijken te zijn aan de toekomstige, lokale omstandigheden. Een ander probleem dat kan optreden, vooral bij “assisted migration”, is dat geïntroduceerde planten zich hier invasief gedragen en andere planten wegconcurreren, waardoor het bos net minder divers wordt. Momenteel is er nog maar weinig data die uitwijst of deze methodes positief of negatief zullen uitdraaien. Bovendien kan het zelfs zo zijn dat elke boomsoort een eigen benadering vraagt. Om te testen wat de waarde en impact is van beide types migratie startte het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) samen met partners uit Wallonië, Duitsland en Frankrijk een groot project; MigForest. Met MigForest onderzoeken we beide concepten in een gecontroleerde manier zodat we hopelijk onze bossen klimaat adaptief kunnen maken.
Meer info over assisted migration en het lopend onderzoek:
- MIGFOREST https://migforest.nweurope.eu/blog/migforest-news-50
- MIGFOREST & INBO https://www.vlaanderen.be/inbo/en-GB/projects/migforest-assisted-migration-to-increase-forest-resilience-evinbo
- Chakraborty, D., Ciceu, A., Ballian, D. et al. Assisted tree migration can preserve the European forest carbon sink under climate change. Nat. Clim. Chang. 14, 845–852 (2024). https://doi.org/10.1038/s41558-024-02080-5
- Montwé, D., Isaac-Renton, M., Hamann, A. et al. Cold adaptation recorded in tree rings highlights risks associated with climate change and assisted migration. Nat Commun 9, 1574 (2018). https://doi.org/10.1038/s41467-018-04039-5