De dubbele helix, te populair om goed te zijn?

Vijftig jaar geleden, in maart 1968, belandt Nobelprijswinnaar James D. Watson in het oog van een opmerkelijke storm. Zijn boek The Double Helix wordt een commercieel succes, maar oogst ook tegenkanting bij zijn collegae.

James Watson (links) en Francis Crick.
Harvard University Press weigerde het manuscript te publiceren op zeer nadrukkelijk aandringen van Watsons mede-Nobelprijswinnaars Francis Crick en Maurice Wilkins
‘Watson schrijft fantastisch. Zeer didactisch, in een taal die iedereen kan begrijpen. En eens je erin begint te lezen, wil je het einde kennen’ Jean-Jacques Cassiman
'Je kunt je niet van de indruk ontdoen dat Watson zich een air aanmat alsof hij het grote gelijk in zich had, terwijl het genie eigenlijk Francis Crick was’ Jean-Jacques Cassiman

De Nobelprijs voor Geneeskunde, de Presidential Medal of Freedom, de National Medal of Science, de New York Academy of Medicine Award, een onderscheiding van de Londense Royal Society, een eredoctoraat aan achttien universiteiten, waaronder Cambridge en Harvard… Het is zo helder als een petrischaal dat de Amerikaanse moleculaire bioloog James D. Watson een van de meest vooraanstaande wetenschappers van de vorige eeuw is. Een pionier op het vlak van de ontrafeling van het mysterie van het menselijk genoom, met name, en de auteur van The Double Helix: A Personal Account of the Discovery of the Structure of DNA. In maart 1968 is hij klaar met het manuscript van dat boek, dat hetzelfde jaar onder meer ook in het Nederlands vertaald wordt.

De dubbele helix. De ontdekking van de structuur van DNA, zoals wij het kennen, geldt wereldwijd als een mijlpaalboek. Het is te controversieel om als een wetenschappelijk standaardwerk te gelden, maar feit is dat het vandaag nog steeds overal te koop is. En net vanuit die optiek knelt het schoentje, vijftig jaar geleden. Nota bene aan Watsons eigen alma mater en bij zijn meest vooraanstaande confraters. De Harvard University Press weigert namelijk het manuscript te publiceren op zeer nadrukkelijk aandringen van Watsons mede-Nobelprijswinnaars Francis Crick en Maurice Wilkins. Waar hebben zij dan zoveel moeite mee? Met het feit dat The Double Helix geen boek is over wetenschap maar over een wetenschapper. Over Watson zelf, wat op dat moment totaal not done is in hoogacademische kringen, en om het helemaal onaanvaardbaar te maken: het zijn memoires in de ik-vorm. Watson was oorspronkelijk zelfs van plan de schijnwerpers nog meer op zichzelf te richten. Honest Jim, moest volgens hem de titel zijn. Eerlijke Jim - naar de koosversie van zijn voornaam James - die vertelt hoe hij in 1953 persoonlijk de ontdekking van de dubbele helix beleefd heeft, inclusief zijn gevoelens daarbij.

Geniaal

1953 is inderdaad het jaar waarin James D. Watson en Francis Crick de structuur van het DNA ontrafelen. In de vroege ochtenduren van 28 februari kennen zij hun eureka-moment. Volgens de legende loopt Crick daarna het dichtstbijzijnde café binnen, de Eagle Pub, en roept hij: 'We hebben het geheim van het leven ontdekt!' Zo fel overdreven is dat niet eens, maar de tooghangers begrijpen er helemaal niets van.

De 8ste april '53 mogen Watson en Crick hun bevindingen presenteren op een Solvayconferentie in... België. De volgende dagen staat er geen letter over te lezen in onze pers, of in welk medium dan ook. Wel verschijnt er eind van die maand een artikel in Nature. Ook dat veroorzaakt geen internationale rimpels. Jean-Jacques Cassiman, die tijdens zijn humaniorajaren zal kennismaken met het onderzoek van Watson en Crick, en die later zal uitgroeien tot internationale DNA-expert, heeft daar een verklaring voor: 'Vandaag is Nature een blad met een grote internationale uitstraling, waarvan de hoofdlijnen van de artikels nog dezelfde dag op de nieuwssites staan en de dag nadien in de kranten, maar toen nog niet, waardoor hun onderzoek lang onbekend bleef voor het grote publiek, eigenlijk tot aan de Nobelprijsuitreiking negen jaar later. Alles ging toen veel trager. In wetenschappelijke labo's werd in die tijd meer gepraat dan gewerkt, als ik dat zo mag zeggen, en dan vooral in Engeland. Nu wordt er veel harder gewerkt, dag en nacht desnoods.'

'Eigenlijk is de ontrafeling van de DNA-structuur voor een deel het gevolg van een reeks toevalligheden,' gaat Cassiman verder. 'Watson die Crick ontmoet en die hun bevindingen en expertise samenleggen. Ze hebben daarna informatie ontfutseld aan hun collega - en dubbele Nobelprijswinnaar (Scheikunde 1954, Vrede 1962, red.) - Linus Pauling, een van de pioniers op het vlak van moleculaire biologie. Die was bezig met het maken van een model en stond niet meer zo ver af van het ontrafelen van de structuur van het DNA.

Hij heeft ongewild Watson en Crick op weg gezet. Ik zou dus niet durven te beweren dat Watson en zijn collega's werkelijk de DNA-structuur hebben ontrafeld, maar ze hebben wel alle informatie op een intelligente manier verzameld, smaengelegd en getoetst, en het als eerste gepubliceerd. Daarbij hebben ze ook correct gebruik kunnen maken van de röntgendiffractieresultaten van DNA-kristallen die door Rosalind Franklin waren ontwikkeld. Helaas was Franklin in 1962 al vier jaar dood en kwam ze daardoor niet mee in aanmerking om de Nobelprijs te ontvangen. Maar vergeet niet: wat Watson en Crick hebben gedaan, was zonder meer geniaal. Het lag aan de basis van het DNA-onderzoek van de volgende zestig jaar.'

Groot ego

The Double Helix werpt in elk geval een aantal algemenere en fundamentelere vragen op die decennialang voor discussie zullen zorgen. Zijn er grenzen die een wetenschapper niet mag overschrijden om zijn academische geloofwaardigheid overeind te houden? En waar liggen die dan? Hoe ver kan en mag hij of zij gaan om complexe materie begrijpelijk en verteerbaar te maken voor een breder publiek?

Jean-Jacques Cassiman, vandaag 74 en professore emeritus, loopt in augustus 1968 als 25-jarige rond op Stanford University, in Californië. Hij gaat er vijf jaar onderzoekswerk doen op het vlak van menselijke genetica. 'Ik heb dat boek ginds onmiddellijk gekocht, omdat het in mijn domein was en Watson toch de Nobelprijs had gekregen voor zijn DNA-onderzoek.

Er werd ook behoorlijk veel over geschreven in de Amerikaanse media in die periode. Wetenschappelijk vind ik The Double Helix niet zo interessant, maar het leest bijna als een thriller. Watson schrijft fantastisch. Zeer didactisch, in een taal die iedereen kan begrijpen. En eens je erin begint te lezen, wil je het einde kennen. Maar toch kreeg ik naarmate het boek vorderde de indruk: "Is dit allemaal wel waar?" Al moeten we er niet aan twijfelen dat de informatie over de DNA-structuur juist is.'

'Watson heeft een groot ego en is zonder complexen, het was onvermijdelijk dat er reactie tegen zijn boek zou komen. Je kunt je ook niet van de indruk ontdoen dat hij zich een air aanmat alsof hij het grote gelijk in zich had. Terwijl het genie eigenlijk Francis Crick was, maar die was, als ik me dat mag permitteren te zeggen, eerder een geniale, echte of geveinsde, luierik.'

Hoe dan ook is The Double Helix een mijlpaal. Het zal uiteindelijk - ten eerste - medio 1968 niet bij een academische uitgeverij verschijnen maar bij een commerciële. Door zijn aanpak is het boek - ten tweede - een opstap naar de popularisering van de wetenschap, zoals die vandaag wereldwijd gewaardeerd wordt. En ten derde: het wordt een bestseller die - de ultieme vertaling naar een niet-academisch publiek - in 1987 door de BBC bewerkt wordt tot een tv-film met Hollywoodvedette Jeff Goldblum in de hoofdrol. Een spannende film zowaar, die focust op de race tussen twee teams van wetenschappers om als eerste de structuur van het DNA te ontrafelen. Crick en Watson versus Wilkins en diens onderzoekspartner Rosalind Franklin. 'Ik heb hem niet gezien, dus ik kan niet zeggen of de film evengoed was als het boek,' gekscheert Cassiman.

Stommiteiten

Er kan alleszins geen twijfel over bestaan dat James D. Watson de controverse niet schuwt. Soms lijkt het zelfs alsof hij ze nodig heeft om te kunnen functioneren. In het jaar 2000 alleen al ontketent hij tot twee keer toe een storm van verontwaardiging met uitspraken die - op zijn zachtst gezegd - niet bijster politiek correct zijn. In een interview in de San Francisco Chronicle zegt hij: ‘Je voelt je altijd weer slecht als dikke mensen op sollicitatiegesprek komen, want je weet vooraf dat je hen toch nooit zal aanwerven.’ Nog geruchtmakender is de link die hij, nota bene op een wetenschapscongres, legt tussen huidskleur en seksualiteit. Melanine is volgens Watson een afrodisiacum, en hoe donkerder de huid, hoe hoger het libido. ‘Daarom bestaat er zoiets als latin lovers. En heeft er ooit al iemand van English lovers gehoord?’

Wat al bij al nog relatief meevalt in vergelijking met de argumentatie achter zijn herhaaldelijk pleidooi voor genetische screening én manipulatie: ‘Domheid is een ziekte en de onderlaag van de tien procent echt stupide mensen zouden daarvan genezen moeten worden.’ Een gelijkaardige redenering bouwt hij in 2003 haast Donald Trumpiaans uit voor uiterlijke schoonheid: ‘Men zegt me dat het vreselijk zou zijn als we ervoor zorgden dat alle meisjes knap waren. I think it would be great!’

Je zou het kunnen wegzetten als gênante tot schandelijke oneliners om zijn eigenlijk betoog duidelijk en verteerbaar te maken. Maar dat neemt natuurlijk nooit weg dat de kern van dat verhaal een geloof in en een pleidooi voor een onbegrensde genetische maakbaarheid van de mens is. Hoewel, niet altijd en overal, jaagt Watson een volgende olifant door de porseleinwinkel: ‘Ik ben bijzonder pessimistisch over de toekomst van Afrika omdat alle beleid van het Westen gebaseerd is op de veronderstelling dat Afrikanen even intelligent zijn als wij. Onderzoek heeft nochtans aangetoond dat dit niet echt zo is.’

Watson raast van incident naar provocatie en weer terug. 1968 is nog niet om, of hij ruilt Harvard al voor het Cold Spring Harbor Laboratory (CSHL). Hij bouwt die onderzoeksinstelling uit van een marginaal centrum tot een toonaangevend instituut op het vlak van het genetisch begrijpen en aanpakken van onder meer kanker en neurologische aandoeningen. Maar zijn ongezouten uitspraken halen hem in. In 2007 wordt hij op zijn 79ste opzij gezet, na zijn aangehaalde discours over het verband tussen genetica en intelligentie. En wat doet hij, wanneer hij in 2014 in geldnood zit? Hij laat zijn Nobelprijsmedaille veilen bij Christie’s.

'Dat soort uitspraken waren stommiteiten,' beaamt Cassiman. 'Hij heeft die achteraf proberen recht te zetten. Niemand in wetenschappelijke kringen begreep dat iemand met die intelligentie en die ervaring zulke dingen zei.'

'Ik had James Watson al op een aantal congressen horen praten, maar eind jaren tachtig is hij heel even in Leuven geweest en had ik de kans hem persoonlijk te ontmoeten. De man stond dadelijk in het centrum van de belangstelling, vanwege zijn publicaties, maar ik kan niet zeggen dat hij hautain was. Hij had wel een hele directe stijl, op het brutale af. Dan zei hij dingen op een manier waarvan ik dacht "Man, moet je dat nu zo zeggen?" Maar in de omgang was hij zeker niet onvriendelijk, eerder eenvoudig zelfs.'

Belangrijk boek

Zijn verdiensten en ideeën geraken er allemaal flink bij ondergesneeuwd. Watson betaalt de prijs voor zijn eigen aanpak: iedereen kijkt naar het randspektakel, niemand nog naar de essentie. Hij blijft wel een belangrijk bepleiter om een internationaal 'Menselijk Genoom Project' te starten, wat in 1991 lukt. Hij is in 2007 een van de eersten om zijn persoonlijke genoom online te publiceren. Zijn motivering blijft echter onveranderlijk dezelfde: ‘Ik doe dit om de ontwikkeling van een nieuw tijdperk te stimuleren. Een tijdperk van persoonsgebonden geneeskunde waarin de informatie die ons genoom bevat gebruikt kan worden om ziekten te identificeren en te genezen, en om geïndividualiseerde medische behandelingen op punt te zetten.’

Professor Cassiman onderstreept de wetenschappelijke impact van Watson. 'Zonder enige twijfel is The Double Helix een zeer belangrijk, theoretisch boek over de DNA-structuur, ook vandaag nog. Een ander fantastisch boek van hem is Molecular Biology of the Cell uit 1983. Zeer stimulerend voor onderzoekers, al kun je niet meer zeggen dat Watson later nog grote ontdekkingen heeft gedaan.'