Veel jongeren én volwassenen noemen zichzelf smartphoneverslaafd. Niet gek, want de ontwikkelaars van apps doen er alles aan om onze aandacht vast te houden. Hoe problematisch is dat? ‘De lobby van de techindustrie is gigantisch.’
Moet ik wachten op de trein? Dan kijk ik wel even TikTok. En niet alleen dan. Ook als ik na een werkdag op de bank neerplof, op de wc zit of zelfs voor het slapengaan, zoeken mijn vingers op de automatische piloot naar de TikTok-app. ‘Eventjes’ wordt al snel een kwartier, twintig minuten of een half uur. Zo zijn er dagen waarop ik meer dan een uur op de app spendeer. Daar komt de schermtijd van al mijn andere apps nog eens bovenop. Ingestelde timers en een extra app die het openen van TikTok vertraagt en me vraagt of ik wel echt verder wil gaan, werken nauwelijks. Mijn brein kan niet wachten op de oneindige stroom van filmpjes, precies over de onderwerpen die ik leuk vind.
Ik ben niet alleen. Volgens de Digimeter van 2023, een studie die inzichten biedt in de digitale gewoonten, vaardigheden, attitudes en technologische trends van de Vlamingen, brengt veertig procent van de Vlamingen naar eigen zeggen te veel tijd op de smartphone door. Een op de vier noemt zichzelf verslaafd. Onder jongeren zijn die cijfers nog veel hoger: twee derde meent te veel tijd te spenderen op de smartphone en zo’n 43 procent noemt zichzelf verslaafd. In Nederland zijn de cijfers vergelijkbaar. Een op de drie volwassenen en de helft van de kinderen tussen negen en dertien jaar zeggen verslaafd te zijn aan hun smartphone.
Smartphone- of socialemediaverslaving is geen officieel erkende verslaving. Wel zijn er internationale maatstaven om het gebruik van sociale media te beschouwen als ‘problematisch’. Daarvoor moeten jongeren aan minstens zes van de negen kenmerken voldoen, zoals ‘je rot voelen als je geen sociale media kan gebruiken’ en ‘geen interesse hebben in hobby’s omdat je liever met sociale media bezig bent’. Jongeren die zich herkennen in twee tot vijf van deze items, behoren al tot een risicogroep. Voor volwassenen bestaat er een soortgelijke test.
Hoewel veel mensen zichzelf verslaafd noemen, spreekt de wetenschap dus liever over problematisch gebruik of afhankelijkheid. Bestaat er een kans dat de medische wereld dat problematische gebruik in de toekomst wel als verslaving zal erkennen, net zoals eerder met gameverslaving gebeurde? ‘Het is een ontzettend grote, ingewikkelde discussie’, legt Ina Koning uit. Zij is universitair hoofddocent Ontwikkelingspedagogiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Gaan we dan spreken over smartphones of over sociale media? En moeten we aan elk type gedrag een verslaving koppelen? Een belangrijke richtlijn is dat het gedrag ten koste moet gaan van andere activiteiten. Dat laatste zien we nu wel terug in ons onderzoek, maar we zijn er nog niet uit. Het onderzoeksdomein is nog heel jong.’
Onderzoek naar jongeren
‘Apps zijn zo ontwikkeld om ieders aandacht vast te houden, maar vooral kinderen zijn daar gevoelig voor. De aantrekkingskracht van die socialemediaplatforms met de onderliggende algoritmes is zo groot. Voor ouders is het ontzettend lastig om kinderen hierin te begeleiden’, zegt Koning. Ook het onderzoek in dit domein richt zich daarom voornamelijk op kinderen en jongeren. Laura Vandenbosch, professor Communicatiewetenschappen aan de KU Leuven, vult aan: ‘Er gaat inderdaad veel aandacht naar jongeren. Terecht, omdat zij hun impulscontrole en empathie nog moeten ontwikkelen. Zij hebben ook nog steeds moeite met het interpreteren van complexe sociale stimuli, waar sociale media ook onder vallen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat andere groepen geen effecten ervaren.’
Om problematisch socialmediagebruik bij jongeren te identificeren, maken onderzoekers gebruik van onderstaande vragenlijst. Een score van nul tot één duidt op normatief social- mediagebruik, bij twee tot en met vijf is er sprake van risicovol gebruik en bij zes of meer gaat het over problematisch gebruik.
Heb je in het afgelopen jaar…
... regelmatig geen interesse gehad in hobby’s of andere bezigheden omdat je liever met sociale media bezig was?
... regelmatig aan niets anders kunnen denken dan aan het moment dat je weer sociale media kon gaan gebruiken?
... niet kunnen stoppen met het gebruiken van sociale media, terwijl anderen zeiden dat je dit echt moest doen?
... je vaak rot gevoeld als je geen sociale media kon gebruiken?
... je regelmatig ontevreden gevoeld omdat je meer tijd aan sociale media had willen besteden?
... vaak stiekem sociale media gebruikt?
... vaak sociale media gebruikt om niet aan vervelende dingen te hoeven denken?
... geregeld ruzie gekregen met anderen door jouw socialmediagebruik?
... serieuze problemen met je ouders, broer(s) of zus(sen) of vrienden gehad door je socialmediagebruik?
Bron: Van den Eijnden, R. J., Lemmens, J. S., & Valkenburg, P. M. (2016). The social media disorder scale. Computers in Human Behavior, 61, 478-487.
Smartphone- of socialemediaverslaving is dus geen erkende verslaving, maar de platforms zijn wel degelijk zodanig ontworpen dat de gebruiker vaak terugkomt en zo lang mogelijk op de app blijft. Zo sturen ze ons voortdurend notificaties, zorgt de snapstreak van Snapchat (een ‘ketting’ van Snaps waarbij je elkaar minstens één keer per dag een Snap stuurt, red.) ervoor dat je dagelijks naar de app ‘moet’ terugkeren om je streak te behouden, worden video’s automatisch afgespeeld waardoor ze direct je aandacht trekken en neemt de infinite scroll je mee in een oneindig lange stroom van content, aangestuurd door slimme algoritmes die inspelen op wat je leuk vindt. Dat is immers het verdienmodel: als een gebruiker meer tijd op de app spendeert, wordt die ook aan meer advertenties blootgesteld.
Dat socialemediaplatformen met opzet verslavend worden gemaakt, blijkt ook uit statements van bijvoorbeeld Meta-ontwikkelaars in de media. Zo zei Sean Parker, medeoprichter van Facebook, al in 2017 bewust de ‘kwetsbaarheid van de menselijke psychologie te hebben misbruikt’ om mensen zo lang mogelijk op het platform te houden. Dat blijft niet langer zonder gevolgen. Momenteel loopt er in de Amerikaanse staat Massachusetts een rechtszaak tegen Meta. Het bedrijf wordt er onder meer van beschuldigd opzettelijk verslavende elementen in de Instagram-app te hebben geplaatst, ook voor jonge gebruikers. Bovendien zou het bedrijf de resultaten van intern onderzoek – die wijzen op schadelijke gevolgen van veelvuldig gebruik door jongeren – hebben achtergehouden. Tegen TikTok lopen er in verschillende staten momenteel soortgelijke zaken.
Te slap
In de Europese Unie moet de Digital Fairness Act gaan zorgen voor meer regulering. Die wetgeving, die op dit moment nog niet van kracht is, moet gebruikers in Europa beter gaan beschermen tegen onder meer verslavende apps – bijvoorbeeld door autoplay en de infinite scroll te beperken. Volgens Koning is die wetgeving een mooi initiatief, maar niet toereikend. ‘Het is eigenlijk nog veel te slap. De eisen zijn vaag geformuleerd. Daardoor is er nog veel ruimte voor eigen interpretatie. Bedrijven zullen die speelruimte natuurlijk inzetten ten gunste van henzelf. Ondertussen valt de huidige generatie ten prooi aan wat zij online tegenkomen. De lobby van de techindustrie is gigantisch.’
Ondertussen hebben platforms als Instagram en TikTok wel een aantal functies geïntroduceerd die problematisch socialmediagebruik moeten afremmen, zoals de TikTok-timer die jonge gebruikers te zien krijgen als ze zestig minuten op de app gespendeerd hebben. Om verder te kijken, moet de kijker een code invoeren. Maar uit onderzoek blijkt dat zulke functies maar weinig effect hebben. Na het invoeren van de code is de timer gemakkelijk te omzeilen. Een soortgelijke functie van Instagram, die de gebruiker in staat stelt om zelf een tijdslimiet in te stellen, werd na invoering weer afgebouwd. Meta verhoogde stilzwijgend de minimale tijdsduur van de timer, zodat de bewuste scroller onbewust toch weer meer tijd aan de app zou besteden. Koning introduceerde daarom het begrip screenwashing: de maatregelen die techbedrijven invoeren om klanten te beschermen, hebben in feite vooral als doel om kritiek in de kiem te smoren. Tegelijkertijd blijft de app de aandacht van gebruikers vasthouden. ‘Die bedrijven gaan echt niet uit zichzelf in hun algoritmes snijden. Net zoals de tabaks- en gokindustrie hebben ze heel andere belangen’, besluit ze.
De maatregelen die techbedrijven invoeren om klanten te beschermen, hebben vooral als doel om kritiek in de kiem te smoren
Van techbedrijven zelf kunnen we dus niet veel verwachten en overheden zetten net de eerste stappen naar meer regulering. Los van Europese wetgeving zoals de Digital Fairness Act grijpen ook landelijke overheden in. Zo werd in Nederland begin dit jaar een smartphoneverbod in middelbare scholen ingevoerd, om de aandacht in de klas te verbeteren. Ook de Vlaamse regering heeft een smartphoneverbod op lagere scholen en in de eerste en tweede graad van het middelbaar onderwijs ingesteld.
‘Sommige scholen in Vlaanderen hebben smartphones nog maar kort geleden in de ban gedaan. We hebben hier nog niks kunnen bewijzen, maar de eerste rapporten in het buitenland laten voorzichtig zien dat kinderen zich beter kunnen concentreren, meer bewegen in de pauze en minder onderbroken worden in sociale interacties’, zegt Vandenbosch. ‘Bovendien zijn er verschillende situaties: op de ene school moet de smartphone echt worden ingeleverd, op de andere school moet de smartphone in de rugzak blijven. Ook de effecten van die verschillen in aanpak zijn we nu aan het onderzoeken.’ Ze plaatst wel een aantal kanttekeningen: ‘Zonder laptopbeleid kan er een verschuiving van smartphone- naar laptopgebruik plaatsvinden. Daarnaast kunnen kinderen thuis gaan compenseren en meer moeite hebben om de smartphone na school thuis weg te leggen. Verder is het ook de vraag of er naast zo’n verbod voldoende wordt aangeleerd om verantwoord met de smartphone om te gaan. Het is ook belangrijk om van jongs af een digitale etiquette over gepast smartphonegebruik mee te krijgen.’
Voor sommige ouders gaat het smartphoneverbod op school niet snel of ver genoeg. Zij nemen zelf het initiatief. Zo sloegen ouders in het Ierse stadje Greystones de handen ineen: ze maakten de afspraak om kinderen op de basisschool geen smartphone te geven. In andere landen bestaan er soortgelijke initiatieven: in navolging van bezorgde ouders in het Verenigd Koninkrijk richtte een groep Nederlandse ouders afgelopen zomer de beweging Smartphonevrij Opgroeien op. ‘Ook buiten schooltijd verdienen onze kinderen het om smartphonevrij te zijn. Zodat ze kunnen opgroeien in de echte wereld, met familie en andere kinderen spelen, ontdekken en sociale vaardigheden ontwikkelen’, stelt de beweging op haar website. Inmiddels is er ook een Belgisch initiatief opgestart: Kids Unplugged.
Koning is niet per se voor ‘smartphonevrij opgroeien’: ‘Het is niet erg als kinderen in het laatste jaar van de basisschool al met smartphones leren omgaan. We moeten ons vooral richten op de toegang tot de verslavende platforms. Toezicht houden op wat jongeren online precies doen door oprechte interesse te tonen, is belangrijk. Het is ook goed om als ouder met je kind in gesprek te gaan over smartphonegebruik voordat gewoontegedrag is ontwikkeld. Zo kun je preventief afspraken maken.’
Te veel toezicht kan dan weer de kinderrechten in gevaar brengen. ‘Wij pleiten er niet voor om ouders toegang te geven tot de sociale media van hun kinderen’, zegt Vandenbosch. ‘In bepaalde Amerikaanse staten is dat wel gebeurd. Dat is risicovol. Als conservatieve ouders bijvoorbeeld de accounts van LGBTQ-kinderen te zien krijgen, doet dat meer kwaad dan goed.’
Schermtijd
Volgens de Digimeter brengt de gemiddelde Vlaming zo’n 182 minuten per dag op zijn smartphone door, en daar komt de tijd van andere schermen nog eens bovenop. Een onderzoek onder Nederlandse jongeren toont aan dat zij hun smartphone gemiddeld wel 4,5 uur per dag gebruiken. Zelf gebruik ik mijn smartphone gemiddeld zo’n drie uur en een kwartier. Lijdt ons mentaal welzijn onder al die uren achter een scherm? Niet per se, legt Laura Vandenbosch uit. ‘Het is heel complex om schermtijd direct te koppelen aan welzijn, dat doen we liever niet. Over duizenden studies heen zien we wel dat veel schermtijd kan leiden tot een iets lager welzijn, maar die impact is miniem. Tegelijkertijd zien we dat een hoge schermtijd een eerder sterk positief effect heeft op het onderhouden van sterke banden met vrienden. Als we alleen naar schermtijd zouden kijken, moeten we dus besluiten dat meer schermtijd dus goed is. Maar het is veel belangrijker om te kijken naar hoe die schermtijd wordt ingevuld.’
‘Jongeren ervaren meer voordelen bij WhatsApp en Snapchat’, zegt Koning. ‘Die apps zijn bedoeld voor verbinding: je hebt interacties met vrienden. TikTok zou ik voor kinderen zeker niet aanraden.’ Verder verschilt de impact van socialmediagebruik ook naargelang wat kinderen doen op apps en tussen groepen jongeren. ‘Kinderen die al niet goed in hun vel zitten, lopen een hoger risico op negatieve uitkomsten. Zeker als ze de platformen gebruiken om zich te identificeren en vergelijken met anderen. Voor kinderen met bijvoorbeeld autisme en LGBTQ-jongeren heeft de online wereld juist ontzettend veel te bieden.’
Ook de recente doorbraken op het gebied van AI hebben hun intrede gedaan in socialmediaplatformen. Zo introduceerde Snapchat vorig jaar de chatbot My AI die heel wat ophef veroorzaakte: de bot mengde zich ongevraagd in privégesprekken en stelde bij sommige gebruikers voor om in de echte wereld af te spreken. Na kritiek heeft Snapchat de bot aangepast, maar My AI is nog altijd onderdeel van de app. ‘Sommige jongeren in Vlaanderen geven nu al aan dat ze triest worden van het gebruik van die chatbot. Welke richting gaat het uit als bots echt je nieuwe vriend worden? Daar is meer onderzoek voor nodig. Techbedrijven blijven maar vernieuwingen introduceren, zonder dat die getoetst zijn door onderzoekers. Daar moeten we ons wel vragen over stellen. Bij artificiële intelligentie mogen we niet dezelfde fouten maken als bij sociale media, waar we te lang aan de zijlijn hebben gestaan’, besluit Vandenbosch.