Bijna-doodervaringen verklaard

13 augustus 2013 door Eos-redactie

Bijna-doodervaringen na een hartstilstand krijgen voor het eerst een wetenschappelijke onderbouwing.

Bijna-doodervaringen na een hartstilstand krijgen voor het eerst een wetenschappelijke onderbouwing.

 

Ongeveer twintig procent van de mensen die een hartstilstand overleven, vertellen achteraf dat ze, toen ze klinisch dood werden beschouwd, dingen waarnamen die ze als ‘echter dan echt’ ervoeren. Tot nog toe was er veel discussie over dergelijke bijna-doodervaringen. Alleen al omdat het moeilijk te geloven is dat hersenen na een hartstilstand nog zouden werken. Ze worden dan immers niet meer voorzien van bloed.

 

Amerikaanse onderzoekers van de University of Michigan wilden er het fijne van weten. De wetenschappers bestudeerden de elektrische activiteit in de hersenen van negen ratten waarbij ze kunstmatig een hartstilstand opwekten. Dertig seconden nadat het hart van de beestjes was gestopt met kloppen, vertoonden hun EEG’s een voorbijgaande golf van gesynchroniseerde hersenactiviteit. Die bevatte kenmerken van een sterk geprikkeld brein. De onderzoekers stelden nagenoeg hetzelfde vast in de stervende hersenen van ratten die op het punt stonden te stikken.

 

Het onderzoeksteam was vooral onder de indruk van de hoge mate van hersenactiviteit. Veel van de elektrische bewustzijnssignalen waren sterker dan die in wakkere toestand. In het eerste stadium van een klinische dood zijn de hersenen dus in staat tot goed georganiseerde elektrische activiteit. Volgens de onderzoekers is dit de eerste wetenschappelijke verklaring voor het hoge aantal bijna-doodervaringen bij patiënten met een hartstilstand. De studie staat in PNAS deze week.

 

Maar omdat er hersenactiviteit is, wil dat nog niet meteen zeggen dat het brein cognitief actief is, reageert neurowetenschapper Tineke van Rijn (Radboud Universiteit Nijmegen) in de Volkskrant. Daarom is zij bezig met vervolgexperimenten, waarbij ze stervende ratten een geluid laat horen, om te zien of hun EEG daarop reageert. 'Pas als sprake is van een reactie, kun je zeggen dat er informatieverwerking is', aldus Van Rijn. (ev)