Bloedtest voor postnatale depressie

07 mei 2012 door Eos-redactie

Binnenkort kunnen vrouwen met een verhoogd risico op een postnatale depressie worden opgespoord vóór ze ziek worden.

Binnenkort kunnen vrouwen met een verhoogd risico op een postnatale depressie worden opgespoord vóór ze ziek worden.

Een op zeven pas bevallen vrouwen krijgt vanaf de tweede week na de bevalling last van een postnatale depressie. Niet het milde en korte dipje dat de baby blues wordt genoemd, maar een echte depressie die gekenmerkt wordt door een gevoel van verdriet, verstoorde eet- en slaappatronen, huilbuien, verminderd libido, angst en prikkelbaarheid. Het effect van deze aandoening op de baby is niet te onderschatten. Depressieve moeders spelen minder met hun baby’s, tonen hen minder affectie en gebruiken minder babytaal, wat bij de kinderen op termijn kan leiden tot emotionele problemen en leermoeilijkheden.

Met de huidige methodes is een postnatale depressie pas op te sporen wanneer ze zich voordoet. Daarom onderzochten Britse wetenschappers een groep van 200 zwangere vrouwen, de eerste keer bij hun eerste bezoek aan de gynaecoloog en de tweede keer wanneer ze twee tot acht weken waren bevallen. Ze ontdekten dat vrouwen die een postnatale depressie ontwikkelden, specifieke genetische varianten hebben die een rol spelen bij het endocriene systeem dat wordt geactiveerd als een reactie op stress. Dit lijkt te betekenen dat postnatale depressie voorkomt bij vrouwen die genetisch sterker reageren op hun omgeving.

De ontdekking kan er op termijn toe leiden dat een eenvoudige bloedtest wordt ontwikkeld waarmee vrouwen met een verhoogd risico op postnatale depressie kunnen worden opgespoord vooraleer ze ziek worden. Daardoor kunnen ze heel vroeg worden behandeld voor hun aandoening, wat niet alleen hun leven maar ook dat van hun kinderen sterk kan beïnvloeden. (ev)