Buikpijn, een opgeblazen gevoel, reflux ... Komt dat echt door het even van gluten? Onderzoek wijst op een psychologisch effect.
Een op de tien volwassenen meent dat hij of zij intolerant of overgevoelig is voor gluten. Nochtans lijdt slechts een op de honderd mensen aan glutenintolerantie of coeliakie. Voor overgevoeligheid voor gluten ontbreken duidelijke diagnostische criteria, noch is duidelijk welk mechanisme hierbij zou spelen. Ook een tarwe-allergie bestaat, maar die komt veel minder vaak voor dan coeliakie.
Een meta-analyse waarbij talrijke studies onder de loep zijn genomen, wijst uit dat gluten niet altijd verantwoordelijk zijn voor deze klachten. Maar wat dan wel?
Eerste vaststelling: de symptomen die vaak aan gluten worden toegeschreven, kunnen in werkelijkheid verband houden met FODMAP’s. Dat zijn koolhydraten die slecht of niet opgenomen worden in de dunne darm. Daardoor komen ze in de dikke darm terecht, waar ze gaan fermenteren.
Nocebo
Een andere mogelijke verklaring is het nocebo-effect: de symptomen treden op omdat je ze verwacht. Alleen al het idee dat je gluten eet, kan dus voor klachten zorgen.
Dat blijkt uit studies waarbij proefpersonen voeding kregen waarvan verteld werd dat er gluten in zaten, maar in werkelijkheid zaten er soms gluten of FODMAP’s in en soms niet. In alle gevallen kregen de proefpersonen met zelfbenoemde glutenovergevoeligheid last van symptomen.
De klachten zijn heel reëel. Ze weerspiegelen complexe interacties tussen de hersenen en de darmen die de perceptie en de intensiteit van spijsverteringsstoornissen beïnvloeden. De toenemende populariteit van glutenvrije diëten en de aandacht die ze krijgen in de media versterken de verwachtingen en daarmee het optreden van dit nocebo-effect.