We leven in een tijd waarin we continu worden geobserveerd. Psychologisch onderzoek toont aan hoe dit, zelfs onbewust, onze perceptie van de wereld verandert.
In 1785 ontwierp de Engelse filosoof Jeremy Bentham de perfecte gevangenis. In zijn hoofd zouden de cellen worden gebouwd rond een centrale toren van waaruit een bewaker elke gevangene op elk moment in de gaten kan houden. Maar andersom kan de gedetineerde de bewaker niet zien en weet hij dus niet wanneer die meekijkt. De gevangenen moeten dus ervan uitgaan dat ze continu worden geobserveerd en zich daarnaar gedragen. Welkom in het Panopticon.
Velen onder ons zullen dit gevoel van onophoudelijke surveillance herkennen. Informatie over wie we zijn, waar we naartoe gaan en wat we doen en kopen, wordt steeds vaker gedeeld met volledig onbekende derden. Er wordt van ons verwacht dat we een groot deel van ons leven tentoonstellen voor ons online publiek. In sommige vriendengroepen wordt er zelfs gevraagd dat je je locatie deelt. Miljoenen van zo goed als onzichtbare bewakingscamera’s en slimme deurbellen observeren ons in het openbaar. En we weten ook dat je met gezichtsherkenning en kunstmatige intelligentie makkelijk een naam bij een gezicht kan plakken.
Wat voor een effect heeft dat constant bekeken worden op ons? ‘Het is een van de eerste onderwerpen die zijn bestudeerd in de psychologie’, zegt Clément Belletier, psycholoog aan de Universiteit Clermont Auvergne in Frankrijk. In 1898 toonde psycholoog Norman Triplett aan dat fietsers sneller fietsen in het bijzijn van anderen. Vanaf de jaren 70 demonstreerden onderzoekers hoe we ons openlijk gedrag veranderen wanneer we worden bekeken om ons imago te beschermen en te functioneren binnen een sociale setting.
Maar bekeken worden verandert niet alleen ons gedrag. Decennia aan onderzoek toont aan dat het ook onze geest infiltreert om de manier waarop we denken te beïnvloeden.
En nu onthult een nieuwe studie hoe bekeken worden de onbewuste verwerking in onze hersenen beïnvloedt. De resultaten van deze studie zijn zeer verontrustend voor het mentale welzijn van onze samenleving, aldus de onderzoekers.
Waakzame ogen
Als je wordt bekeken trekt het meteen je aandacht, zoals wordt gedemonstreerd met het staar-in-de-menigte-effect: in een zee van gezichten die niet naar ons kijken, spotten we meteen de ene die dat wel doet. Dat komt doordat blikrichting, in het bijzonder oogcontact, een sterk sociaal signaal is dat ons helpt om de intentie van anderen te achterhalen en hun gedrag te voorspellen.
Zelfs bij baby’s trekt zo’n directe blik meteen de aandacht. ‘Deze trekjes verschijnen al heel vroeg en ze zijn aanwezig in het hele dierenrijk’, zegt Clara Colombatto. Ze bestudeert sociale cognitie aan de Universiteit van Waterloo in Ontario. Deze vaardigheid ontstond waarschijnlijk tijdens onze evolutie om roofdieren te detecteren. Dat zou ook kunnen verklaren waarom we ons ongemakkelijk voelen als we worden bekeken en waarom we dan fysieke vecht-of-vluchtreacties ervaren, zoals zweten.
Bekeken worden verandert niet alleen ons gedrag, maar ook onze manier van denken
Op een bewust niveau gedragen we ons anders wanneer mensen naar ons kijken. We vertonen meer pro-sociaal gedrag, wat betekent dat we meer geneigd zijn om dingen te geven en minder geneigd zijn om vals te spelen of te sluikstorten. Sommige studies hebben zelfs gesuggereerd dat afbeeldingen van ogen het aantal diefstallen en sluikstortingen kan laten afnemen. Dat soort onderzoeken hebben mensen op het idee gebracht om surveillance te gebruiken voor het maatschappelijke goed, zoals diefstalpreventie. In dat idee weergalmen duidelijk ook de methodes van Bentham om gevangenen te controleren.
Het feit dat mensen zich anders gedragen als ze in de gaten worden gehouden is niet verrassend. Wie van ons heeft zich nog nooit egoïstischer gedragen omdat we alleen waren en er niemand in de buurt was om ons te zien? Psychologen schrijven dit gedrag toe aan het belang van iemands reputatie.
Maar de laatste decennia hebben onderzoekers ontdekt dat bekeken worden ook cognitieve functies beïnvloedt zoals geheugen en aandacht. In de eerste plaats kan het hard afleiden. In een studie presteerden de deelnemers slechter op werkgeheugentaken als ze foto’s van mensen te zien kregen die hen aanstaarden dan wanneer ze wegkeken. De onderzoekers concludeerden dat een directe blik de aandacht van de deelnemers trekt en dat de deelnemers zich daardoor minder konden focussen op de taak die ze hadden gekregen. Andere studies stelden vast dat verschillende functies, gaande van onze ruimtelijke cognitie tot ons taalverwerkingsvermogen, op een gelijkaardige manier worden belast door een waakzame blik.
Onbewuste effecten
De gevolgen van surveillance op de cognitie reiken nog veel verder. Surveillance heeft namelijk zelfs een impact op de onbewuste verwerking door onze hersenen van de wereld om ons heen. In een studie die eind vorig jaar werd gepubliceerd, toonden wetenschappers aan dat bekeken worden de onbewuste analyse van gezichten bij de deelnemers versnelde.
Een team onder leiding van neurowetenschapster Kiley Seymour van de University of Technology Sydney gebruikte een techniek die continue flitsonderdrukking heet, afgekort CFS, om te meten hoe snel mensen visuele prikkels detecteerden die initieel ontsnapten aan hun bewustzijn. Deze techniek houdt in dat er bewegende, kleurrijke patronen worden getoond aan één oog, wat de waarneming van beelden die worden voorgeschoteld aan het andere oog kan vertragen. Eerdere studies toonden aan dat mensen zich sneller van een verdrongen beeld bewust worden als het opvallender is. Een CFS-studie heeft bijvoorbeeld vastgesteld dat deelnemers zich sneller bewust werden van gezichten die naar ze keken dan van gezichten die wegkeken. Dat bewijst dat onze hersenen blikrichting verwerken voordat we zelfs weten dat we iets gezien hebben.
‘In een zee van gezichten die niet naar ons kijken, spotten we meteen de ene die dat wel doet’
Seymour en haar collega’s vroegen zich af of deze onbewuste verwerking ook beïnvloed zou worden door de gedachte dat je geobserveerd wordt. Ze lieten een groep mensen zien hoe ze camera’s opstelden zodat ze live-beelden van hen konden doorsturen naar een andere kamer. De deelnemers kregen vervolgens gezichten te zien die werden onderdrukt met behulp van CFS. Aan hen werd gevraagd om op knoppen te drukken om aan te geven waar elk gezicht zich bevond. De mensen in de ‘geobserveerde’ groep zagen de gezichten sneller en nauwkeuriger dan de controlegroep. Die groep voerde dezelfde taak uit maar dan zonder openlijke surveillance. Het verschil bedroeg bijna een seconde. ‘Dat is lang voor dit soort onbewuste processen’, zegt Colombatto, die niet betrokken was bij de studie. Hoewel de ‘geobserveerde’ deelnemers aangaven dat ze zich wel bekeken voelden, hadden ze niet het idee dat het hun prestaties had beïnvloed. Het effect was specifiek voor gezichten — het fenomeen deed zich niet voor bij neutrale prikkels zoals abstracte patronen — wat betekent dat bekeken worden niet gewoon de opwinding of inspanning in het algemeen vergrootte. ‘Het feit dat dit onbewuste proces wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een toekijker toont aan hoe complex sociale perceptie is’, zegt Colombatto.
In het verleden gingen onderzoekers ervan uit dat je enkel de effecten van bekeken te worden ervaart als je de ogen van de ander kunt zien. Maar Colombatto en haar collega’s stelden vast dat foto’s van monden die rechtstreeks naar de deelnemers wezen ook een negatieve invloed hebben op het werkgeheugen. Het team heeft ook bewezen dat monden die worden weergegeven met behulp van CFS sneller het bewustzijn bereiken als ze naar de deelnemers gericht zijn dan als ze van hen weg zijn gericht. Dat werkt zelfs met abstracte geometrische figuren die naar ons toe of van ons weg wijzen, zoals kegels.
‘Die effecten worden niet alleen maar veroorzaakt door ogen. Het gaat hier eerder over algemene effecten die we ervaren als iemand zijn aandacht en gedachten rechtstreeks naar jou richt ... We noemen dat “gedachtencontact”’, aldus Colombatto. ‘Het gaat dus vooral over het onderwerp zijn van iemands gedachten.’
Onvoorziene gevolgen
Surveillance lijkt dus onze sociale verwerking in een hogere versnelling te zetten. ‘We zouden de conclusie kunnen trekken dat bekeken worden onze overlevingsinstincten op volle toeren laat draaien’, zegt Seymour. ‘Je zit in een vecht-of-vluchtmodus en dat vergt veel van je brein.’
Hoe zouden de alomtegenwoordige, elektronische ogen van vandaag onze mentale gezondheid beïnvloeden? Mensen met schizofrenie zouden daarvoor een hogere tol moeten betalen. Volgens het onderzoek van Seymour zouden zij namelijk hypersensitief zijn voor de blik van een ander. Bij andere aandoeningen, zoals sociale angst, merken we dat er een hypersensitiviteit is voor sociale cues, wat kan leiden tot psychologische klachten. ‘Ik denk dat de constante surveillance van de moderne wereld ons allemaal in die richting duwt, tot op een zekere hoogte’, zegt Seymour. ‘Dat betekent dat we allemaal meer afgestemd zijn op onze sociale omgeving en meer gespannen zijn, klaar om te reageren.’
‘Bekeken worden laat onze overlevingsinstincten op volle toeren draaien’
In het Panopticon weten gevangenen dat een bewaker altijd kan meekijken maar ze weten nooit of die daadwerkelijk meekijkt. ‘Daarin zit de kracht van deze gevangenis’, beweerde Franse filosoof Foucault. En die kracht is alwetend en wordt geïnternaliseerd door de gevangenen zelf. Het is waarschijnlijk daarom dat de gevangenis van Bentham ons plots zo relevant lijkt. In dit digitaal tijdperk van algoritmes, bedrijven die je data verkopen en sociale media hebben we vaak het gevoel dat we bekeken worden — alleen weten we niet wie naar ons kijkt.
Die constante surveillance kan onze cognitie belasten op manieren die we op dit moment nog niet begrijpen. ‘De functies die in het gedrang komen door surveillance zijn degene die ons toelaten om ons te focussen op wat we doen: aandacht, werkgeheugen, enzovoort’, zegt Belletier. ‘Als deze processen belast worden omdat we worden gemonitord, dan zou je verwachten dat het concentratievermogen afneemt.’ Een aantal onderzoeken suggereert dat meer surveillance op de werkvloer — meestal een poging om de productiviteit te boosten — zelfs contraproductief zou zijn. Dat wijst er ook op dat online testomgevingen, waarbij studenten worden bekeken door een menselijke opzichter of AI, zouden kunnen leiden tot lagere prestaties.
‘Vijftig jaar geleden hadden we niet zoveel surveillance en sociale contacten als nu. Het is dus een nieuwe sociale context waaraan we ons moeten aanpassen’, zegt Colombatto. ‘Het is belangrijk om na te denken over hoe dit, op zowel bewuste als onbewuste manieren, onze cognitie verandert.’
Dit artikel verscheen eerder in Scientific American. Vertaling: Maxim Garvelink.