Macht maakt van ons een slechter mens

In het kort

Mensen die lange tijd een hoge positie bekleden denken en handelen vaak anders dan vroeger.

Invloedrijke mensen hebben de neiging hun eigen kunnen te overschatten en andere visies te negeren.

Of iemand zijn macht in zijn eigen voordeel gebruikt, hangt onder meer af van persoonlijkheidskenmerken, eigen overtuigingen en de heersende cultuur.

De regeerstijl van de Turkse president Erdogan schetst een beeld van een machtsmens vol zelfverheerlijking. En dat terwijl hij ooit als kordate hervormer begon. Maakte de macht een heel ander mens van hem?

Recep Tayyip Erdogan heeft een steile carrière achter zich. Als telg uit een familie die ooit uit Georgië emigreerde, verkocht hij als tiener simits (ringvormige sesambroodjes) in de havenwijk van Istanboel om wat geld te verdienen. Hij wilde voetballer worden. Of prediker. Maar het is anders gelopen. In 1994 verkozen de inwoners van Istanboel hem tot burgemeester. In 2003 werd hij benoemd tot premier van Turkije, sinds 2014 is hij de president. De Turken vertrouwden Erdogan, zoon van een arme kustwachter, omdat hij ‘een van hen’ was.

Als mensen meer macht krijgen, overschatten ze hun eigen kunnen, nemen ze grotere risico’s en negeren ze sneller de visie van anderen

Toen er in 2013 protest uitbrak tegen een bouwproject in het Gezi-park in Istanboel, reageerde de staat met geweld, traangas en waterkanonnen. Datzelfde jaar dreigde Erdogan over een corruptieschandaal te struikelen, waarin ministers uit zijn regering verwikkeld waren. Hij vermoedde een complot en liet politieagenten en openbare aanklagers arresteren.

Om zijn tegenstanders monddood te maken, bemoeit Erdogan zich sindsdien telkens opnieuw met justitie, censureert hij het internet en bedreigt hij de media. Vooral de genadeloze zuiveringsactie die hij doorvoert als antwoord op de mislukte couppoging door het leger in juli 2016, is ongezien. Duizenden ambtenaren, journalisten, docenten, rechters en militairen werden ontslagen of gearresteerd. Tientallen mediabedrijven kregen een publicatie- of uitzendverbod. Erdogan wil het politieke systeem hervormen en probeert zijn greep op de macht daarbij te vergroten.

Zijn regeerstijl schetst een beeld van een machtsmens vol zelfverheerlijking, die zijn politieke omzichtigheid is kwijtgeraakt. En dat terwijl Erdogan ooit als kordate hervormer aan zijn ambtstermijn begon. Hij schafte de doodstraf af (en wil die nu weer invoeren), versterkte de vrije meningsuiting en probeerde de situatie van de Koerdische minderheid te verbeteren.

In de loop van zijn carrière heeft de Turkse president Erdogan een gedaanteverwisseling ondergaan.

Waarom is hij zo veranderd? Historicus John Dalberg-Acton (1834-1902) zou misschien geantwoord hebben dat het aan de macht zelf ligt. Aan het einde van de 19de eeuw deed hij de onsterfelijke uitspraak ‘Power tends to corrupt, and absolute power corrupts absolutely’ (macht maakt corrupt en absolute macht maakt absoluut corrupt).

Tal van politieke schandalen draaiden de afgelopen jaren rond macht en machtsmisbruik. In de bankwereld, bij veiligheidsdiensten of de Wereldvoetbalbond FIFA - overal waar autoriteiten zonder controle werken, woekeren geklungel en corruptie. Macht duikt overal op waar mensen elkaar ontmoeten: in de politiek, in bedrijven, maar ook onder vrienden en in liefdesrelaties. Voor de sociale psychologie is macht misschien wel even belangrijk als energie voor de fysica, beweerde Bertrand Russell (1872-1970) ooit. De Britse filosoof en wiskundige beschouwde macht als de belangrijkste drijfveer van het menselijke gedrag.

Wie macht ervaart, voelt een sterke stimulans om actie te ondernemen, vatte het team van sociaal psychologe Susan Fiske (Princeton University, VS) samen. ‘Macht laat mensen toe om vrij te handelen’, legt ze uit. ‘Dat bevordert niet alleen hun motivatie, maar verhoogt ook hun status.’

Wie neemt het laatste koekje?

Dat toonde psycholoog Adam Galinsky (Columbia Business School, VS) aan met een indrukwekkend experiment. Enkele proefpersonen moesten een episode uit hun leven neerschrijven waarin ze macht over iemand anders hadden. De andere deelnemers penden een gebeurtenis neer waarin iemand macht over hen bezat. Op die manier werden bij de proefpersonen onbewust bepaalde mentale concepten geactiveerd – psychologen noemen deze techniek priming.

Daarna moesten de deelnemers voor een  volgende opdracht naar een andere kamer gaan. Op tafel stond een reusachtige ventilator die koude lucht in hun gezicht blies. Twee derde van de deelnemers die even daarvoor aan hun machtspositie waren herinnerd, schoven het storende toestel vrij snel opzij. Van de ‘machteloze’ proefpersonen durfde niet eens één derde dat te doen.

‘Mensen met en zonder macht leven in totaal andere werelden, en dat bewerkstelligen ze ook met hun eigen gedrag’, stelt sociaal psycholoog Dacher Keltner (University of California in Berkeley, VS). Volgens zijn theorie handelen we in machteloze situaties veeleer geremd, focussen we meer op de behoeftes van anderen en zijn we gevoeliger voor straffen. Naarmate onze invloed groeit, voelen we ons niet alleen beter, maar worden we ook ontvankelijker voor beloningen en permitteren we ons meer vrijheden.

Dat heeft soms merkwaardige gevolgen, toonde Keltner aan. Om de machtservaring van zijn proefpersonen te beïnvloeden, liet hij telkens één deelnemer uit een groepje van drie de prestaties van de twee anderen beoordelen. Toen er op het einde van het experiment een bord met gebak rondging, namen de beoordelende proefpersonen vaker het laatste stukje cake dan wie onder toezicht had gestaan. Uit opnames met een verborgen camera bleek bovendien dat zij ook vaker met open mond aten en dat er meer kruimels op hun gezicht waren achtergebleven.

Invloedrijke mensen denken vaker aan hun eigen gewin en tonen minder medeleven met hun medemensen

Ook heel wat andere studies bevestigen dat mensen minder op sociale normen letten naarmate ze machtiger worden. Dat is niet per se slecht. Soms moeten we de verwachtingen en noden van onze omgeving negeren om onze eigen belangen na te streven. Misschien hebben mensen in machtige posities gewoon meer gelegenheid om al die speelruimte in hun eigen voordeel te gebruiken?

Voor de Florentijnse politiek filosoof Niccolò Machiavelli hoorde het bij een geslaagde regeerstijl om listig en zonder scrupules te handelen. ‘Het is veel veiliger om gevreesd te zijn dan geliefd’, schreef hij begin 16de eeuw in zijn boek Il Principe. Dat leidde tot de term machiavellisme: als leider je doel nastreven zonder rekening te houden met morele of juridische grenzen. De psychologie kent machiavellisme ook als persoonlijkheidskenmerk.

Mensen met die karaktertrek hechten veel belang aan aanzien en invloed, zoeken altijd hun eigen voordeel en misbruiken medemensen ijskoud voor hun eigen doelstellingen. Samen met narcisme en psychopathie maakt machiavellisme deel uit van de zogenoemde ‘duistere drie’. Mensen bij wie deze drie eigenschappen erg uitgesproken zijn, zijn vaker belust op materiële goederen en sociale dominantie, leert een studie van de Canadese psycholoog Kibeom Lee. Verklaart dat waarom bazen vatbaarder zijn voor corruptie? Zijn zulke karakters gewoon vaker uit op geld en invloedrijke posities?

Vrouwen mogen niet naar macht streven

Een belangrijk tegenargument is dat een al te openlijke machtshonger maatschappelijk niet wordt aanvaard. Wie tot elke prijs de hoogste positie wil bereiken, stoot op wantrouwen. Dat is althans bij vrouwen het geval, zoals Dacher Keltner aantoonde. Samen met zijn team onderzocht hij sociale hiërarchieën in een Amerikaanse vereniging van vrouwelijke studenten. Daar werd duidelijk meer geroddeld over studentes met een neiging tot machiavellisme. De slachtoffers van die laster werden vaker onbekwaam geacht om een hogere functie te bekleden. Mogelijk werkt de geruchtenmolen corrigerend, om ongeschikte kandidaten in toom te houden. Omgekeerd kregen de studenten die van sociale competentie getuigden en zich voor het welzijn van de groep inzetten, juist meer invloed.

In hoeverre deze resultaten ook voor mannen gelden, is niet duidelijk. Los van het geslacht geldt dat extraverte en emotioneel stabiele mensen – mensen met prosociale persoonlijkheidskenmerken – vaker opklimmen. Enkele studies toonden ook aan dat vrouwen sterker voor dominant gedrag afgestraft worden dan mannen.
Psychologen van Yale University in New Haven lieten proefpersonen de websites van twee fictieve senatoren bekijken en vroegen voor welke kandidaat zij zouden stemmen. De beschrijvingen waren identiek, alleen het geslacht van de politici verschilde. Bovendien bevatte de tekst soms een verwijzing dat de kandidaat in kwestie een van de meest ambitieuze politici van de deelstaat was en altijd al een uitgesproken wil tot macht had gehad. Die bijkomende informatie leidde ertoe dat de deelnemers de vrouwelijke senatoren met een uitgesproken machtsstreven veel minder vaak kozen dan mannelijke senatoren.  Bij hen speelde de machtshonger die ze al dan niet aan de dag legden geen enkele rol.

De meeste onderzoeksgegevens uit de sociale psychologie zijn niet meteen vleiend voor de baas: als mensen meer macht krijgen, overschatten ze hun eigen vaardigheden meer, nemen ze grotere risico’s, denken ze vaker in stereotypen en negeren ze sneller de visie van anderen dan mensen zonder veel macht.

Geen medelijden

Tegelijk lijkt het erop dat invloedrijke mensen beter zijn in belangrijke denkopdrachten, vooral als het erop aankomt zich niet in details te verliezen en het kaf van het koren te scheiden. Een grotere autoriteit heeft dus een duidelijk effect op ons denken en handelen. Hoe dat precies werkt, probeert de ‘construal level’-theorie (of CLT, een theorie over abstractieniveaus) te verklaren.

De kern hiervan is psychologische afstand: het idee dat objecten, mensen of gebeurtenissen niet allemaal even dicht bij ons staan – qua ruimte, tijd of persoonlijke verbondenheid. Volgens deze theorie denken we concreter na over dingen dicht bij ons, terwijl we over dingen die verder weg zijn veeleer abstract denken. Op zich is geen van beide denkstijlen beter of slechter dan de ander, het hangt gewoon van de situatie af.

Wat heeft dit allemaal met macht te maken? Mensen in hoge posities hoeven zich nauwelijks met details bezig te houden. Het draait om het grote geheel: er moet een aandelenpakket afgestoten worden, een filiaal gesloten, een bepaalde stadswijk is aan modernisering toe ... Bovendien beschikken zij over meer manoeuvreerruimte en zijn ze minder afhankelijk van hun medemensen. Volgens deze theorie zouden leidinggevenden dan ook abstracter moeten denken.

Sociaal psychologe Pamela Smith (University of California in San Diego, VS) heeft die stelling met verschillende experimenten getoetst. Net zoals Adam Galinsky in zijn ventilator-onderzoek gebruikte ook zij een priming-techniek om bij haar proefpersonen een gevoel van macht of onmacht op te roepen. Daarna moesten ze zich een reeks begrippen inprenten en die vervolgens weergeven. Een klassieke geheugentest met een twist: alle woorden (bijvoorbeeld gordijn, raam, glas) waren nauw gelinkt aan een begrip dat niet in de lijst voorkwam (venster). Een deel van de proefpersonen trapte in de val en noemde het ontbrekende woord toch. Blijkbaar probeerden zij meteen de essentie te vatten in plaats van zich in details te verdiepen - al bleek dat in dit geval een slechte tactiek.

Verschillende experimenten met andere denktaken leidden tot hetzelfde resultaat: wie macht ervaart, denkt abstracter en gedraagt zich minder altruïstisch. In plaats van hun mogelijkheden in te zetten voor het welzijn van de groep, regelen invloedrijke mensen de zaken veeleer met het oog op hun eigen gewin en tonen ze minder medeleven met hun medemensen. Volgens sommige wetenschappers kan de construal level-theorie dit ook verklaren. Wie zijn ondergeschikten als abstracte grootheid ziet, zal minder moeite doen om zich in hun visie en hun wensen in te leven. In plaats daarvan staan hun eigen behoeften op de voorgrond.

Eind 2015 schorste de ethische commissie van de FIFA zijn voorzitter Sepp Blatter wegens verduistering en ambtsmisbruik.

Een team van sociaal psycholoog Samuel Bendahan (Université de Lausanne in Zwitserland) heeft dat in 2015 onderzocht aan de hand van het zogenoemde dictatorspel: de proefpersonen moesten een bedrag van 20 euro verdelen onder zichzelf en de andere groepsleden, waarbij ze dus voor een ethisch dilemma werden gesteld. Ze hadden de mogelijkheid om zichzelf buitenproportioneel te bedienen, waarbij er minder overbleef om uit te delen aan de anderen. Kenden ze zichzelf een kleinere som toe, dan was de pot voor iedereen groter. Er waren meerdere proefopstellingen, waarbij de hoeveelheid autoriteit die de deelnemers toegewezen kregen, verschilde. Sommigen konden geld geven aan één groepslid, anderen aan drie mensen.

Het resultaat bevestigt de pessimistische visie van John Dalberg-Actons: hoe meer invloed de proefpersonen hadden, hoe onethischer hun beslissingen waren. Zo koos niet eens de helft van de proefpersonen met weinig macht ervoor om zichzelf meer geld uit te keren – waarbij er dus minder winst was voor de medespelers. Bij de deelnemers in een machtige positie deed maar liefst 90 procent dat wel! Vooral mannen met een hoge testosteronspiegel die het bedrag onder elkaar en drie anderen mochten verdelen - en dus in een invloedrijke positie zaten - deden de kassa voor zichzelf stevig rinkelen. Dit hormoon en het daarmee verbonden geslacht bleken zelfs doorslaggevender dan de machtspositie zelf: mannen handelden duidelijk vaker in het nadeel van hun medespelers dan vrouwen.

Boven de wet

Bovendien hebben leidende figuren ook een sterkere neiging tot een dubbele moraal. Volgens het principe van ‘twee maten, twee gewichten’ leggen ze zichzelf dikwijls heel andere normen op dan hun ondergeschikten. De Nederlandse sociaal psycholoog Joris Lammers demonstreerde samen met enkele collega’s hoe je maatschappelijke positie je morele oordeel beïnvloedt. Om in te werken op het machtsgevoel van zijn proefpersonen, maakte ook dit team gebruik van priming: proefpersonen moesten denken aan gebeurtenissen waarin zij zich ofwel machteloos ofwel machtig gevoeld hadden. Daarna moesten ze aangeven of ze het oké vonden om een fiets zonder duidelijke eigenaar mee te nemen. Mocht je bij de belastingaangifte een beetje sjoemelen? En wat met snelheidsovertredingen? De helft van de deelnemers moest zeggen hoe aanvaardbaar ze dit gedrag voor zichzelf vonden. De andere proefpersonen moesten dezelfde kwesties betrekken op een onbekende.

De resultaten waren alarmerend. Voor hun eigen gedrag hanteerden de proefpersonen duidelijk minder strenge criteria dan voor anderen – tenminste als ze eerst met ‘machtspriming’ waren voorbereid. Wie zich machteloos had gevoeld, velde over zichzelf en over anderen juist wél een soortgelijk oordeel. Soms waren deze proefpersonen zelfs strenger voor hun eigen misstappen dan voor de uitschuivers van hun medemensen.

Iemand die ontzettend veel weet over de verraderlijke neveneffecten van macht is psycholoog Philip Zimbardo (Stanford University in Californië, VS). Hij is de man van het roemruchte Stanford-gevangenisexperiment uit 1971, waarbij hij met vrijwilligers de machtsverhoudingen in een gevangenis simuleerde. Het opgooien van een munt bepaalde welke proefpersonen bewakers en welke gevangenen werden. Het rollenspel escaleerde snel tot mishandelingen en moest voortijdig afgebroken worden. Ondanks z’n twijfelachtige bewijskracht schopte dit experiment het tot een van de bekendste psychologische studies in de geschiedenis.

Toen het folterschandaal in de Iraakse Abu Ghraib-gevangenis wereldwijd voor ophef en ontzetting zorgde, werd Zimbardo erbij geroepen. Als deskundige legde hij een verklaring af op het proces tegen een van de Amerikaanse bewakers, Ivan Frederick. De militaire rechtbank beschuldigde de Amerikaanse onderofficier van allerlei mishandelingen. Zo zou hij drie Iraakse gevangen tot masturberen hebben gedwongen en een ander zo hard hebben geslagen dat hij gereanimeerd moest worden. Er bestaan ook foto’s waarop Frederick in kleermakerszit op een ineengedoken gevangene te zien is.

De verklaring van Zimbardo kwam als een verrassing. Hij verdedigde de folteraar en schaarde zich achter een mildere strafmaat. Weinig mensen hadden weerstand kunnen bieden aan de vergiftigde sfeer van Abu Ghraib, stelde hij. De aangeklaagde militairen waren verslaafd geraakt aan de macht die ze in hun situatie hadden, heel vergelijkbaar met de proefpersonen in zijn experiment. Het Pentagon meende dat enkele ‘rotte appels’ tussen de soldaten verantwoordelijk waren voor de schendingen van de mensenrechten in de gevangenis. Zimbardo hield echter vol: ‘Het zijn niet de rotte appels. Het zijn de rotte manden die goede appels corrumperen.’

Heeft de sociaal psycholoog het zichzelf te gemakkelijk gemaakt? Zijn uitspraken zijn vooral problematisch omdat ze de persoonlijke verantwoordelijkheid van de daders minimaliseren, alsof zij willoos aan hun omgeving overgeleverd waren. Hoe verleidelijk een situatie ook is, in de meeste gevallen heb je wel degelijk alternatieven voor je handelen, vooral als je je in een invloedrijke positie bevindt.

Macht is in de eerste plaats een kracht die remmingen losgooit. Ze activeert ons en zorgt ervoor dat we dingen aanpakken. En ze brengt mensen dikwijls in situaties waarin ze zichzelf sterker kunnen ontplooien dan vroeger. Daarom brengt macht soms alleen eigenschappen naar boven die al in iemand zaten. Zo hebben mensen die bij sociale kwesties vooral veel belang hechten aan een exact evenwicht tussen geven en nemen de neiging om zichzelf in een machtspositie meer toe te stoppen. Wie echter vooral begaan is met het welzijn van iedereen, handelt nog steeds altruïstisch als hij of zij meer autoriteit verwerft.

Socioloog Max Weber zag macht als een kans om ‘de eigen wil zelfs bij tegenstand door te zetten’. Of leidinggevenden hun invloed inzetten voor het welzijn van ondergeschikten of voor zichzelf, hangt van heel wat factoren af. Van de politieke situatie of de bedrijfscultuur bijvoorbeeld, maar ook van de persoon in kwestie. Met andere woorden: macht kàn corrupt maken, maar dat hoeft niet zo te zijn.