Eos Blogs

Stokventjesberen en piemels zijn goed voor het geheugen

Sommige mensen hebben een echt talent voor vertellen. Humor speelt daarbij een belangrijke rol: als iets grappig verteld wordt, kan je het makkelijker onthouden.

Sommige mensen kunnen je doen huilen van het lachen om een verhaal waarin ze er niet in slagen een ei te bakken. Weken later denk je eraan terug, je moet er opnieuw om lachen. Stel nu dat die vriend niet zo getalenteerd was, en hij je simpelweg had bekend dat hij geen eieren kan bakken. Zou je het dan binnen enkele weken nog weten?

Het zogeheten humoreffect zegt van niet. 

Deze cognitieve bias van het geheugen stelt dat alles dat de waarnemer als grappig beschouwt gemakkelijker op te sporen is. 

Verwant aan dit principe zijn het Von Restorff Effect en het Bizareness Effect: het eerste houdt in dat we items beter opslaan als ze op een of andere manier anders zijn dan de andere gepresenteerde informatie, en het tweede betekent hetzelfde voor informatie die we als bizar of verbijsterend ervaren.

Interessant, kan ik daar gebruik van maken?, dacht ik bij mezelf, terwijl ik met mijn neus boven een reeks formules hing die niet wilden blijven plakken.

Lo and behold, het kan. Niet alleen kan het leerlingen helpen tijdens het studeren, het komt ook van pas in het klaslokaal of de aula. Wel zijn er enkele regels die daarbij gerespecteerd moeten worden. De effecten behouden een zekere balans; leun wat te ver in één richting en je verliest de aandacht of je aanzien.

Allereerst moet de gebruikte humor relevant zijn. 

Wanneer de luisteraar in gedachten teruggaat naar het grappige moment, wil je niet dat hij de afslag naar de nuttige informatie mist. Als je een uitleg wil gaan geven over het berekenen van limieten heeft het dus geen zin om een grap te maken over de politieke situatie in Amerika.

Wel kan je het publiek wijzen op eigenaardigheden binnen het onderwerp en er lichtjes de spot mee drijven, of je kan een toepassing geven in een gekke of onverwachte situatie. 

De vorm van humor die je gebruikt kan ook veel beïnvloeden. 

Je maakt niet iedereen gelukkig met duistere humor, en vulgaire moppen horen we ook liever niet van onze leerkrachten (al kan je er wel wat in je samenvatting verwerken). 

Omdat een leeromgeving voor iedereen aangenaam en verwelkomend moet blijven, is het niet aangeraden de spot te drijven met mensen in de zaal. Hoewel dissen – zoals wij jongeren dat zeggen – onder vrienden heel grappig kan zijn, maakt het dat leerlingen zich generen. Steek enkele keren de draak met foute antwoorden of domme vragen, en het zal niet lang duren voordat geen enkele hand ooit nog de lucht in gaat.

Een cartoon of toepasselijke meme is meestal wel welkom, net als woordgrappen, ludieke vergelijkingen of een komische schets. Zo zal ik nooit de betekenis van het woord concaaf vergeten, dankzij de prachtige tekening van een grot met een stokventjesbeer erin (concaaf – caaf – cave – grot).

Om een positief effect te kunnen hebben op het geheugen, moet de grap natuurlijk correct ontvangen worden. 

Wanneer een grap te subtiel is, gebeurt dat niet en gaat de functie verloren. 

Als je de grap dan weer te duidelijk maakt, is de lol er snel af. Balans is het antwoord. Persoonlijk raad ik aan gemiddelde grappen af te wisselen met subtielere voor de wakkeren en opzichtige voor de slaapkopjes of de leerlingen die moeite hebben met humor herkennen – zoals leerlingen met autisme.

Als docent maak je het best geen misbruik van het humoreffect.

Gebruik je te veel humor, dan beschouwt men je al snel als niets meer dan een moppentapper. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Je wil het vertrouwen behouden. Daarbij gaan de belangrijkste aspecten van een les dan verloren in de zee van door humor versterkte uitspraken. Hou het bij een paar mopjes om de kern te onderstrepen.

Wanneer je met deze grondwetten rekening houdt, kan je een les niet alleen leuker en aangenamer maken, maar kan je de materie ook beter verwerken.

Ik ga nu wat piemels bij mijn formules tekenen, ik zie jullie in de volgende blogpost.