Vijf misverstanden over eetstoornissen

Correcte informatie over eetstoornissen kan levens redden. Vijf mythes ontkracht.

Er bestaan heel wat hardnekkige misverstanden over anorexia en boulimie. We helpen er alvast vijf de wereld uit.

Bij mannen en jongens zijn eetstoornissen erg uitzonderlijk

Eetstoornissen mogen dan wel vaker voorkomen bij meisjes en vrouwen, er zijn ook heel wat jongens en mannen die ermee worstelen. Hudson en zijn collega’s stelden vast dat 0,9 procent van alle Amerikaanse vrouwen en 0,3 procent van de mannen anorexia (gehad) hebben. Voor boulimie gaat het respectievelijk om 1,5 en 0,5 procent.

Anorexia is de enige levensbedreigende eetstoornis

Eetstoornissen eisen meer levens dan welke andere psychische aandoening ook. Dat komt door het hoge aantal medische complicaties en zelfmoorden. In 2009 onderzocht Scott Crow, hoogleraar psychiatrie aan de universiteit van Minnesota, de sterfte bij 1.885 mensen bij wie 8 tot 25 jaar eerder een eetstoornis was vastgesteld. Anorexia en boulimie hadden ongeveer evenveel dodelijke slachtoffers geëist: ongeveer 4 procent. Andere onderzoekers menen dat anorexia vaker een fatale afloop heeft.

Braken helpt om af te vallen

Deze mythe leeft wellicht bij veel boulimiepatiënten, want anders zouden ze niet braken of naar laxeermiddelen grijpen. Purgeren, het lichaam ‘reinigen,’ is een van de symptomen van boulimie, maar het is ook niet uitzonderlijk bij anorexiapatiënten. Toch helpt het niet om gewicht te verliezen. Laxeermiddelen en diuretica onttrekken water aan het lichaam, maar dat wordt snel vervangen en je raakt amper tien procent van de ingenomen calorieën kwijt door te laxeren. Ook braken is niet erg doeltreffend. Zelfs als de braakneigingen worden opgewekt vlak na de eetbui, wat doorgaans het geval is, is al 50 tot 75 procent van de calorieën uit het voedsel opgenomen. Purgeren haalt dus niet alleen weinig uit; het droogt ook het lichaam uit en verstoort de elektrolytenbalans. Deze en andere gevolgen van purgeren kunnen fataal zijn.

Iemands lichaamsgewicht verraadt of hij of zij boulimie heeft

Ondanks het schrokken hebben boulimiepatiënten doorgaans geen afwijkend gewicht. Wat wel op boulimie kan duiden, is als iemands wangen bol staan. Familie en vrienden zijn zich er vaak niet van bewust dat boulimie daarvan de oorzaak is. Doordat de aandoening moeilijk te herkennen is, krijgen mensen met dit probleem vaak niet de ondersteuning die ze nodig hebben om professionele hulp te zoeken.

Als iemand extreem mager is, kan dat wel een teken zijn van anorexia. In ver gevorderde stadia, met een ondergewicht van 20 tot 30 procent, valt de ziekte nog veel sterker op.

Slechts weinigen raken ooit van een eetstoornis af

Heel wat studies bewijzen dat cognitieve gedragstherapie (CGT) kan helpen bij boulimie. De patiënt krijgt inzicht in de stoornis en leert bijvoorbeeld waarom purgeren niets uithaalt. Er wordt ook ingegaan op het verstoorde lichaamsbeeld en er worden strategieën aangeleerd om te weerstaan aan de impuls om te schrokken en te purgeren.

In een onderzoek uit 2000 onder leiding van psychiater W. Stewart Agras (Stanford University) volgden 220 mensen bij wie boulimie was vastgesteld 19 sessies bij de therapeut. De helft werd behandeld met CGT. De rest van de groep kreeg interpersoonlijke psychotherapie (IPT). Daarbij wordt gewerkt aan de interpersoonlijke context van het probleem en aan het verwerken van conflicten die aan de basis ervan kunnen liggen.

Aan het eind van het behandelingstraject bleek 29 procent van de CGT-groep hersteld, tegenover amper 6 procent van de IPT-groep. Een jaar later waren de resultaten dichter naar elkaar toegegroeid: 40 procent voor de CGT-groep en 27 procent voor de IPT-groep. Er is nog veel marge voor verbetering, maar deze bevindingen geven aan dat sommige therapieën erg nuttig zijn voor boulimiepatiënten.

Voor anorexia zijn de resultaten minder bemoedigend. Eerst en vooral probeert de patiënt weer op een min of meer normaal gewicht komen, meestal in het ziekenhuis. Verrassend genoeg komt 85 procent van de patiënten genoeg aan om weer naar huis te mogen. De grote uitdaging is dat gezonde gewicht thuis aan te houden. Volgens sommige studies zou cognitieve gedragstherapie, net zoals bij boulimie, ook bij anorexia helpen om een terugval te voorkomen.

In 2003 gaf psychologe Kathleen Pike (Columbia University) 33 anorexiapatiënten na hun ontslag uit het ziekenhuis een jaar lang cognitieve gedragstherapie of voedingsadvies. Aan het eind van de studie was amper 22 procent van de CGT-groep opnieuw ziek (of had afgehaakt). In de groep die voedingsadvies kreeg, lag dat cijfer veel hoger, op 73 procent. Sterker nog: bij 44 procent van de CGT-patiënten was een grote verbetering merkbaar en 17 procent van hen was volledig hersteld. Bij de andere groep lagen die cijfers respectievelijk op 7 en nul procent. Cognitieve gedragstherapie zou dus ook veelbelovend kunnen zijn voor de behandeling van anorexia – al bleek de terugval in andere, langer lopende studies, veel groter.

Toch kunnen ook anorexiapatiënten zich losrukken. En hoe meer mensen de feiten kennen over eetstoornissen, hoe sneller die opgemerkt en dus behandeld kunnen worden.

 

De campagne Te Gek?! vraagt deze week extra aandacht voor stoornissen. Wij van Psyche & Brein zoomen daarom elke dag in op een psychisch probleem. Lees hier de andere artikels:

* Vijf misverstanden over eetstoornissen

* Hoe geraak je van je angsten af?

* Feiten en fabels over burn-out

* Premenstrueel syndroom