Waarom ben je toch bang voor ratten of kleine ruimtes? En hoe geraak je van je angst af?

Een angststoornis is een van de vaakst voorkomende psychische aandoeningen. Neurobiologen weten intussen vrij goed wat zich daarbij in het brein afspeelt en hoe mensen met angsten geholpen kunnen worden.

De emotionele en lichamelijke reactie op gevaar kan individueel sterk verschillen en hangt zowel van biologische als van omgevingsinvloeden af. Zo zijn angstreacties op bepaalde prikkels wellicht erfelijk: mensen ontwikkelen fobische reacties op spinnen of slangen, maar niet op stopcontacten of messen.

Vooral de vroege kinderjaren zijn heel gevoelig voor omgevingsinvloeden. Talloze studies tonen aan dat traumatische ervaringen in deze fase het risico sterk verhogen om angst- of andere psychische stoornissen te ontwikkelen. Nare ervaringen werken immers in op psychologische, fysiologische en neurobiologische circuits, zoals het stresssysteem.

De genetische invloeden zijn op hun beurt ook complex en nog onvoldoende onderzocht. Het is in elk geval zeker dat er niet één enkel ‘angst-gen’ bestaat, maar dat er verschillende genen in het spel zijn die op elkaar inwerken.

Naast de DNA-sequentie die in de genen zelf gecodeerd zit, speelt bij angststoornissen ook de epigenetica een grote rol. Concreet kan een verhoogde cortisolspiegel afzonderlijke epigenetische schakelaars wijzigen: kleine chemische moleculedeeltjes, zogenaamde methylgroepen, die aan het DNA opgestapeld of juist verwijderd worden, veranderen de activiteit van bepaalde genen. Dat kan de stofwisseling van de stresshormonen wijzigen en dus ook tot gedragsveranderingen leiden.

Zulke epigenetische effecten kunnen lange tijd of zelfs permanent blijven bestaan. Onder bepaalde omstandigheden kunnen ze zelfs erfelijk overgedragen worden, toonden Amerikaanse onderzoekers aan bij muizen die door conditionering geleerd hadden bang te zijn voor een bepaalde geur. Hun kinderen en zelfs kleinkinderen reageerden op precies dezelfde manier, zonder dat ze dit gedrag van hun (groot-)ouders hadden kunnen afkijken.

Het genuanceerde antwoord? Je angst is ontstaan uit een moeilijk te begrijpen wisselwerking tussen genetica, epigenetica en omgeving

De al vernoemde methylgroepen kunnen zich echter alleen op bepaalde plaatsen van het DNA binden. Vandaar dat ook kleine individuele afwijkingen in de DNA-sequentie, zogenaamde polymorfismen, soms bepalen of een gen aan een epigenetische invloed onderhevig is of niet, en dus of omgevingsfactoren zoals stress uiteindelijk de genactiviteit kunnen beïnvloeden.

Dat werd aangetoond door onderzoekers aan het Max Planck Institut für Psychiatrie aan de hand van het gen FKBP5, dat de cortisolhuishouding helpt regelen. Uit een studie die in 2013 werd gepubliceerd, blijkt dat bepaalde polymorfismen in dat gen mensen met trauma’s uit de kindertijd gevoeliger maakt om als volwassene een PTSS te ontwikkelen. Ze leiden ertoe dat de hoge cortisolspiegel die door zo’n trauma in de kinderjaren ontstond, een epigenetische verandering tot gevolg heeft.

Het individuele risico op een posttraumatische stressstoornis wordt dus bepaald door een complexe wisselwerking tussen genetica, epigenetica en omgeving, Wellicht geldt dit principe in grote lijnen ook voor angstaandoeningen en voor de mate waarin iemand angstig is.

Waar ontstaat angst?

De grafiek toont een van de belangrijkste gebieden van het angstnetwerk: de thalamus, het centrale schakelstation voor zintuiglijke prikkels, die snel emotioneel worden beoordeeld door de amygdala. Geheugeninhouden die in de hippocampus opgeslagen liggen, beïnvloeden dat proces. De hypothalamus is in belangrijke mate betrokken bij de productie van stresshormonen. De prefrontale cortex oefent een hogere cognitieve controle uit op het emotionele gebeuren.

Kan je angst "genezen"?

De productie van drie stresshormonen en de activering van het angstnetwerk hebben heel wat gevolgen voor de stofwisseling in het brein. Zo verandert onder meer de concentratie van neurotransmitters zoals dopamine, GABA (gamma-aminoboterzuur) en serotonine. Dat heeft op zijn beurt een effect op de synapsen, de communicatie tussen de zenuwcellen dus, en kan uiteindelijk het gedrag of het functioneren van onze organen beïnvloeden. Bij ziekelijke angst lijken veranderingen in de serotoninestofwisseling een rol te spelen, al is het nog niet duidelijk of die ook de oorzaak zijn of niet.

In dat geval kunnen antidepressiva van het type ‘selectieve serotonineheropnameremmer’ (SSRI) een rol spelen, die in combinatie met psychotherapie kunnen helpen tegen angststoornissen. Ze verhogen de serotonineconcentratie in de synapsspleet, wat ook andere stofwisselingsprocessen in het brein beïnvloedt en uiteindelijk leidt tot de verbetering van de psychische klachten.

Door deze methode worden, vereenvoudigd gesteld, bepaalde associaties in het angstgeheugen weer ‘overschreven’. Onderzoekers hebben het in dat verband over ‘extinctie’, wat zoveel betekent als ‘wissen’. Normaal vermindert een angst automatisch als we enkele keren ervaren dat de verwachte catastrofe toch niet optreedt. Maar bij mensen met angststoornissen is onder meer dit proces gestoord, omdat ze de situatie in kwestie helemaal vermijden.

De desensitisatietherapie stelt patiënten herhaaldelijk bloot aan de vermeend gevaarlijke situatie. De betrokkenen leren dan zowel op lichamelijk als op geestelijk vlak om te gaan met de klachten die door bepaalde omstandigheden worden uitgelokt. Erg belangrijk hierbij is het inzicht dat de aanvankelijk gevreesde negatieve consequenties uitblijven. Daardoor leert het brein iets nieuws: de associatie van prikkel en angstreactie wordt verdrongen door een nieuwe ervaring. Dat vermindert normaal de angstreactie stap voor stap.

Hoewel er in het geheugen schijnbaar iets wordt gewist, wordt er in werkelijkheid echter een nieuwe en sterkere associatie gelegd. Dat heeft gevolgen. Want zelfs als de associatie met angst door oefening of therapie verdwijnt, kan ze later onder bepaalde omstandigheden – bij voorbeeld  grote stress – toch gereactiveerd worden. Hoe dat kan worden voorkomen, blijft een boeiende kwestie binnen de wetenschap.

 

De campagne Te Gek?! vraagt deze week extra aandacht voor stoornissen. Wij van Psyche & Brein zoomen daarom elke dag in op een psychisch probleem. Lees hier de andere artikels:

* Vijf misverstanden over eetstoornissen

* Hoe geraak je van je angsten af?

* Feiten en fabels over burn-out

* Premenstrueel syndroom