Wie commerciële ruimtevaart leest, denkt misschien al gauw aan ruimtetoerisme. Dat is niet wat NASA momenteel voor ogen heeft.  Wél de bedoeling is veilige en kostenefficiënte vluchten plannen naar en van het ISS. Daarvoor zette de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie samen met de privébedrijven Boeing en SpaceX het Commercial Crew Program op poten. Met de succesvolle landing van Endeavour ronden SpaceX en NASA de testvluchten voor hun Commercial Crew Program af.

In functie daarvan ontwierp SpaceX, het ruimtevaartbedrijf van Elon Musk, de zogeheten Dragon 2-ruimteschepen. Enerzijds is er Cargo Dragon, een herbruikbaar vrachtruimteschip. Anderzijds is er Crew Dragon, een ruimtecapsule die tot zeven astronauten kan vervoeren. Hierin vlogen astronauten Robert Behnken en Douglas Hurley op 30 mei naar het ISS. Na daar twee maanden te hebben vertoefd, vlogen ze in hetzelfde toestel, dat intussen Endeavour (een gepensioneerde spaceshuttle) was gedoopt, terug naar aarde.

De Crew Dragon Demo-2-testvlucht was geen toeristisch plezierreisje. Er werd heel wat verwacht van Behnken en Hurley. In de 62 dagen dat ze aan boord waren van het ISS namen ze deel aan tal van experimenten, gaande van ruimtewandelingen tot onderzoek naar de formatie van waterdruppels. In totaal hebben ze honderd uur werk verricht, waarmee ze de werklast van de huidige bemanning van het ISS, Chris Cassidy, Anatoly Ivanishin en Ivan Vagner, aanzienlijk verlichtten.

Dat Crew Dragon Endeavour in het water landde, is opmerkelijk. De laatste keer dat een bemand ruimteschip dit deed, dateert uit 1974 toen het Russische schip Soyuz 23 in het Tengizmeer terechtkwam.

Foto: NASA