Eos Blogs

Onderzoek met zicht op de bergen

Als ik vertel dat ik drie maanden aan het Lago Maggiore verbleef, denk je waarschijnlijk eerder aan vakantie dan aan een wetenschappelijke uitwisseling. Toch was ik daar op studieverblijf bij één van Europa’s meest toonaangevende wetenschapscentra: het Joint Research Centre van de Europese Commissie. Ik neem jullie graag mee voor een blik achter de schermen bij deze unieke werkomgeving.

Ongeveer een jaar geleden nam ik deel aan een conferentie in de Azoren, nog zo’n vakantiebestemming. Daar presenteerde ik de eerste paper van mijn doctoraat. Toevallig (of misschien niet) was daar ook een van de sleutelonderzoekers van het Joint Research Centre op wiens werk mijn onderzoek gebaseerd is. Hij was geïntrigeerd door mijn presentatie en vroeg of ik niet een paar maanden op uitwisseling wou komen. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. Met de financiële steun van het FWO vertrok ik van maart tot juni naar Italië. In deze blogpost vertel ik over het reilen en zeilen aan deze Europese instelling en wat ik er geleerd heb over de wisselwerking tussen onderzoek en beleid.

Een blik achter de schermen

Het Joint Research Centre, of kortweg JRC, is de Science Hub van de Europese Commissie. Onderzoekers verrichten er innovatief onderzoek om beleidsmakers in Brussel te ondersteunen. Het JRC heeft campussen op verschillende locaties in Europa: in Sevilla (Spanje), Karlsruhe (Duitsland), Brussel en Geel (België), Petten (Nederland) en Ispra (Italië).

De campus in Ispra is veruit de grootste. Ze werd in 1960 opgericht voor nucleair onderzoek, maar is in de loop der jaren uitgegroeid tot een veelzijdig onderzoekscentrum. Vandaag werken er meer dan 2000 onderzoekers rond thema’s zoals duurzaamheid, mobiliteit, economische ontwikkeling en ruimtevaart. De oorsprong in nucleair onderzoek is wel nog steeds zichtbaar: om toegang te krijgen tot de campus moet je door een strikte veiligheidscontrole en er staan nog steeds twee kernreactoren.

In tegenstelling tot veel andere grote onderzoeksinstellingen ligt de campus niet in een grote stad. Ispra is een klein dorpje met amper 5000 inwoners op ongeveer een uur rijden van Milaan. Toch heeft de locatie heel wat andere troeven. Ispra ligt aan het prachtige Lago Maggiore, vlakbij de Alpen. Zelf verbleef ik in Laveno, een iets groter stadje ten noorden van Ispra en nog dichter bij de bergen. In het weekend kon je me daar dan ook vooral al trailrunnend tussen de indrukwekkende pieken vinden.

Omdat de campus zo afgelegen ligt, doet de Europese Commissie extra moeite om het leven in Ispra zo aangenaam en sociaal mogelijk te maken. Er is een ruim sport- en cultuuraanbod en in het befaamde ClubHouse organiseren ze regelmatig sociale activiteiten. Hoewel de instelling Europees is, is de Italiaanse invloed sterk voelbaar. In de Mensa en de Cafetaria serveren ze dagelijks een klassieke Italiaanse lunch met primi en secondi. Ook de voertaal onder collega’s was opvallend vaak Italiaans. Gelukkig schakelden ze met plezier over naar Engels, want mijn Italiaanse woordenschat reikte niet veel verder dan ciao, grazie en gelato.

Onderzoek aan het JRC

Naast al die trailruns en gelato’s, heb ik natuurlijk ook heel wat onderzoek gedaan. Ik maakte deel uit van de eenheid die werkt rond ruimtelijke vraagstukken zoals duurzaam toerisme, betaalbare huisvesting en de integratie van grensregio’s in Europa. Daarnaast is de eenheid ook verantwoordelijk voor maken van een wereldwijde definitie van steden. Ik beschreef in mijn vorige EOS Blog hoe nauw dit aansluit bij het onderwerp van mijn doctoraat. Ik heb dan ook vooral aan dat laatste project meegewerkt.

Tijdens mijn verblijf viel het me op dat het bij het JRC – zoals hun slagzin zegt – echt draait om Science for Policy: wetenschappelijk onderzoek ten dienste van beleid. Het hoofddoel van het JRC is om beleidsmakers van de Europese Commissie te ondersteunen. Dat kan bijvoorbeeld gaan over ambtenaren die een nieuwe wetgeving voorbereiden of commissarissen die moeten bepalen welke plaatsen financiële steun krijgen. Dankzij het onderzoek aan het JRC zijn die beslissingen gebaseerd op gedetailleerde data en onderbouwde kennis.

Maar de reikwijdte van de JRC gaat verder dan het Europese niveau. Hun onderzoek informeert ook het werk van internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de Wereldbank en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Zo dient de stadsdefinitie die binnen mijn eenheid ontwikkeld is ook als referentie in rapporten van de Wereldbank en speelt ze een belangrijke rol bij het opvolgen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

Tijdens mijn verblijf kwam bijvoorbeeld de vraag van de Verenigde Naties om gegevens aan te leveren voor hun rapport over de World Urbanisation Prospects. Dat rapport bevat schattingen over hoe verstedelijking wereldwijd zal evolueren, dus hoeveel mensen in 2050 of 2100 in steden zullen wonen.

Om zulke cijfers te berekenen, moet je heel wat gegevens samenbrengen: bevolkingsdata per land, stadsgrenzen en groeitrends uit het verleden. Op basis daarvan bouwen onderzoekers van het JRC modellen die voorspellen hoe de stedelijke bevolking zich zal ontwikkelen. Dat modelleren gebeurd op twee aparte niveaus: enerzijds per land op basis van nationale groeitrends, en anderzijds per stad voor meer gedetailleerde inschattingen. De uitdaging is dat die niveaus goed op elkaar moeten aansluiten. De totale stedelijke bevolking per land moet overeenkomen met de som van de bevolking in al zijn steden – maar dat is niet altijd vanzelfsprekend. Het is een complexe puzzel, maar wel één waarvan de resultaten effectief gebruikt worden in internationale rapporten van de Verenigde Naties.

Verschillen met de academische wereld

De beleidsgerichte aanpak van het JRC verschilt op meerdere vlakken van de manier van werken die ik gewoon ben in de academische wereld. Verschillen zijn al merkbaar vanaf het begin van de onderzoekscyclus. Waar wetenschappers in de academische wereld vaak onderzoeksvragen formuleren op basis van hiaten in de literatuur en doorgaans de vrijheid hebben om zelf richting te geven aan hun werk, vertrekt onderzoek bij het JRC vanuit concrete beleidsvragen. Ze doen onderzoek in functie van de prioriteiten van de Europese Commissie, wat betekent dat er vanaf dag één een focus is op impact van de resultaten.

Die focus op beleidsimpact vertaalt zich ook in de manier van werken. Het JRC legt sterk de nadruk op praktische relevantie en minder op theoretische onderbouwing. Omdat er vaak deadlines zijn om terug te koppelen met beleidsmakers, is er niet altijd ruimte voor een uitgebreide literatuurstudie. Ze maken daarom snellere en pragmatischere keuzes. Ik heb het gevoel dat we in de academische wereld meer tijd nemen om onze aanpak grondig te onderbouwen en in de bestaande literatuur in te bedden. Dat leidt tot diepere theoretische inzichten, maar maakt het wel moeilijker om snel in te spelen op actuele beleidsvragen.

Tegelijkertijd is het belangrijk om te beseffen dat ook bij het JRC niet alles zomaar mogelijk is. Net als in de academische wereld botsen onderzoekers er op beperkte financiële middelen of tijd. Zelfs in een omgeving waar onderzoek en beleid zo dicht bij elkaar staan, blijft het dus zoeken naar een balans tussen kwalitatief onderzoek en wat haalbaar is met de beschikbare middelen.

Uiteindelijk blik ik terug op een bijzonder leerrijke en boeiende ervaring. Ik kon niet alleen mijn eigen onderzoek verder aanscherpen, maar ook bijdragen aan lopende projecten bij het JRC. Daarnaast legde ik waardevolle connecties die niet alleen nu, tijdens mijn doctoraat, maar ook later in mijn carrière belangrijk zullen zijn.

Mijn collega’s deelden verschillende praktische tips met mij die me nog lang zullen bijblijven. Eén les sprong er uit: het belang van heldere communicatie. Ik leerde in de praktijk dat communicatie in een beleidscontext er anders aan toe gaat dan in een academische context. Als onderzoeker hecht ik veel belang aan details, nuance en uitgebreide toelichting van mijn resultaten. Beleidsmakers hebben daarentegen vaak maar ruimte voor één duidelijke kernboodschap. Wie impact wil maken moet dus complexe inzichten kunnen herleiden tot de essentie: helder, eenvoudig en to the point.

En dus, naast deze persoonlijke reflecties is mijn boodschap in deze blogpost misschien vooral deze: ja, wij onderzoekers bevinden ons soms op plekken die eerder aan vakantie doen denken, maar ondertussen werken we wel degelijk aan (beleidsondersteunend) onderzoek.