‘Ik krijg als psycholoog uitnodigingen om over fysica en chemie te publiceren’

Na het ongebreidelde vertrouwen in wetenschap van de twintigste eeuw, spelen er in deze eeuw zorgwekkende trends. Dat staat in een recent rapport van de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit.

Beeld: March for Science in San Francisco

Het standpunt ‘Wetenschappelijke integriteit in perspectief’  van de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB) bespreekt uiteenlopende onderwerpen, van ombudspersonen tot auteurschap, en concludeert met negentien concrete aanbevelingen. Die laatste richten zich zowel tot beleidsmakers bij financiers zoals het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek, als tot universiteiten en andere onderzoeksinstellingen. Auteurs van de tekst zijn Gert Storms, voorzitter van de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit, en Bert Seghers, secretaris van dezelfde commissie.

Met hen gaan we in gesprek over opvallende evoluties bij het publiceren van onderzoeksresultaten, en hoe die de wetenschappelijke integriteit bedreigen. ‘Van ere-auteurs en slordige statistiek tot regelrechte datavervalsing en gekaapte tijdschriften, wetenschappers en hun instellingen moeten werken aan beterschap als het om publicaties en auteurschap gaat.’

Ik hoorde u zeggen dat er al vierhonderd artikelen over COVID-19 zijn teruggetrokken. Zijn die terugtrekkingen een teken dat er meer alertheid is voor problematische publicaties? Of zijn ze een teken dat de wetenschap in die periode wat slordiger
geweest is?

Gert Storms: ‘Bij covid zijn er veel slordigheden geweest, omdat het zo urgent was en mensen dus te snel dingen gepubliceerd hebben. Maar over het algemeen zijn er veel meer terugtrekkingen dan vroeger. Het aantal publicaties per jaar ging tussen 2000 en 2011 maal anderhalf, maar het aantal terugtrekkingen was maal tien. Dat zijn cijfers uit een artikel in Nature uit 2011, lang voor de pandemie.’

Het standpunt gaat ook in op regelrechte wetenschapsfraude, en op trends die bijzonder gevaarlijk klinken, zoals predatory journals.

Bert Seghers: ‘Begin deze eeuw kwam er meer en meer onvrede over de gigantische winsten die internationale uitgeverijen maakten. Om een losse wetenschappelijke publicatie te lezen, betaal je algauw dertig tot vijftig euro. De vraag steeg naar een open access-cultuur, waarin wetenschappelijke publicaties voor iedereen gratis toegankelijk zijn. Uitgeverijen compenseerden de inkomsten die ze misliepen door kosten aan te rekenen aan de auteurs voor de ‘verwerking’ van het artikel. Die kunnen oplopen tot meer dan 12.000 euro voor een toptijdschrift als Nature of Science.’

‘Criminele organisaties kwamen dus op de publicatiemarkt omdat daar veel mee te verdienen valt. De laatste twintig jaar zijn er heel wat nieuwe onlinetijdschriften en uitgeverijen verschenen. Ze publiceerden vrij toegankelijke artikelen, maar die blijken bij veel van die tijdschriften van een bedenkelijke kwaliteit. Ze hanteren agressieve communicatie om onderzoekers te ronselen om in hun tijdschriften te publiceren en publicatiekosten te betalen.’

Storms: ‘Ik krijg quasi elke dag een uitnodiging om te publiceren. ‘We invite you to submit your research to our esteemed journal.’ Maar ik ben psycholoog en ik krijg er ook van tijdschriften die over fysica gaan en over chemie.’

Seghers: ‘Ik heb nog maar één publicatie in de wetenschappelijke literatuur, over artificiële intelligentie. Dat was een gasteditoriaal, zelfs geen echte A1-publicatie (A1-publicaties zijn aan peer review onderworpen, red.). Toch krijg ik nu ook uitnodigingen! Eén keer publiceren is genoeg, en je zit in het bestand.’

‘Op papier is er vaak een peer review-proces, maar in de praktijk is dat er wellicht niet.’ (Bij peer review lezen collega’s uit het vakgebied het manuscript kritisch na en stellen ze indien nodig bijkomende vragen, red.)

Storms: ‘Als ze een publicatie tegenhouden, verdienen ze er niets aan, dus wordt eenvoudigweg alles gepubliceerd.’

‘Het boek Gaming the Metrics: Misconduct and Manipulation in Academic Research beschrijft hoe de steeds grotere afhankelijkheid van statistiek voor het evalueren van wetenschappelijke publicaties leidde tot nieuwe vormen van academische fraude en wangedrag. Daar staan voorbeelden in van mensen die voor de grap iets met een hoop onzin erin insturen naar zo’n predatory journal. En toch wordt dat gepubliceerd.’

In het standpunt staan nog andere opvallende vormen van onderzoekscriminaliteit.

Seghers: ‘Een nieuw fenomeen zijn gekaapte tijdschriften, die de website van een bestaand en gerespecteerd tijdschrift nabootsen. Te goeder trouw ingezonden manuscripten doorlopen een erg licht reviewproces, en worden gepubliceerd na het betalen van hoge publicatiekosten. De auteurs zijn zich vaak van geen kwaad bewust en geloven dat hun paper in het nagebootste tijdschrift komt. Onderzoekers die achteraf beseffen dat ze niet in het juiste tijdschrift hebben gepubliceerd, moeten losgeld betalen om hun artikels vrij te kopen en ze elders te publiceren. Zelfs tijdschriften bij de grootste wetenschappelijke uitgeverijen, zoals Elsevier, Springer Nature en Wiley, zijn het slachtoffer geweest van zulke oplichting.’

‘Er bestaan ook paper mills, misdadige organisaties die op grote schaal papers produceren en erin slagen om die te laten publiceren in gereputeerde tijdschriften, vaak met peer review. Het auteurschap daarvan verkopen ze aan academici die publicaties nodig hebben voor hun carrière. De meeste van die papers zijn verzonnen: geplagieerd, automatisch vertaald of met artificiële intelligentie gemaakt, en dus niet gebaseerd op echte gegevens uit een uitgevoerd onderzoek. Auteurs van al gepubliceerde papers kunnen ook bij die organisaties terecht voor citaties van hun eigen werk in door paper mills geproduceerde papers, tegen betaling uiteraard.’

‘22 procent van alle gekende teruggetrokken papers in 2022 was gegenereerd en verkocht door paper mills. De criminele organisaties achter paper mills zijn groot, goed georganiseerd en ze groeien snel. Uitgeverij Wiley heeft recent nieuwe AI-software gebruikt en die bracht aan het licht dat ongeveer een op de zeven ingestuurde manuscripten voor 270 tijdschriften van Wiley wellicht het product is van een paper mill.’

Storms: ‘In 2023 documenteerde Retraction Watch (een organisatie die de teruggetrokken publicaties opvolgt, red.) de eerste gevallen van gepubliceerde (nep)artikelen op naam van auteurs die zelf niet op de hoogte waren van de publicatie. Criminele organisaties vullen hun eigen predatory journals met artikelen geschreven door AI uit naam van een bestaande onderzoeker, en boosten zo hun eigen credibiliteit. Slachtoffers stuiten vaak per toeval op deze misdaad, bijvoorbeeld door hun naam op te zoeken in Google Scholar. Auteurs of tijdschriften vermelden soms ook valse affiliaties, vaak van prestigieuze universiteiten, om de geloofwaardigheid van het artikel te boosten. Elke Vlaamse universiteit zag zichzelf al op papers staan van auteurs die nooit enige band met die universiteit hebben gehad.’

Maar die predatory journals en die paper mills, zijn die niet ronduit crimineel? Er moet toch een gerechtelijke basis zijn om die te vervolgen.

Seghers: ‘Inderdaad, daar weten we wel het een en ander van, dankzij goed onderzoek van onder anderen Anna Abalkina. Die begrijpt Russisch en veel paper mills ronselen klanten in de Russische taal. Het zijn criminele organisaties die zich volledig buiten de wetenschap bevinden. Gangs van jonge mensen die vanuit garages opereren in Iran, Afghanistan of India. En die een uitstekend businessmodel gevonden hebben, waar niet eens van duidelijk is of er een wettelijke basis is om ze ervoor te vervolgen.’

Een demonstrant houdt tijdens de San Francisco March for Science een humoristisch bordje omhoog.

Paper mills bieden een product aan: auteurschap van wetenschappelijke publicaties. Sommige van die websites zijn heel gewiekst opgesteld en doen alsof ze echt de wetenschap helpen. Door een auteurschap te kopen financier je mee in dit waardevolle onderzoek – hoewel die paper volledig fake is. Dat businessmodel zal blijven bestaan zolang er vraag is naar het product. Onderzoekers die nog geen vaste professorpositie hebben, en die dat absoluut willen, zijn natuurlijk sterk verleid om zoiets te doen. Sommigen denken ook echt dat ze er een goede zaak mee doen.’

‘Kleine anekdote: een van mijn Duitse collega’s kwam onlangs naar mij met een onderzoeker die plots zijn eigen naam zag opduiken in een fake paper in een predatory journal. Hij is zogezegd auteur, maar hij heeft die zelf uiteraard niet geschreven. Nu blijkt dat de uitgeverij, Hilaris, gevestigd is als rechtspersoon in Watermaal-Bosvoorde. Er is dus een wettelijke basis, namelijk identiteitsdiefstal, om de criminele uitgever te vervolgen. Maar wie gaat dat doen? Gedupeerde onderzoekers zullen niet naar Brussel komen om een rechtszaak aan te spannen.’

‘Zelf droom ik van een soort openbaar aanklager, een internationaal parket namens de wetenschap, die op zoek gaat naar de verschillende wettelijke bases in de landen waar die actief zijn. Collega’s zeggen: wishful thinking. Maar ik denk: als we er één kunnen berechten, dan kunnen we er misschien veel afschrikken.’

Natuurlijk zijn er mensen geweest die daar geld in zien, maar de grondoorzaak van de problemen is volgens de aanbevelingen het feit dat je als wetenschapper voornamelijk beoordeeld wordt op hoeveel je publiceert.

Seghers: ‘Dat is zo, en dat is nog erger in pakweg Kazachstan, Egypte en China. Hier zijn er al wat mechanismen om die druk te dempen – erkenning voor peer reviews die je doet voor tijdschriften, data delen en andere vormen van open science – maar daar nog niet. Idealiter zou een universiteit zich een holistisch beeld van elke onderzoeker moeten vormen, zoals een arts een patiënt volledig ziet. De vraag stellen: is dat iemand die een waardevolle bijdrage levert aan onze kennis over dit belangrijke domein?’

Storms: Peer reviews en open science, dat kun je in je CV zetten. Maar weegt dat echt op? Ga je daardoor ergens aangeworven worden tegenwoordig? Daarvoor moet het selectieteam lezen, en er wordt te weinig gelezen. We hebben in onze faculteit een vacature voor een bijzonder onderzoeksprofessor, een prof die weinig les moet geven. 120 kandidaten. Begin daar eens alles van te lezen. Zelfs één paper lezen van elk van die mensen gaat niet.’

‘Ik geef toe: over het algemeen gaat het over veel minder kandidaten, maar alle tijd die je in lezen steekt, heb je niet meer om zelf te publiceren. En publicaties heb je wel nodig als je projectgeld wil aanvragen, of als je bevorderd wil worden. Vandaar dat er heel vaak geteld wordt, dat is het simpelste.’

Seghers: ‘Het lijkt ook objectiveerbaar. Maar het feit dat het Objectiveerbaar is, fetisj van vele wetenschappers, betekent niet vanzelf dat het ook de beste wetenschappers eruit haalt. Je bevoordeelt onder anderen diegenen die gewiekst zijn in het opdelen van hun onderzoek in verschillende publicaties.’

Storms: ‘En dat leidt natuurlijk ook tot veel gefoefel met auteursbijdragen en ­-volgordes, op papers staan waar je weinig of niets aan gedaan hebt.’

Ja, over het auteurschap van echte, niet–frauduleuze papers hebben we het nog niet gehad, ook daar is het standpunt duidelijk over. Maar hoe is dat streven naar publicaties zo gegroeid? Die cultuur is op korte tijd toch wel heel erg ingeburgerd geraakt.

Storms: ‘Toen ik aan mijn doctoraat werkte – dat is lang geleden want volgend jaar ben ik met pensioen – was mijn eerste internationale publicatie ook de eerste van mijn promotor.’

Wat zijn manieren om daar iets aan te doen? Wie kan daar allemaal aan meewerken? Ik hoorde: wij hebben het voordeel dat we overal in zitten. Als editor, als peer reviewer, als adviseur van beleid.

Storms: ‘Ik vind dat psycholoog Jan De Houwer, die dat zei, daarin gelijk heeft. Maar hoe krijg je iedereen mee? Er zijn mensen die in dat systeem floreren, die gaan niet op de barricade staan om het te veranderen. Het zit ook heel diep. Het begint met rankings van universiteiten. Die kijken naar het aantal publicaties, het aantal doctoraten, zaken die gemakkelijk te tellen zijn. Als beleids­makers die als doelstelling of financieringscriterium hanteren, dan sijpelt dat door naar beneden, binnen de universiteiten naar departementen, of bevorderingen van hoogleraren. Dat systeem veranderen is heel moeilijk, net zo moeilijk als het keren van een grote tanker op zee.’

Als de wetenschappers er allemaal massaal aan zouden weerstaan, zouden we dit probleem niet hebben. Begint het bij opvoeding van de jonge wetenschappers? Of zijn er andere mogelijkheden?

Seghers: ‘De jonge mensen worden gesocialiseerd in die cultuur.’

Storms: ‘Wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien. Ik denk dat er bij jonge wetenschappers wel meer bewustzijn is dan pakweg tien jaar geleden. Maar er zit nog altijd heel veel macht bij de seniors. En ik moet zeggen: ik begrijp het niet goed, want ik zit nu ook een jaar voor mijn pensioen. Voor mij moet er niks meer. Tegen mij moet je niet zeggen: dan heb je een publicatie meer. Wat kan die publicatie mij schelen? Terwijl sommige collega’s die in dezelfde situatie zitten, nog altijd opgewonden worden van een extra publicatie. Dan gaan we het niet veranderen, met zo’n mentaliteit.’