Historische figuur in het nieuws: Genghis Khan (1162 – 1227)

13 maart 2014 door Eos-redactie

Op het hoogtepunt van zijn macht heerste de Mongoolse leider Genghis Khan over een rijk dat van de Noord-Chinese kust tot aan de Kaspische Zee reikte. Uit nieuw onderzoek van jaarringen van bomen blijkt dat het weer hem wellicht in de kaart heeft gespeeld op zijn veroveringstochten.

Op het hoogtepunt van zijn macht heerste de Mongoolse leider Genghis Khan over een rijk dat van de Noord-Chinese kust tot aan de Kaspische Zee reikte. Uit nieuw onderzoek van jaarringen van bomen uit die periode blijkt dat het weer hem wellicht in de kaart heeft gespeeld op zijn veroveringstochten.

Genghis Khan (1162 – 1227) slaagde er niet alleen in veel van de nomadische stammen in het noordoosten van Azië voor het eerst te verenigen, hij wist nadien ook een groot deel van Eurazië te veroveren. Lang werd verondersteld dat de Mongolen tot deze veroveringstochten over gingen omdat hun thuisland door zware droogte getroffen was. Uit nieuw onderzoek blijkt nu het tegenovergestelde: de zomers die Genghis Khan meemaakte, zouden net uitzonderlijk nat en warm geweest zijn. Deze natte periode zou van 1211 tot 1225 geduurd hebben, wat overeenkomt met de grootste expansie van het Mongoolse rijk. Onderzoekers gaan ervan uit dat de overvloedige regenval zorgde voor extra veel voedingsgewassen en gras op de steppe, dat diende als voeder voor de beruchte Mongoolse cavalerie.

Deze hypothese vloeit voort uit onderzoek dat een groep wetenschappers enkele jaren geleden opstartte naar de geschiedenis van klimaatverandering en bosbranden in Mongolië. Tijdens dat onderzoek kwamen ze eeuwenoude pijnbomen op het spoor die in een oude lavavlakte groeiden, op zo’n 200 kilometer ten noordwesten van Genghis Khans oude hoofdstad Karakorum. De jaarringen van deze bomen wijzen dus op uitzonderlijk veel regenval tijdens de beslissende periode van de Mongoolse expansie.

Uit voorlopige resultaten van ander onderzoek zou nu ook blijken dat sommige gebieden die toen door Khans troepen werden veroverd – zoals de omgeving van het huidige Peking en het oosten van het huidige Kazakstan - toen net geteisterd werden door uitzonderlijke droogte. Dit is een mogelijke verklaring waarom de Mongoolse troepen zo succesvol waren op hun veroveringstochten: de plaatselijke bevolking zou door droogte en daaruit voortvloeiende hongersnoden niet veel weerstand hebben kunnen bieden. (aa)