Met de Red Star Line naar Amerika

25 september 2013 door JL

Het Red Star Line Museum vertelt de geschiedenis van de migratie van zo’n twee miljoen mensen via Antwerpen naar Amerika tussen 1873 en 1934.

Het Red Star Line Museum in de historische gebouwen van de rederij aan de Antwerpse Rijnkaai opent komende zaterdag haar deuren. Het nieuwe museum vertelt de geschiedenis van de migratie van zo’n twee miljoen mensen via Antwerpen naar Amerika tussen 1873 en 1934.

Een groot deel van die landverhuizers kwam uit Oost- en Centraal-Europa. Maar ook Belgen emigreerden destijds naar Amerika, ook vóór de Red Star Line. In Vlaanderen moet de huisnijverheid het vanaf 1840 afleggen tegen de industrie in het buitenland. Slechte graanoogsten en de aardappelziekte botrytis zorgen vanaf 1844 voor hongersnood. Velen besluiten te emigreren naar het beloofde land. De ontdekking van goud in Californië sterkt heel wat mensen in dat voornemen.

Goudland

Dat de uitwijkelingen met velen zijn, blijkt uit het feit dat de schrijver Hendrik Conscience (zie ook pag. 64) het in 1863 nodig vindt om tegen de ‘gevaren’ van de emigratie te waarschuwen met zijn roman Het Goudland. De goudkoorts is dan al voorbij, maar de uittocht naar Amerika niet. Na de Amerikaanse burgeroorlog zijn er in de VS arbeidskrachten nodig. De lonen zijn er relatief hoog en de overheid maakt het ingeweken Europeanen gemakkelijk om aan een stuk grond te komen.

Antwerpen is aantrekkelijk als vertrekhaven omdat het sinds 1843 met de trein bereikbaar is vanuit Keulen. De stad profiteert dan ook mee van de eerste grote migratiestroom die duurt van 1835 tot 1855. Weldra worden rederijen in het leven geroepen die tussen Antwerpen en Amerika op geregelde tijdstippen stoomschepen kunnen laten varen. Dat zijn meteen grotere vaartuigen, zodat veel meer passagiers kunnen meevaren. Bovendien maken ze de reis veel korter: twee weken in plaats van 45 dagen. Dat drukt de prijs van de overtocht. Tien tot veertig dollar (naargelang de koers van de Belgische frank) betalen de landverhuizers.

Red Star Line

Red Star Line is niet de naam van de rederij, maar een handelsmerk. De boten zijn het eigendom van de Société Anonyme de Navigation Belgo-Américaine, een Belgische dochter van de International Navigation Company uit Philadelphia. Het Amerikaanse bedrijf wordt opgericht in 1871 om aardolie van de pas ontdekte velden in Pennsylvania naar Antwerpen te brengen. Dat is dan op weg om de belangrijkste petroleumhaven van Europa te worden.

Soms moesten de schepen halverwege terugkeren omdat de migratiequota intussen bereikt waren

Als retourvracht kunnen de schepen immigranten naar Amerika brengen, zo wordt gedacht. Maar dat vindt de Amerikaanse overheid te gortig: ze verbiedt reizigers te vervoeren met olieschepen, ook als die leeg zijn. Daarom gooit de maatschappij het definitief over een andere boeg en legt ze zich toe op het verschepen van landverhuizers.

Het eerste stoomschip dat ze in de vaart neemt, is de Vaderland. Alle boten van de lijn krijgen een naam op ‘-land’ om de herkenbaarheid van het merk te vergroten. De Westernland van 1883 blinkt uit in spitstechnologie: het schip is helemaal van staal. Het kan zo’n 800 ‘tussendekpassagiers’ of landverhuizers meenemen. Maar er zijn ook 30 tot 70 plaatsen voor passagiers die eerste klas reizen. De emigratie via de Scheldestad wordt big business.

In 1885 leggen al twaalf rederijen zich erop toe. De schepen van de Red Star Line vertrekken aan de Rijnkaai, waar volgens de overlevering in vierentwintig huizen vijfentwintig kroegen zijn gevestigd. De maatschappij onderhoudt goede contacten met het stadsbestuur en krijgt allerlei voordelen, zoals een monopolie voor het vervoer van poststukken naar de VS.

Joden

In Rusland wordt de Joodse bevolking geregeld het slachtoffer van pogroms, uitbarstingen van antisemitisch geweld. In 1893 reizen zo’n 5.000 Joden via Antwerpen naar Amerika, in 1914 zijn het er al 20.000. Aanvankelijk komen ze vooral uit Nederland en Duitsland, maar aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog is de helft afkomstig uit Rusland en Oostenrijk-Hongarije.

De landverhuizers bereiken Antwerpen in treinwagons zonder enig comfort of slaapplaatsen. Ze moeten hun intrek nemen in krappe logementshuizen bij de haven. De hygiënische omstandigheden laten veel te wensen over. Mensen slapen in de kelder, toiletten worden niet schoongemaakt. Er is sprake van afpersing en willekeur. Vanaf 1880 komen er speciale hotels in de buurt van het station, waar tot 200 landverhuizers kunnen overnachten. De Red Star Line zal zelf huizen kopen opdat zij er kunnen overnachten. Maar dat maakt geen eind aan de wantoestanden elders in de stad.

Tussen 1880 en 1899 reizen jaarlijks gemiddeld een kleine 30.000 emigranten via Antwerpen naar Amerika. Tussen 1900 en 1913 verdubbelt dat aantal. Bij oppervlakkige medische controles in de openlucht (!), in een hangar of aan boord van het schip, wordt uitgemaakt of de kandidaat-passagiers al dan niet aan een besmettelijke ziekte lijden.

Het is de Amerikaanse Quarantine Act van 1892 - de Amerikanen zijn als de dood voor cholera - die de Europse overheden wakker doet schrikken. Vanaf 1908 spoort een sanitaire dienst zieke landverhuizers al op in het Centraal Station. Toch vraagt de Red Star Line zelf in 1893 toelating voor de bouw van een behoorlijk verwarmd lokaal voor de ‘berooking van het reisgoed en de geneeskundige schouwing der tusschendekpassagiers’.

De landverhuizers mogen zich niet mengen onder de bevolking, net om de verspreiding van ziektes te voorkomen. Maar ze vallen op in het stadsbeeld. Dat blijkt uit de talrijke schilderijen met migranten van Eugeen Van Mieghem (1875-1930), die hen met veel empathie afbeeldt in hun armoedige en exotische kledij. De doeken van Van Mieghem vormen een noodzakelijke aanvulling bij de fraaie, maar bijzonder optimistische affiches die Henri Cassiers (1859-1944) vanaf 1898 voor de Red Star Line ontwerpt.

‘Buufstekken’

De schrijver Marnix Gijsen (1899-1984) noteert vele decennia later: ‘Het was een fascinerend schouwspel in mijn jeugd de landverhuizers door Antwerpen te zien opstappen naar de haven of ze te zien rondslenteren in de buurt van hun zogenaamde hotels. Ze gaven steeds de indruk van een grote gehaastheid, alsof de engel der wraak hen op de hielen zat.’

En in 1903 gaat Het gezin Van Paemel van Cyriel Buysse (1859-1932) in première. Het toneelstuk is een rauwe aanklacht tegen de sociale wantoestanden op het Oost-Vlaamse platteland. Hoop is er alleen voor de twee zonen die uitwijken naar de VS. Kamiel Van Paemel schrijft aan zijn ouders dat zij zijn vrienden moeten vertellen ‘dat zij maar spoedig naar Amerika moeten komen en dat zij hier buufstekken zullen eten in plaats van kernemelkpap.’ Buysse wist wat hij vertelde - hij had als jongeman zelf in de VS gereisd en kon de levensomstandigheden daar vergelijken met die in zijn vaderland.

Quota

Van 1850 tot 1930 emigreren naar de VS alleen zo’n 150.000 Belgen. Ook Canada en Zuid-Amerika zijn populair als bestemming. In haar topjaar 1912 vervoert de Red Star Line 121.000 reizigers. De Eerste Wereldoorlog maakt echter een abrupt einde aan haar activiteiten. De schepen van de Red Star Line komen op tijd weg. Zolang de Duitse bezetting duurt, varen ze vanuit Engeland, maar niet met landverhuizers. De gloednieuwe Belgenland II doet dienst als troepentransportschip.

‘Zelfs wafelijzers namen de migranten mee. Je wist maar nooit of ze die wel hadden in Amerika’

In 1918 hervatten de schepen van de Red Star Line hun dienst van Antwerpen naar New York. Kandidaat-landverhuizers genoeg: de toestand in Centraal-Europa en in het revolutionaire Rusland is bepaald niet stabiel. In de VS vindt men het echter welletjes met de ongelimiteerde inwijking uit Europa. Vanaf begin jaren 1920 komen er strenge quota. Soms moeten schepen halverwege terugkeren omdat de scheepstelegrafist onderweg het nieuws krijgt dat er dat jaar geen migranten meer worden toegelaten...

Bovendien stellen de Amerikanen steeds strengere medische eisen. De Dillingham Emigration Restriction Act noopt de Red Star Line in 1921 tot de bouw van nieuwe installaties met douchecabines, steriele kleedhokjes, een ruimte voor medisch onderzoek en het geven van vaccinaties. Tussen 1921 en 1924 daalt het aantal migranten drastisch.

Het dwingt de Red Star Line een nieuw publiek aan te trekken: toeristen. De Belgenland II wordt omgebouwd tot luxecruiser en loopt in 1923 voor het eerst de Antwerpse haven binnen. Het indrukwekkende vaartuig van bijna 30.000 ton met drie schoorstenen (waarvan één just for show) kan meer dan 2.500 passagiers aan boord nemen, onder wie toch nog een heleboel landverhuizers. De mastodont rendeert echter niet op de lijn Antwerpen-New York en wordt weldra ingezet voor cruises vanuit New York naar het Caribische gebied. Maar het mag niet baten - de beurscrash van 1929 ontwricht de wereldeconomie. In 1935 komt er een eind aan de activiteit van de Red Star Line.

Vergetelheid

Het medisch en administratief centrum voor de landverhuizers komt in handen van de stad Antwerpen, en staat lange tijd leeg. In families waarvan leden uitweken naar de VS wordt nog wel eens over de Red Star Line gepraat. Het Nationaal Scheepvaartmuseum in het Steen toont een model van de legendarische Belgenland II. Maar daar blijft het bij.

Pas vanaf de jaren 1990 begint er iets te veranderen. Collectioneur R­obert Vervoort legt een indrukwekkende verzameling objecten aan die aan de Red Star Line herinneren. Erwin Joos ontfermt zich over het oeuvre van Eugeen Van Mieghem en sticht later zelfs het Eugeen van Mieghem Museum, waar hij nog steeds curator is. In 2001 erkent de Vlaamse Gemeenschap een deel van het Red Star Line-complex als monument. Er wordt contact gelegd met de Ellis Island Foundation en het Ellis Island Immigration Museum in New York. De stad beslist te onderzoeken hoe de gebouwen tot een herdenkingsplek met een ‘museaal-educatieve functie’ omgebouwd kunnen worden.

De stad besluit de Red Star Line-gebouwen over te nemen van het Havenbedrijf. Het New Yorkse architectuurbureau Beyer Blinder Belle Architects & Planners LLP krijgt de opdracht om de gebouwen in te richten. In 2007 gaat een team aan de slag met de invulling van het museum. Drie jaar later beginnen de werken. Het museum opent de deuren op 28 september 2013. (Uit Eos Memo, nr. 3, september 2012)