Baby’s gebruiken hun immuunsysteem anders dan volwassenen, maar niet minder goed

Wetenschappers hebben lang gedacht dat het immuunsysteem van pasgeborenen een onvolgroeide versie was van dat van volwassenen. Dat klopt niet, blijkt uit nieuw onderzoek.

T-cellen zijn de witte bloedcellen die ons beschermen tegen ziektes. Tot voor kort werd aangenomen dat de T-cellen van pasgeborenen een zwakkere versie waren van de T-cellen van volwassenen, omdat ze minder goed presteren bij taken als het herkennen van antigenen, het vormen van een immunologisch geheugen en het reageren op herhaalde infecties.

Deze overtuiging werd tijdens de covid-19 pandemie in twijfel getrokken door het schijnbare gebrek aan ziekte bij baby's. Daarom wilden Brian Rudd, universitair hoofddocent microbiologie en immunologie aan Cornell University, en zijn collega Andrew Grimson, hoogleraar moleculaire biologie en genetica, deze leeftijdsgerelateerde verschillen beter begrijpen. Ze ontdekten dat pasgeborenen hun immuunsysteem anders gebruiken dan volwassenen, maar niet minder goed.

Terwijl T-cellen van volwassenen gebruikmaken van adaptieve immuniteit – het herkennen van specifieke ziektekiemen om ze later te bestrijden – worden de T- cellen van pasgeborenen geactiveerd door eiwitten die geassocieerd worden met aangeboren immuniteit – het deel van het immuunsysteem dat snelle maar niet-specifieke bescherming biedt tegen microben die het lichaam nog nooit is tegengekomen en waarvoor dus geen antigeenherkenning nodig is.

Verschillende functies

Volgens de onderzoekers weerspiegelen deze verschillen waarschijnlijk het soort functies die het meest nuttig zijn voor de gastheer in verschillende levensstadia. T-cellen van pasgeborenen kunnen wat de meeste T-cellen van volwassenen niet kunnen, meer bepaald reageren tijdens de allereerste stadia van een infectie en zich verdedigen tegen een grote verscheidenheid aan onbekende bacteriën, parasieten en virussen.

‘We weten dat T-cellen van pasgeborenen minder goed beschermen tegen herhaalde infecties met dezelfde ziekteverwekker dan T-cellen van volwassenen’, vertelt Rudd. ‘Maar T-cellen van pasgeborenen hebben juist een verbeterd vermogen om de gastheer te beschermen tegen vroege stadia van een eerste infectie. Het is dus niet mogelijk om te zeggen dat T-cellen van volwassenen beter zijn dan T-cellen van pasgeborenen of omgekeerd. Ze hebben gewoon verschillende functies.’

De resultaten helpen verduidelijken waarom volwassenen en baby's verschillend reageren op infecties en maken de weg vrij voor het sturen van het gedrag van T-cellen voor therapeutische toepassingen. De onderzoekers willen verder ook de neonatale T-cellen bestuderen die bij mensen blijven bestaan tot ze volwassen zijn en onderzoeken hoe veranderingen in de relatieve aantallen neonatale T-cellen bij volwassenen bijdragen aan de variatie in gevoeligheid voor infecties en de uitkomst van ziekte.