Eos Opinie

Betrek ook mentale en sociale aspecten bij het coronabeleid

Het draagvlak bij de bevolking voor de coronamaatregelen ebt weg. Een bredere invulling van wat we onder volksgezondheid verstaan, kan het tij doen keren. Want als we niet alleen de fysieke maar ook de sociale en mentale aspecten van onze gezondheid meenemen in het huidige afwegingskader, voeren we een eerlijker debat waarin meer mensen zich gehoord voelen.

Gezondheid als breed en positief begrip

De Wereldgezondheidsorganisatie definieert volksgezondheid ‘als de kunst en de wetenschap van ziektepreventie, het verlengen van het leven en het promoten van gezondheid van de bevolking door georganiseerde inspanningen vanuit de maatschappij’. ‘Gezondheid’ is binnen volksgezondheid geen hol begrip. Hoe je naar gezondheid kijkt, heeft een invloed op de acties waar een maatschappij op inzet om de gezondheid van de bevolking te beschermen en te promoten. Al decennialang schuiven academici en gezondheidsprofessionals een breed en positief gezondheidsbegrip naar voren. Gezondheid als breed begrip omdat het niet enkel een lichamelijke, maar ook een sociale en een mentale dimensie heeft. En gezondheid als positief begrip omdat het binnen volksgezondheid niet enkel moet gaan over het elimineren van risicofactoren van een bepaalde ziekte, maar ook over het versterken van gezondheid.

‘Volksgezondheid’ binnen de coronapandemie

Tijdens de huidige pandemie primeert echter een retoriek die gezondheid bijzonder eng invult. Die enge invulling uit zich op verschillende manieren die steeds weer een écht gebalanceerd debat in de weg staan.

Ten eerste ligt de focus vandaag zeer sterk op enkel lichamelijke of fysieke gezondheid. Uiteraard is het logisch dat de fysieke dimensie van gezondheid voorop staat tijdens de covidpandemie; het gaat immers over een virus dat rechtstreeks inwerkt op ons lichaam. Over de mentale en sociale aspecten van gezondheid wordt wel gesproken, maar ze bestaan buiten de grenzen van het gezondheidsbegrip. En dit heeft gevolgen. Zo geldt lichamelijke gezondheid vaak als voorwaarde vooraleer er ruimte kan zijn voor ‘iets anders’. Bijvoorbeeld: pas meer en intensere contacten aangaan wanneer het aantal besmettingen daalt. Dit kan perfect legitiem zijn. Maar door mentale en sociale aspecten buiten de grenzen van gezondheid te positioneren, vergeten we dat die ook de fysieke gezondheid beïnvloeden (bijvoorbeeld: eenzaamheid maakt ziek). Ook zorgt die enge invulling ervoor dat het aantal besmettingen en de ziekenhuisbezetting de enige criteria zijn om bepaalde maatregelen te legitimeren. Terécht zijn dit heel belangrijke cijfers, en absoluut moeten er maatregelen zijn die de druk op de ziekenhuizen verlichten. Maar een systematische becijfering over de sociale en mentale effecten van de pandemie op verschillende bevolkingsgroepen ontbreekt. Deze problematieken zijn nochtans even reëel en kunnen even acuut zijn. Ze zijn nodig om gebalanceerde beslissingen te maken.

Ook de subjectieve beleving kan heel wat inzicht bieden in hoe het gesteld is met de volksgezondheid

De enge invulling van gezondheid uit zich ten tweede in hoe gezondheid wordt gemeten tijdens deze pandemie. We meten de volksgezondheid tijdens deze pandemie hoofdzakelijk aan de hand van objectieve parameters zoals testresultaten en symptomen. Maar ook de subjectieve beleving kan heel wat inzicht bieden in hoe het gesteld is met de volksgezondheid. Die subjectieve beleving gaat over hoe mensen hun lichamelijke gezondheid zélf ervaren, maar zeker ook over hoe ze hun mentale en sociale gezondheid beleven. Welke gevoelens van, bijvoorbeeld, machteloosheid en gelatenheid komen hierbij kijken? Enkel objectiveerbare aspecten van lichamelijke gezondheid meten, is eigen aan de medische insteek van het te enge volksgezondheidsdiscours. Een evidence-based afwegingskader gebaseerd op data omtrent de objectieve én subjectieve gezondheid dringt zich echter op voor het maken van evenwichtige beslissingen.

Ten derde wordt er als strategie om aan gezondheid te werken vandaag zeer sterk gefocust op het elimineren van risicofactoren via vaccinatie, mondmaskers, handen wassen,...  Welteverstaan: deze maatregelen zijn brood- en broodnodig. Maar helaas maken de beleidsmakers amper de reflex om ze aan te vullen met maatregelen die onze fysieke, mentale en sociale gezondheid versterken, zoals een gezonde leefstijl, een gezonde omgeving, positieve sociale contacten, deelname aan het culturele leven, enzoverder. Het probleem is niet dat politici deze beschermende factoren niet in rekening willen nemen. Het probleem is wél dat ze opnieuw buiten de grenzen van het gezondheidsbegrip staan. Hierdoor worden ze als ‘andere’, ‘bijkomende’ of ‘secundaire’ afwegingen in de weegschaal gelegd, waar ze keer op keer het onderspit delven binnen het huidige afwegingskader.

Naar een gebalanceerd debat

In ‘De Afspraak op vrijdag’ werd door Tinneke Beeckman en Bart De Wever opgeroepen om tijdens een volgende pauze van deze crisis de tijd te nemen om uit te zoomen en een filosofisch debat te voeren over wat volksgezondheid is en zou moeten zijn. Ze hebben gelijk. Maar laten we niet vergeten dat er al een waardevolle invulling van volksgezondheid bestaat die - wanneer ze ook vandaag gehanteerd wordt - een antwoord biedt op de frustratie van velen.

Het zal stilaan minder evident worden dat fysieke gezondheidsaspecten het altijd winnen van mentale en sociale gezondheidsaspecten

Volksgezondheid moet gaan over hoe we - via curatie, ziektepreventie en gezondheidsbevordering – de objectieve en subjectieve fysieke, mentale en sociale gezondheid van de gehele bevolking kunnen beschermen en versterken. Dit brengt met zich mee dat niet alleen fysieke maar ook mentale en sociale aspecten in de weegschaal worden gelegd. Die afweging houdt rekening met de waarden van onze maatschappij zoals het belang van élk leven en dus het vermijden van lichamelijke ziekte en aftakeling. Volksgezondheid staat niet buiten dat waardenkader, en dat hoeft ook niet. Maar voor een meer gebalanceerd debat is het wel een belangrijke stap om sociale en mentale gezondheidsaspecten (bewust) te integreren in een retoriek die uitgaat van een breed en positief gezondheidsbegrip.

Het zal binnen die nieuwe retoriek niet per se makkelijker worden om beslissingen te maken, maar er zal wel een verrijkt debat volgen waarbij het stilaan minder evident wordt dat (objectiveerbare) fysieke gezondheidsaspecten het altijd winnen van mentale en sociale gezondheidsaspecten. Een debat ook waarin virologen, huisartsen, sociologen, psychologen, antropologen en filosofen een evenwaardige expertise binnenbrengen. Er is binnen dit debat niet slechts één realiteit - zoals bijvoorbeeld het aantal bezette ziekenhuisbedden - maar meerdere realiteiten waarmee we rekening moeten houden, zoals het aantal kinderen met een leerachterstand, het aantal mensen in eenzaamheid, de subjectieve beleving van gezondheid, enzoverder. En er is nog een voordeel verbonden aan een  volksgezondheidsretoriek die uitgaat van een breed gezondheidsbegrip: meer draagvlak bij de bevolking. Meer mensen zullen het gevoel hebben dat hun prioriteiten - zoals deelname aan cultuur, kwaliteitsvol onderwijs voor kinderen, positieve sociale contacten - écht serieus worden genomen en niet steeds in het aparte hokje van ‘andere’ of ‘bijkomende’ afwegingen komen te liggen.

Dr. Leen Van Brussel is stafmedewerker gedragsinzichten en gezondheidsongelijkheid bij het Vlaams Instituut Gezond Leven.