‘Met 14 genen heb je al relevante informatie omtrent resistentie’

Het team van Mathijs Mutsaers, onderzoeker aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde, ontwikkelde een methode om snel en goedkoop resistentie tegen bestaande medicijnen tegen malaria op te sporen.

Jullie zien hier en daar resistentie optreden tegen bestaande malariamiddelen?

‘Die resistentie doet zich voor in de endemische (specifiek voor een bepaalde plaats of regio, red.) landen, maar sinds kort ook af en toe bij reizigers in de reisklinieken in Europa, zoals hier in het Tropisch Instituut. De parasiet heeft in de loop van de geschiedenis telkens weer resistentie ontwikkeld tegen de gangbare medicatie, en daarom is er altijd weer nieuwe ontwikkeld.’

‘Nu gebruiken we vooral de ACT of de artemisininen-combinatietherapieën. Kort na de eeuwwisseling is dat de eerste keuze geworden voor de Wereldgezondheidsorganisatie. Tegen ACT, die toch een tijd malaria heeft kunnen helpen bestrijden, ontwikkelt zich nu ook meer resistentie. Die dook eerst op in Zuidoost-Azië, maar ten slotte ook in Afrika. Dat komt niet door verspreiding van de parasieten over de hele wereld, de resistentie ontwikkelde zich opnieuw in Afrika.’

Hoe kan jullie onderzoek helpen?

‘Als bij een patiënt de medicijnen niet werken, en het ligt niet aan slechte therapietrouw of aan de verkeerde dosering, stuurt de arts vrijwillig een bloedstaal naar het Tropisch Instituut, het nationaal referentielab voor malaria. Wij kunnen onderzoeken of die patiënt of beter de parasiet in de patiënt een resistentie heeft tegen het medicijn.’

‘Daarvoor zoeken we in specifieke delen van het DNA die ervoor bekend staan dat ze bijdragen aan resistentie. Voor ACT is bijvoorbeeld het KELCH 13-gen erg belangrijk. Met ons lab in het Tropisch Instituut hebben we een sequencing assay ontwikkeld die naar verschillende stukken in het genoom tegelijkertijd kan kijken, en voor wel 144 stalen.’

Beeld: Institute of Tropical Medicine

‘We spelen die informatie terug door naar dokters, zodat die weten dat medicijnen kunnen falen. Want het gebeurt toch nog vaak dat mensen niet aan preventie doen. Ze denken dat ze over voldoende immuniteit beschikken of hebben het idee dat ze er bij besmetting met medicijnen weer bovenop komen. Dat klopt dus niet altijd, want die worden op termijn dus minder efficiënt.’

‘Maar onze methode kan meer doen. Wanneer we voldoende stalen hebben, kunnen we ze gebruiken om een moleculaire vingerafdruk te maken van een bepaalde regio. Dan kunnen we zien waar de resistentie zit en waar niet, en dat kan overheden helpen om de juiste beslissingen te nemen. De WHO vraagt om andere therapieën te gebruiken vanaf een therapiefalen van meer dan tien procent door resistentie: een alternatieve ACT, de preventieve middelen of een oude therapie waartegen de parasiet zijn resistentie is kwijtgespeeld. Maar het belangrijkste blijft de zoektocht naar nieuwe therapieën.’

Wat betekenen de resultaten van zo’n test voor malariapatiënten?

‘Er zijn modellen die voorspellen dat we tegen 2026 in Rwanda al aan die tien procent zitten. Eigenlijk liggen de benefits van onze methode dus vooral in het Zuiden. Met de technologie kan je naar verschillende resistentiegenen kijken tegen oude en bestaande therapieën. Zo kan je het profiel van resistentie bepalen op landelijk niveau, dat de overheid kan gebruiken.’

‘Daar ligt wel de grootste kracht van onze methode: het gaat snel en is minder duur dan bijvoorbeeld whole genome sequencing. Met een set van veertien genen heb je alle relevante informatie omtrent resistentie tegen bestaande therapieën. We leveren het beste van twee werelden: veel informatie tegen een lage kost. Dat is belangrijk, want we willen in het Zuiden met een intense samenwerking impact hebben - maar we zijn daar gebonden aan de beperkte middelen.'