‘Rassen bestaan niet. Toch moeten artsen soms ingeven tot welk ‘ras’ hun patiënt behoort’

Mensen met een migratieachtergrond hebben gemiddeld gezien een slechtere gezondheid dan Vlamingen die al generaties lang hier wonen. Daar zijn allerlei redenen voor, zegt Alana Helberg-Proctor. ‘We moeten verder kijken dan huidskleur of herkomst.’ Een gesprek over gemiste diagnoses, corona en de standaard man.

Covid is een koppig beestje. Maandenlang nadat je bent hersteld van een infectie, kan je nog steeds last hebben van vermoeidheid of kortademigheid. Om het zuurstofgehalte in het bloed te meten, gebruiken artsen pulse oximeters, apparaatjes waar je je vinger in legt. Je huidskleur heeft een effect op de werking van de oximeter. Heb je een donkere huid, dan loop je het risico dat het apparaat een te hoge zuurstofsaturatie aangeeft – en je dus gezond lijkt, maar het niet bent.

Een andere methode is de spirometrie: je blaast in een apparaat en dat meet de longcapaciteit. Hier maken de richtlijnen een onderscheid op basis van ‘rassen’. De grens voor een goede longfunctie ligt anders voor verschillende raciale categorieën, Kaukasisch (‘wit’), Aziatisch en Afrikaans. ‘Voor de Aziatische categorie verwacht men dat de longcapaciteit 4 tot 6 procent lager is vergeleken met de Kaukasische normcategorie, zegt Alana Helberg-Proctor. ‘Voor de Afrikaanse categorie is dat zelfs 10 tot 15 procent lager.’

Goed idee? Toch niet, vindt Helberg-Proctor, die aan de KU Leuven onderzoek doet naar het gebruik van technologie met dit soort ‘rascorrectie’. ‘Rassen bestaan niet, daarover bestaat al lang een consensus in de wetenschappelijke wereld. Toch moeten artsen bij het gebruik van deze technologie ingeven tot welk ‘ras’ hun patiënt behoort.’

‘Hoe en waarom doen ze dat? En doen artsen in België, Nederland en Frankrijk dat op een vergelijkbare manier? Dat wil ik achterhalen. Misschien is een patiënt met roots in Marokko voor de ene arts Kaukasisch, en voor de andere arts Afrikaans. Dat kan grote gevolgen hebben.’

Alana Helberg-Proctor

Alana Helberg-Proctor is onderzoeker aan het Life Sciences & Society Lab in het Centre for Sociological Research (CeSO) van de KU Leuven. Ze onderzoekt er diversiteit en ongelijkheid in gezondheidszorg en medische wetenschap. Helberg-Proctor is geboren in Nederland, en trok op haar achttiende naar New York om er science and culture of health te studeren aan The New School. Daarna keerde ze terug naar Nederland, waar ze zich specialiseerde in publieke gezondheidszorg, en promoveerde aan de universiteit van Maastricht. Haar ouders zijn als expats in Nederland gaan wonen: haar vader is Brits, haar moeder Venezolaans-Trinidads.

U onderzoekt ook het gebruik van technologie die de nierfunctie meet. Wat is daarmee het probleem?

‘Het gaat over een formule om de nierfunctie in te schatten op basis van de creatininewaarde in het bloed. Creatinine is een afbraakproduct van de spieren. De nieren filteren het voortdurend uit het bloed en scheiden het uit via de urine. Voor mensen ‘van het negroïde ras’ moet de testuitslag vermenigvuldigd worden met 1,16. Die richtlijn en formule zijn er gekomen na Amerikaans onderzoek, waaruit bleek dat zwarte mensen gemiddeld een hogere creatininewaarde in het bloed hadden dan witte mensen. Maar: dat komt niet omdat ze zwart zijn. Het heeft te maken met verschillen in spiermassa. Toch hebben wij in Europa die formule overgenomen. We gaan ervan uit dat iedereen die zwart is, of ‘negroïde’, meer spiermassa heeft. Maar als de relevante factor spiermassa is, waarom kijken we daar dan niet naar? Inmiddels is onderzoek gedaan in Ivoorkust, Ghana, Brazilië en Nigeria. Daaruit blijkt dat die ‘rascorrectie’ helemaal geen zin heeft, omdat er met betrekking tot spiermassa zoveel diversiteit is in de populaties.’

Etnische minderheden in Vlaanderen hebben over het algemeen een slechtere gezondheid dan Vlamingen wiens roots hier liggen. Hoe komt dat?

‘Daar is geen eenduidig antwoord op. Onderzoek naar sociaaleconomische en etnische gezondheidsverschillen wijst onder meer op een slechtere huisvesting en voeding, een lager inkomen, een ongezondere leef- en werkomgeving, een kleiner sociaal netwerk enzovoort. Dat zijn de sociale determinanten van gezondheid. Die factoren kunnen al heel wat verklaren. Daarbovenop komen risicofactoren als de migratiegeschiedenis en de positie in Nederland of België. Dan hebben we het over discriminatie en racisme, wat kan leiden tot stress, wat op zijn beurt een grote impact heeft op de gezondheid. En dan zijn er ook bepaalde genetische aandoeningen die vaker voorkomen in het land van herkomst, maar die hier zeldzaam zijn en daardoor soms worden gemist.’

‘Er is een gebrek aan kennis. Elke sector binnen de gezondheidszorg heeft wel zijn blinde vlek. Neem nu de psychiatrie. Zo waarschuwt psychiater Glenn Helberg dat psychiaters krijgen aangeleerd dat een depressie vaak gepaard gaat met een onverzorgd uiterlijk. Maar er zijn ook culturen waar iemand met perfect gekapt haar, met make-up en een verzorgd uiterlijk een depressie kan hebben. Het klinisch beeld van een standaard patiënt is ingegeven door culturele normen. Het is belangrijk je daarvan bewust te zijn.’

In onderzoek naar medicijnen is de witte man nog steeds de standaard. Hoe kan het anders?

‘Dat is een moeilijke vraag. In de Verenigde Staten is men daar al langer mee bezig. Voor publiek gefinancierd onderzoek ben je nu verplicht om specifieke raciale en etnische categorieën mee te nemen, net zoals verschillende leeftijdsgroepen en vrouwen. Maar eigenlijk is dat geen goede oplossing. Het gaat om zogenaamde niche standardisation. Eerst was de standaard een witte man van 35, niet-rokend en met een bepaald BMI. Nu heb je daarnaast ook een standaard zwarte man, en een standaard witte en zwarte vrouw. Dat is geen diversiteit. Je gaat van één standaard naar meerdere standaarden. Maar het zijn alsnog standaarden. Dat zijn fata morgana’s. Die bestaan op papier, maar niet in het echt. De realiteit waarin je die medicatie gaat gebruiken, is veel diverser.’

Waar zit volgens u de grootste blinde vlek binnen de geneeskunde?

‘Er is heel veel kennis, maar die wordt vaak niet meegenomen. Er is een boom aan genetische studies. De geneeskunde kan dat niet bijhouden. Dat resulteert in een reductie van dat soort kennis in raciale categorieën.’

‘Een andere blinde vlek is het opnemen van sociale factoren. Stress, bijvoorbeeld, heeft een enorme impact. We doen er te weinig mee. We focussen te veel op het lichaam en zijn onderdelen, maar niet op het geheel en hoe zich dat beweegt in de maatschappij.’

Het volledige interview met Alana Helberg-Proctor lees je nu in Eos.