Podcast

Rukt schurft op in België?

Steeds meer mensen in België krijgen schurft. De schurftmijt kruipt letterlijk onder je huid om er gangetjes te graven en bezorgt je ontzettende jeuk. Ervan afraken is moeilijk. Els Verweire, gezondheidsredacteur bij Eos Wetenschap, geeft in deze podcastaflevering tekst en uitleg aan collega Liesbeth Gijsel.

In deze aflevering kom je onder meer te weten

  • … dat huisartsen vaak niet denken aan schurft, maar eerder de diagnose eczeem zullen stellen
  • … dat de schurftmijt met het blote oog niet te zien is
  • … dat de beestjes tunnels graven in onze opperhuid om er te paren en eitjes te leggen
  • … dat je besmet kunt raken als je in de stoel gaat zitten waar net iemand met schurft heeft gezeten
  • … dat de crèmes om schurft te behandelen niet zo goed lijken te werken
  • … dat praten over schurft de eerste stap is om de epidemie een halt toe te roepen
  • … dat schurft vaak voorkomt bij mensen die dicht op elkaar wonen, zoals studenten of asielzoekers, maar dat iedereen het kan krijgen

De steile opmars van schurft

Er zijn sterke aanwijzingen dat er in België een epidemie van schurft woedt. Het Outbreak Research Team van het Instituut voor Tropische Geneeskunde volgt de situatie op de voet.

Tekst: Els Verweire, gezondheidsredacteur Eos Wetenschap

In 1976 arriveert vanuit Kinshasa een thermosfles bij het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen. De fles bevat het gestolde bloed van een Vlaamse non die het slachtoffer is geworden van een mysterieuze epidemie die daar de kop lijkt op te steken. Wanneer uit de eerste tests blijkt dat het niet om gele koorts gaat zoals eerst werd vermoed, heeft de onbekende ziekte in het toenmalige Zaïre al honderden slachtoffers geëist met hevige bloedingen uit neus, mond en anus.

Microbioloog Peter Piot, die dan net begonnen is bij het ITG, gaat met viroloog Guido van der Groen op weg naar Yambuku, het dorp waar de ziekte voor het eerst opdook. Ze gaan erheen – niet zonder gevaar voor eigen leven – om de epidemie ter plaatse te onderzoeken. Ze ontdekken dat het om een zeldzame maar ernstige infectieziekte gaat die mogelijk voor het eerst op mensen is overgedragen door contact met besmette dieren. Ze noemen de ziekte ebola, naar de rivier die vlakbij het dorp stroomt.

Het ITG was niet alleen nauw betrokken bij de ontdekking van het ebolavirus. Het is al vele jaren wereldberoemd op het gebied van onderzoek naar en bestrijding van tropische ziekten en speelde ook een sleutelrol bij de covid-19-pandemie en bij uitbraken van onder andere malaria, marburg, cholera en mpokken. Hun Outbreak Research Team dat ze in 2018 hebben opgericht, staat altijd paraat om naar hotspots van epidemieën waar ook ter wereld te reizen en acute uitbraken van tropische en infectieziekten in de gaten te houden.

Atypisch

In tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, opereert het ORT niet altijd in zwaar beveiligde pakken en reist het ook niet altijd naar de andere kant van de wereld. Vandaag is het team bijvoorbeeld ook actief in België. Er zijn namelijk sterke aanwijzingen dat het aantal schurftgevallen in onze regio de afgelopen tien jaar sterk is toegenomen.

Een huidaandoening die zich snel verspreidt maar helemaal niet dodelijk is, lijkt niet meteen te passen in het bovenstaande rijtje van acute uitbraken van levensbedreigende tropische ziekten. Maar juist daarom vinden ORT-wetenschappers het belangrijk om ook zulke atypische epidemieën te onderzoeken. ‘Een traditionele focus op acute, levensbedreigende uitbraken creëert blinde vlekken, waardoor ziektes die niet dodelijk maar wel wijdverspreid zijn en een grote impact hebben op de gezondheidszorg vaak onder de radar blijven’, zegt sociaal wetenschapper Marie Meudec van het ITG. ‘Door ook dergelijke ‘stille’ uitbraken te bestuderen, krijgen onderzoekers een beter inzicht in de sociale, economische en structurele factoren die de overdracht en verspreiding van epidemische ziekten beïnvloeden. Het helpt hen ook om methoden en modellen te ontwikkelen en te evalueren voor vroegtijdige detectie van deze factoren en om strategieën te bestuderen om uitbraken te stoppen en te voorkomen.’

Eerder werd al vastgesteld dat de dreiging van uitbraken toeneemt door factoren als klimaatverandering, verstedelijking en aantasting van het milieu, maar ook dat dit vooral het geval is in omgevingen of groepen waar de toegang tot gezondheidszorg beperkt is. Door deze onderliggende problemen bloot te leggen die vaak de oorzaak zijn van grote acute uitbraken, en door breder na te denken over de precieze oorzaken van uitbraken, kunnen onderzoekers helpen sterkere en eerlijkere gezondheidssystemen op te bouwen die niet alleen reageren op noodsituaties, maar ze in de toekomst ook helpen voorkomen.

In België willen de onderzoekers de schurftepidemie in kaart brengen, nagaan of er inderdaad een toename is van het aantal gevallen, onderzoeken waaraan de uitbraken te wijten zijn, begrijpen hoe patiënten en gezondheidswerkers ermee omgaan en nagaan welke maatregelen het Departement Zorg kan nemen om de epidemie in te dijken.

Ontzettend veel jeuk

Voordat we dieper ingaan op het onderzoek laten we internist-infectioloog Jelle Visser (ITG, UZA) aan het woord. Hij is gespecialiseerd in tropische geneeskunde en vindt het hoog tijd dat de vele misvattingen over schurft definitief worden ontkracht. ‘Als er één ziekte is die ik absoluut niet wil krijgen, dan is het schurft’, vertelt hij. ‘De meeste mensen denken dat het een ziekte is die misschien vervelend is, maar snel herkend en goed behandeld kan worden. Maar bijna iedereen die ooit schurft heeft gehad, denkt daar helemaal anders over.’

Volgens Visser is de ziekte om verschillende redenen verschrikkelijk. ‘Ze gaat gepaard met ontzettend veel jeuk, die vooral 's avonds en's nachts optreedt’, zegt hij. ‘Dit komt door de activiteiten van de schurftmijt (Sarcoptes scabiei) die de ziekte veroorzaakt.’ Het kleine beestje graaft tunnels in je opperhuid om daar te paren. Het mannetje sterft kort daarna, terwijl het vrouwtje elke dag twee tot drie eitjes legt gedurende vier tot zes weken, waaruit al na een paar dagen piepkleine larfjes kruipen, die zich in de oppervlakkige lagen van de huid ontwikkelen tot volwassen mijten. ‘De intense jeuk wordt veroorzaakt door een overgevoeligheidsreactie van het immuunsysteem op de mijt en zijn uitwerpselen’, zegt Visser. ‘De jeuk is vaak zo intens dat je niet kunt slapen en je je huid letterlijk kapot krabt op typische plekjes – zoals tussen je vingers, je handpalm, je pols en oksels, op de rekbare kant van je ellebogen, rond je tepels, navel, penis en scrotum, en op je enkel en wreef.’

Als je met die kapotte huid naar de dokter gaat, zijn de typische rode papels – een soort blaasjes – die de ziekte vergezellen en de smalle kronkelige roodbruine strepen die op mijtentunnels wijzen vaak niet meer herkenbaar en worden je symptomen door artsen vaak verward met andere jeukende huidaandoeningen zoals eczeem. Het gevolg is dat je niet van de beestjes afkomt en ook nog eens anderen besmet met wie je langdurig of herhaaldelijk in nauw huidcontact komt, of met wie je het bed of je kleding deelt. ‘Dat huidcontact hoeft helemaal geen seksueel contact te zijn’, legt Visser uit. ‘Samen een film kijken op de bank, je kind knuffelen, of leven op een plek waar veel mensen dicht op elkaar wonen – zoals grote gezinnen, verpleeghuizen, studentenkoten of opvangcentra – kan al genoeg zijn om de ziekte over te dragen. ‘De overdracht van de mijt vindt meestal plaats bij huidcontact dat ten minste tien tot vijftien minuten duurt’, vertelt Visser. ‘Handen schudden of korte knuffels vormen waarschijnlijk geen risico.’

Gigantische impact

Maar zelfs als de ziekte uiteindelijk wordt herkend – vaak door een huisarts of infectioloog die het typische symptomenpatroon herkent, of door een dermatoloog die een dermatoscoop gebruikt om huidlaesies nauwkeuriger te beoordelen – ben je er nog lang niet. De behandeling is namelijk ook geen kinderspel.

Er zijn verschillende crèmes die je twee keer moet aanbrengen met een tussenpoos van een week. Je smeert ze telkens over het hele lichaam en laat ze acht tot twaalf uur intrekken om alle mijten en larven te doden. Maar bij het aanbrengen ervan loopt het vaak al mis. ‘In een onlangs in Zwitserland uitgevoerd onderzoek, waarbij proefpersonen zich van top tot teen moesten insmeren met een crème waaraan de onderzoekers een fluorescerende stof hadden toegevoegd, bleek bij controle achteraf met een blacklight dat de crème lang niet overal was terechtgekomen en dus niet efficiënt kon werken’, vertelt Visser. ‘Bovendien stopt de jeuk pas drie tot vier weken na deze toch intensieve behandeling, waardoor het lange tijd onduidelijk blijft of ze überhaupt werkt.’

Er zijn ook pillen (ivermectine) verkrijgbaar om schurft te behandelen, wat een veel eenvoudigere optie is. Ze doden echter alleen de volwassen mijten, niet de larven, dus de kuur moet na zeven dagen herhaald worden om ook de in tussentijd uitgekomen larven te doden. Dit kon tot voor kort een probleem zijn voor patiënten die het niet breed hebben, want deze behandeling is relatief duur, maar ze wordt sinds juni van dit jaar terugbetaald door het RIZIV. Bovendien moet de behandeling – net als de crèmes – door iedereen met wie je nauw contact hebt op hetzelfde moment worden uitgevoerd om te voorkomen dat je elkaar blijft besmetten. Voor grote gezinnen betekent dit een flinke aanslag op het budget.

Bovendien moet je tijdens je behandeling ook geregeld je kleren, beddengoed en zacht speelgoed wassen op zestig graden, je tapijten stofzuigen en zaken die niet gewassen kunnen worden, zoals schoenen, dagenlang in een afgesloten plastic zak stoppen om alle mijten en larven voorgoed kwijt te raken.

Tot overmaat van ramp is er een enorm sociaal stigma rond de ziekte, omdat schurft volledig ten onrechte wordt geassocieerd met een gebrek aan persoonlijke hygiëne of een slechte sociaaleconomische situatie. ‘De psychosociale impact van dit alles wordt zwaar onderschat’, zegt Visser. ‘Patiënten zijn vaak lichamelijk en geestelijk uitgeput door stress, angst en slaaptekort. Bovendien schamen ze zich vaak zo hard voor hun aandoening dat sommigen het verborgen houden voor hun vrienden en familie. Zelfs als meerdere mensen in een familie eraan lijden, wordt er vaak niet over gepraat, waardoor de ziekte zich blijft verspreiden. Anderen verbreken alle lichamelijke contacten en gaan bijvoorbeeld niet meer sporten of uit met vrienden om anderen niet te besmetten. Velen raken hierdoor sociaal volledig geïsoleerd.’

Visser ziet in zijn praktijk vaak mensen die echt ten einde raad zijn en meteen in huilen uitbarsten als hij aangeeft dat ze wellicht wanhopig zijn omdat ze maar niet van de ziekte af komen. Het is vaak de eerste keer dat hun klachten serieus worden genomen. Hij vindt het dan ook onbegrijpelijk dat er zo weinig wordt geïnvesteerd in de bestrijding van schurft. ‘De aandoening staat sinds 2017 op de lijst van verwaarloosde tropische ziekten van de Wereldgezondheidsorganisatie, maar je kan wel stellen dat ze ook in België langdurig onder de radar bleef, hoewel er nu inspanningen worden geleverd, onder meer door het ITG, het Departement Zorg en Sciensano’, vertelt hij.

Voorlopige resultaten

Schurft of scabiës komt voornamelijk voor in tropische en arme gebieden in Afrika, Azië en de Stille Oceaan, maar duikt steeds vaker ook in Europa op. Om de omvang van de epidemie in België te achterhalen, werken de onderzoekers van het ORT nauw samen met Sciensano, het Departement Zorg en de regionale gezondheidsautoriteiten.

Het ORT voert nu onderzoek bij zorgpersoneel en patiënten in de eerstelijnszone in Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven en Hasselt door middel van enquêtes en interviews. Tot nu toe hebben clinici uit 55 postcoderegio’s deelgenomen. De onderzoekers peilden onder meer naar de plaatsen waar infecties het meest voorkomen, de complexe en vaak gemiste of uitgestelde diagnose, de vaak tegenstrijdige behandelingsrichtlijnen en de psychosociale last van de ziekte.

Het onderzoek loopt nog, maar uit de eerste gegevens uit onderzoek door Sciensano, het ITG en andere partners in 2023 blijkt dat het aantal gevallen van scabiës de afgelopen tien jaar inderdaad sterk is toegenomen. Er waren vijftien procent meer diagnoses in de eerstelijnsgezondheidszorg, zestien procent in de bedrijfsgezondheidszorg en 41 procent in asielzoekerscentra en consultaties voor mensen in kwetsbare huisvestingssituaties. Daarnaast steeg de verkoop van producten tegen schurft met vijftien procent. ‘Op basis van deze gegevens konden we bevestigen dat er een toename is van het aantal gevallen’, zegt epidemioloog Soledad Colombe van het ITG.

Toch blijft de ware omvang van het probleem onduidelijk omdat artsen tot nu toe alleen clusters van gevallen en geen individuele gevallen aan de gezondheidsautoriteiten hoefden te melden. ‘Een netwerk van huisartsenpeilpraktijken zal vanaf nu ook gevallen van scabiës melden aan Sciensano’, zegt Colombe. ‘We kunnen ze dan aanvullende vragen stellen over eerdere diagnoses of de duur van de symptomen.’

Opmerkelijk was dat maar liefst dertig procent van de patiënten aangaf een verkeerde diagnose te hebben gekregen, en dat de artsen in de meerderheid van deze gevallen dachten dat ze eczeem hadden. Bovendien ontdekten de onderzoekers dat het gemiddeld 22 dagen duurde voordat patiënten een juiste diagnose kregen, en dat die bij sommigen zelfs negentig dagen uitbleef. De patiënten raadpleegden hiervoor gemiddeld drie artsen, maar er waren er ook die er wel negen moesten raadplegen.

Patiënten kregen ook vaak tegenstrijdige richtlijnen over hoe ze hun behandeling moesten aanpakken, waardoor ze vaak uit frustratie online advies zochten of aanklopten bij kennissen die ervaring hadden met de ziekte. Als gevolg hiervan bleven de symptomen gemiddeld 68 dagen aanwezig, met uitschieters tot wel driehonderd dagen.

Risicogroepen

Het onderzoek laat ook duidelijk zien dat de meeste patiënten negentien tot 35 jaar oud zijn en in meer dan zestig procent van de gevallen witte mannen zijn. Veel van de patiënten die deelnamen aan het ORT-onderzoek hadden ook een universitair diploma. Dat dit de meeste mensen verbaast, bewijst dat velen een vertekend beeld hebben van de risicopersonen. Die vaak onbewuste vooringenomenheid is er soms ook bij artsen, wat ertoe bijdraagt dat de diagnose bij mensen die niet binnen de vooroordelen passen, wordt gemist of langer uitblijft.

‘Waarom juist jongeren het meest getroffen worden door schurft, kan te maken hebben met het feit dat ze meestal een groot sociaal netwerk hebben en dat ze vaak in studentenhuizen wonen waar ze meerdere kamers delen’, legt Meudec uit. ‘Er zijn ook groepen die meer moeite hebben om van de ziekte te genezen. We ontdekten dat het behandelen van kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen vaak een uitdaging is voor de ouders, vooral als ze niet goed overweg kunnen met hun voormalige partner en de behandeling daarom niet goed kunnen opvolgen.

De onderzoekers zijn van plan om hun enquêtes en interviews uit te breiden naar andere steden, naar landelijke gebieden en naar Brussel en Wallonië. ‘Het lijkt erop dat schurft vaker voorkomt in steden dan op het platteland, maar we moeten dit grondiger onderzoeken’, zegt Colombe.

Ze willen ook verder onderzoek voeren naar waarom het aantal patiënten stijgt, waarom het bij de behandeling zo vaak fout loopt en patiënten zo vaak terugvallen. ‘Artsen hebben het gevoel dat de crèmes die in de eerste fase van de behandeling worden voorgeschreven steeds minder werken’, zegt Colombe. ‘Het is erg moeilijk om te onderzoeken of dit betekent dat er resistentie tegen de medicijnen optreedt of dat het mislukken van de behandeling te wijten is aan het verkeerd aanbrengen van de crèmes of onvoldoende ontsmetting van de omgeving. Tot nu toe heeft geen enkele onderzoeksgroep dit wetenschappelijk kunnen bewijzen.’

‘We vermoeden dat de oorzaak van de epidemie multifactorieel is en dat onder andere de diagnose en behandeling van scabiës veel complexer is dan we tot nu toe aannamen’, besluit Meudec. ‘Uit het onderzoek bleek bijvoorbeeld dat patiënten vaak vragen hebben waar niemand een onderbouwd antwoord op kan geven, zoals hoe lang de mijten overleven in de stofzuigerzakken bijvoorbeeld en hoe vaak ze die moeten vervangen. We hopen dat we er met ons onderzoek voor kunnen zorgen dat schurft sneller gediagnosticeerd wordt en dat de nieuwe richtlijnen voor de behandeling van de ziekte beter uitgelegd, begrepen en toegepast worden. Alleen dan kunnen we de opmars van de ziekte een halt toeroepen.’